Tag dialect

1
Een verscholen verscheidenheid
2
Grenzen aan Nedersaksisch
3
Oosterend Present op sien Tessels
4
Tekstschrijver: commerciële teksten in dialect?
5
Tessels aan Den Hoorn
6
Over streektaalgrenzen heen
7
’n Uitstapje naar ’t Harlingers
8
Het Tessels van Keyser – en Karsten
9
Plat-Amsterdams in de ring van de geschiedenis
10
Ontronding om de Berenkuil

Een verscholen verscheidenheid

In mijn dagelijks leven zou ik tekstschrijver moeten zijn, wat ook maar een mal woord is en ook een mal beroep, want het komt er op neer dat ik een groot deel van de dag op Twitter zit in plaats van hard te werken. Daar, op Twitter dus, las ik van de week dat een Belg, Kris Kuppens, in De Morgen schreef dat ‘ie naar adem hapte nadat hij Antwerpse klanken hoorde op televisie. Dat schreef hij in een column voor die krant. Het was voor hem dus toch wel zó belangrijk, dat happen naar adem, dat hij er een column aan besteedde.

Verderlezen (in het Fries)…

Grenzen aan Nedersaksisch

NedersaksischVoor de dialectliefhebber is oktober al een prima maand, want dialect kwam twee keer vrij uitgebreid in het nieuws. Eerst ging het over verheugend nieuw onderzoek in Friesland, daar zal eindelijk scherper worden gekeken naar het Kollumers. Daartoe riep ik al eens op, in mijn publicatie over het Stadsfries van Harlingen, en anderen riepen er ook toe op, dat is niet voor niets geweest. Verder was er het vrolijke bericht dat de Nedersaksische dialecten meer erkenning krijgen.

Die twee berichten hebben nog wel iets met elkaar te maken. Behalve het Stadsfries van Kollum zal ook het dialect aan de Fries-Groningse grens verder worden onderzocht. Dat dialect wordt nu nog als een vorm van Gronings gezien en dat maakt het Nedersaksisch, maar de onderzoekers sluiten niet uit dat hun conclusies anders zullen luiden. Ook dit dialect zou wel eens een soort Stadsfries kunnen zijn. Dat maakt de triomf voor het Nedersaksisch in dit deel van Friesland wel wat ironisch. Verderlezen…

Oosterend Present op sien Tessels

Voor mijn zoektochten naar echt Tessels is Oosterend een belangrijk dorp. Als er één plek op het eiland is waar je nog levend Tessels kunt vinden, in zomer en winter, dan is het wel Oosterend. Oosterend is tegelijk het mooiste en het minst toeristische dorp op het eiland en dat moet zo ook maar blijven, want die zaken houden verband met elkaar. Oosterend is nog het meest zichzelf gebleven, een hechte gemeenschap is het. De dorpelingen spreken vaak Nederlands onderling, maar heel dikwijls ook nog Tessels. Dat alles werd de voorbije dagen gevierd tijdens Oosterend Present, het vijfjaarlijkse dorpsfeest.

Ook op de kunstwerken in het dorp was het Tessels vertegenwoordigd.

Echt op sien Tessels terug aan Oosterend

Ik was er ook bij, zij het maar één dag. Gisteren kwam ik er vroeg in de ochtend aan om mijn zegje te kunnen doen tijdens Echt op sien Tessels. Dat Echt op sien Tessels is een onregelmatig terugkerend evenement waarbij eilanders toneelstukjes, liederen of toespraken ten gehore kunnen brengen in hun dialect. Hoewel het toeval er zeker een rol in had, vond ik het toch meer dan alleen toevallig dat dit evenement nu al voor de derde keer in Oosterend plaats zou vinden. Verderlezen…

Tekstschrijver: commerciële teksten in dialect?

Wie dit blog met enige regelmaat bezoekt, of mij bijvoorbeeld op Twitter volgt, kan er moeilijk omheen kijken: ik houd mij bezig met het Tessels. Ik doe onderzoek naar het dialect, ik geef lezingen over dit dialect en ik treed op met verhaaltjes in het dialect. Het Tessels staat bij mij volop in de belangstelling en gelukkig niet alleen bij mij, dus ik kan rekenen op enthousiast publiek bij m’n Tesselse Taalpraatjes en bij wat ik nog meer met het Tessels doe. Maar kan ik er ook echt m’n werk van maken?

Tekstschrijver Tessels

Van lezingen en praatjes alleen kan ik niet leven, maar gelukkig bedruip ik mij als commercieel tekstschrijver. Dat doe ik bijna altijd in het Nederlands, soms in het Duits, vrijwel nooit in het Engels. En Tessels? Nou, heel soms gebeurt het me echt, dan word ik benaderd voor een tekstje in het Tessels. Sporadisch maar. Toch is het leuk om te doen en ik zou graag meer opdrachtgevers overtuigen om vooral voor teksten in het dialect te kiezen. Verderlezen…

Tessels aan Den Hoorn

Vrijdag 9 februari vertelde ik op Texel over mijn onderzoek naar het eilander dialect, het Tessels, tijdens een door het Texelfonds georganiseerde avond waarbij ook anderen vertelden over hun werkzaamheden met betrekking tot het eiland. Dat deden we gewoon in het Nederlands, maar soms schemerde er toch wat Tessels op de achtergrond. In mijn eigen spreektijd probeerde ik kort en bondig duidelijk te maken wat ik nou eigenlijk doe, met dat “onderzoek naar het Tessels”, want wat onderzoek ik nou helemaal? Hier op mijn blog een uitgeschreven versie van mijn verhaal.

Onderzoek en interpretatie

Er is naar het Tessels al best veel onderzoek gedaan. Zo zijn er drie woordenboeken, één uit de jaren 50 door S. Keyser en twee moderne door Gelein Jansen. In die woordenboeken zijn behalve eilander woorden ook talloze eilander zegswijzen, gedichtjes en grapjes opgetekend, zodat ze een prachtige dwarsdoorsnede van het Tessels geven.

Behalve woordenboeken zijn er ook verschillende veldonderzoeken, uitgevoerd door bekende taalkundigen als Heeroma en Jo Daan. Net als de meeste andere Nederlandse en Vlaamse dialecten is het Tessels door de jaren heen systematisch beschreven door medewerkers van het legendarische Meertens Instituut. Aan stof geen gebrek, dus. En dan zijn er ook nog verhalen in het Tessels, brieven in het Tessels, veldnamen in dialect, familienamen – allemaal is het onderzocht.

Wat zou ik daar nou aan toevoegen? Eigenlijk niets. Ik stel geen nieuw onderzoek in. Wat ik doe is al die beschikbare gegevens bij elkaar brengen en interpreteren. Ik schrijf een Tesselse grammatica en ik schrijf over de historische ontwikkeling van de eilandtaal, ik leg verbanden met andere dialecten en met het verleden, om zo een compleet portret van het Tessels te kunnen schilderen. Hoe dat portret eruitziet zal ik concreet proberen te maken tijdens een wandeling door Den Hoorn, het mooie dorp waar het Texelfonds de avond organiseerde. Verderlezen…

Over streektaalgrenzen heen

Als bierliefhebber bezoek ik regelmatig bierfestivals, als thuisdialectoloog voortaan ook taalconferenties. Gisteren was ik in Amsterdam voor een streektaalconferentie – dat is een soort festival met in plaats van bier lezingen, en in plaats van bierliefhebbers taalkundigen om mee te praten. Voor mij toch wel gefundenes Fressen, zoiets. Ik heb er ′n welbestede dag gehad.

De titel van de conferentie luidde: De wondere wereld van streektaalgrenzen en over de grenzen tussen dialecten, en over de grenzen tussen taal en dialect, gingen de lezingen, die werden afgesloten met een debat.

streektaalconferentieZoeken naar streektaalgrenzen

Het ochtendprogramma was gevuld met lezingen over dialectverschijnselen en hun verspreiding, met daarbij de vraag of die verschijnselen harde streektaalgrenzen konden opleveren. De actualiteit van het Catalaanse referendum gaf die vraag nog wat welkome urgentie. Kun je op basis van wat taalverschijnselen werkelijk grenzen trekken? Ja, je kunt kaarten tekenen, met isoglossen, met kruisverbanden, Wilbert Heeringa van de Fryske Akademy liet er prachtige zien. Maar zijn dat nu echt de taalgrenzen zoals we die voelen?

In de lezing van Jos Swanenberg werd ′n mooi praktijkvoorbeeld gegeven uit Noord-Brabant. De dialectkaart van die provincie, getekend door de grootmeester Weijnen, bestaat uit een wirwar van dialectgrenzen. De meeste van die dialectgebieden delen tenminste de kenmerken van het Brabants (even los van wat die zijn), maar er zijn twee uitzonderingen. In Willemstad en omgeving worden dialecten gesproken die eerder Hollands dan Brabants zijn, en in Budel wordt, als we naar de kenmerken kijken (bv. toononderscheid, ich voor „ik”) een Limburgs dialect gesproken. Toch ervaren de heemkundigen uit Budel hun dialect nog als Brabants en ook de provincie noemt álle dialecten in haar verzorgingsgebied Brabants. Is de dialectgrens dan louter een politieke? Verderlezen…

’n Uitstapje naar ’t Harlingers

Met enige regelmaat schrijf ik hier over dialect. Meestal over het Tessels, want daarnaar doe ik onderzoek. Deze maand permitteerde ik ’n uitstapje naar de mooiste stad van Friesland: ik schreef over het Harlingers. Het dialect van de stad van mijn opa, híj was ’n ouwe seun, zoals dat daar heet: ’n geboren Harlinger. Hoewel ik het dialect nooit van ‘m leerde, was dit uitstapje er toch ook in zijn nagedachtenis (want hij kon het wel spreken).

Wat ik in mijn onderzoekje wilde laten zien is dat het Harlingers niet zomaar Stadsfries is. Het is geen Leeuwarders-aan-Zee, nee, het is een Waddentaal. Het is Tesselser dan de rest. Of Vlielandser, Midslandser, Amelandser – kies maar. Bildtser ook. Misschien ook wel, maar dat zullen ze in Harlingen minder graag horen, ’n tikje Frieser. Waar het me om gaat: de ie.

Van ij en stem

Verderlezen…

Het Tessels van Keyser – en Karsten

De Heilige Schrift voor ieder die zich met ’t Tessels bezighoudt is natuurlijk het woordenboek van S. Keyser, uit 1951. Destijds de eerste echte studie naar de eilander taal, met woorden en uitdrukkingen en ook teksten in het Tessels. Er zijn maar weinig exemplaren van, er ééntje kopen maakt je in de regel honderden euro’s lichter, als je niet al door ’n overijverige eilander overboden wordt.

  • Tessels dialect

Gisteren vond ik ’t online voor vijf tientjes. “Als dat maar geen verfomfaaid exemplaar is,” dacht ik nog, toen ik ’t zonder veel aarzelen bestelde. Vandaag werd ’t bezorgd en nee: het is in uitstekende staat. Maar het is meer dan dat! Op de eerste pagina staat de naam van de vorige eigenaar, G. Karsten. Hij was de eerste die ooit een wetenschappelijke studie naar het West-Fries verrichtte. Dat geeft aan deze aankoop extra glans.

Plat-Amsterdams in de ring van de geschiedenis

Gisteren trof ik in de kringloopwinkel een boekje over het Amsterdams. Erg goed zag dat boekje er niet meer uit, de vorige eigenaar moet er weinig van gehouden hebben, maar ík was er blij mee. Het valt namelijk nog niet mee om bruikbare bronnen voor het Amsterdamse dialect te vinden, maar dit boekje, uit de reeks Taal in Stad en Land, geeft een goed overzicht en het vat ook bondig samen wat die bronnen zoal over het Amsterdams te melden hebben.

dscn1161Vanmiddag sloeg ik Het Parool open en daar was het toeval dan: een artikel over het zieltogende plat-Amsterdams. Zo had mijn vondst van gisteren nog nieuwswaarde ook. Ik kon er wel over gaan bloggen, vond ik. En zo geschiedde.

Oud Amsterdams en het Tessels

Mijn bijzondere interesse voor het dialect van onze hoofdstad komt voort uit mijn nog grotere interesse voor het Tessels, de taal van mijn familie, waar ik momenteel onderzoek na doe (zie Academia voor ’n voorpublicatie). Van het Tessels weten we dat het door het vroegere Amsterdams moet zijn beïnvloed. De eilanders hadden vroeger ook intensief contact met Amsterdam. Een goed beeld van het 17e eeuwse Amsterdams zou me dan ook helpen bij mijn Tesselse studie. Verderlezen…

Ontronding om de Berenkuil

duinenEr is veel moois in Alkmaar, maar er is nog meer moois om Alkmaar heen. Op zonnige dagen als deze lonken de duinen en de zee en omdat het duingebied zo uitgestrekt is, kun je er heerlijk lang wandelen zonder al te veel beschaving tegen te komen. Maar hoe je ook wandelt, uiteindelijk komt altijd wel De Berenkuil in zicht. De Berenkuil is een horecagelegenheid. Je kunt er een witbiertje drinken, of een kop thee, dat hangt van je smaak af en misschien ook wel van het weer. Als kind kende ik De Berenkuil al. De naam is in mijn hoofd direct aan lange wandelingen in het duingebied verbonden.

Ander moois om Alkmaar is de taal. De Noord-Hollandse dialecten hebben mijn grote belangstelling. Wie dit blog ’n beetje volgt weet dat ik onderzoek doe naar het Tessels, het dialect van mijn familie. Ook als ik niet op Texel ben kan ik iets van die taal terughoren in de dialecten van de streek rond Alkmaar. West-Fries, Volendams, Egmonds: allemaal hebben ze het nodige met het Tessels gemeen, het ene dialect meer dan het andere, Wierings en Enkhuizens wel het meest.

Berenkuil etymologie

Oude plaats- en veldnamen zijn natuurlijk ook een mooie bron voor streektalige eigenaardigheden. Die Berenkuil, bijvoorbeeld, wat leert me die naam? Beren zullen er ook vroeger wel niet zijn geweest, daar in de duinen, dus die naam moet naar iets anders verwijzen. Mannetjeszwijnen? Dat kan, maar die etymologie spreekt me niet bijzonder aan. Er is niets anders over te vinden, in ieder geval niet online. Terwijl ik niet de enige ben die zich dit afvraagt, blogger Frans op de fiets schrijft er ook al over:

In de Berekuil eet ik een ijsje, inderdaad een uitspanning in een kuil in de duinen. De etymologie van dit soort toponiemen is toch een dissertatie waard! Als je goed oplet, zie je zoveel namen van bedrijventerreinen, pannekoekenhuizen, patatkramen, bejaardentehuizen en ga zo maar voort, die verwijzen naar historische aanduidingen. Ik durf te wedden dat de naam Berekuil ook al op de oudste topografische kaarten voorkomt.

Een dissertatie gaat misschien wat ver, maar in ieder geval ben ik gistermiddag, toevallig (zoals dat gaat), op een mogelijke etymologie gestuit. Die vond ik in een Egmonds woordenboek. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.