De k van Zeglis

Zeglis

Het Zeglis op Google Maps.

De ouderdom van Alkmaar zie je niet alleen aan de gebouwen of de smalle steegjes, je ziet het ook aan de namen die straten er dragen. Hoewel veel ervan wel doorzichtig zijn (“Oudegracht”, “Langestraat”, “Dijk”), zijn er ook genoeg die alleen met ’n boekje te verklaren zijn, en sommigen blijven zelfs dan onduidelijk. Zo’n straatnaamraadsel is het Zeglis, een straat net buiten de binnenstad, met nog wel wat oude geveltjes en aan het einde bedrijven die uitkijken op het kanaal.

Waternaam

Dat kanaal is de eerste stap op weg naar een etymologie van Zeglis. Zeglis is namelijk, dat weten we ook van oude kaarten, eigenlijk een waternaam. Het Zeglis was een riviertje dat het lage deel van Alkmaar met de Schermer verbond. Daarmee verbond dit Zeglis trouwens twee tegengestelde waternamen: Schermer betekent “helder water”, Alkmaar (< Alkmeer) betekent “troebel water”, “modderig water” – dat Zeglis moet naar het oosten toe wel steeds lichter zijn geworden. Het riviertje is nu onderdeel van het Noordhollandsch Kanaal.

Dat licht zou mogelijk het tweede lid van de waternaam (-lis) kunnen verklaren, maar eigenlijk weet niemand dat zeker. Het eerste lid, zeg-, is wel verklaard, met behulp van oude bronnen. Het water wordt namelijk 1264 Secleghe genoemd (…aquas que Secleghe vocantur…), en elders ook Zecke. Dat leert ons dat waar nu ’n g staat, eerst een k uitgesproken werd, en dat het eerste lid in verband te brengen is met Germaans *sîk, “waterloop”, dezelfde stam als die van het moderne woord “zeiken”.

De k van Zeglis

Zeiklage, Zeiklicht, Zeiklis – dat tweede lid blijft ’n raadsel, maar dat eerste klinkt nu ineens bekender dan oorstrelend is. Nu moeten we natuurlijk niet aan de vulgaire betekenis ervan blijven denken. Veel aardiger (voor taalkundigen dan) is de vaststelling dat de moderne -g- in Zeglis wel op een -k- moet teruggaan. Dat kan eigenlijk alleen als we veronderstellen dat tussen die -k- en de moderne -g- nog een overgangsklank heeft bestaan, en dat is zeer waarschijnlijk de harde g van het Engelse goal, ook bekend als de k van zakdoek.

Deze harde g (of zachte k), officieel de stemhebbende velaire plosief, zal ik hier voor het gemak als -G- weergeven. De ontwikkeling van het eerste lid van Zeglis ziet er dan zo uit:

zek – zeG – zeg

Die -k-, gespeld -c-, in Secleghe zal door invloed van de l wel stemhebbend zijn geworden, dus G (vergelijk zakdoek > zaGdoek). De volgende stap is interessant: de G is veranderd in die typisch Nederlandse g, een wrijfklank (een schraapklank, zeggen sommigen). Tegenwoordig klinken in Alkmaar alle g’s zo. Zou er vroeger vaker G geklonken hebben in Alkmaar, niet alleen in zaGdoek en in zeGlis, maar ook in andere woorden die nu een g hebben?

Taalhistorie op straat

In Alkmaar ligt, zo lijkt het, taalhistorie op straat. De ontwikkeling van de k van Zeglis, via G dus, zou wel eens een voorbeeld kunnen zijn van een veel grotere ontwikkeling: die van G tot g. Een ontwikkeling die in Alkmaar dan pas ná de dertiende eeuw moet hebben plaatsgevonden, mogelijk onder invloed van zuidelijker Nederlands. Als dat klopt, dan heeft de oude G (de plosief-g) het in deze regio een stuk langer uitgehouden dan vaak wordt gedacht. Het maak dat Zeglis alleen maar raadselachtiger eigenlijk.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.