Meestnieuwnederlands (3)
Als ’t in de krant of in de kroeg over de toekomst van het Nederlands gaat, dan gaat het al snel over het Engels. “Joh, over 100 jaar praten we allemaal Engels,” hoor je dan zeggen. Hoe kan ’n kleine taal als het Nederlands zich immers staande houden in een wereld die alleen maar Engels spreekt?
Mijn eerste reactie op dat donkere toekomstbeeld is altijd de ontkenning: zo’n vaart zal het echt niet lopen. Het Nederlands is ook lang niet zo’n kleine taal, met zoveel sprekers in Nederland en Vlaanderen, en omdat die sprekers rijk en relatief invloedrijk zijn is het Nederlands ook geen onbelangrijke taal. Op internet is het Nederlands één van de meestgebruikte talen. Natuurlijk wordt er nog veel meer Engels gesproken, maar het Nederlands lijkt daar niet onder te zuchten.
En tja, dat Engels, is dat wel zo alomtegenwoordig? In het huidige Europa kom je met die taal eigenlijk alleen ver in de “Germaanse” landen. In Italië, Turkije of Polen kun je ’t wel vergeten, veel meer dan wat brak Toeristenengels komt er niet uit de gemiddelde passant. Zal dat veranderen? Misschien. Maar toch niet binnen 100 jaar, denk ik.
Zo ontken ik de verengelsing. Dat is niet helemaal eerlijk. Ik relativeer het Engels, terecht, en ik lok zo een discussie uit, prima. Maar ook ik kan niet ontkennen dat het Engels de voorbije 50 jaar in ieder geval in de Nederlandse samenleving veel belangrijker geworden is. Het gros van de Nederlanders, ook van mijn generatie, spreekt belabberd Engels, maar een groeiende groep is goed tot bijna perfect tweetalig. In de toekomst zal dat alleen maar toenemen. We worden een tweetalig volk. Of meertalig, want we zullen vast ook Chinees gaan spreken, zij het niet op het niveau waarop we Engels spreken.
Meertaligheid is een verrijking en zeker te verkiezen boven eentaligheid. Dat in de toekomst iedere Nederlander en iedere Vlaming zich in het Engels redden kan betekent dan ook niet dat zij het Nederlands zomaar zullen laten vallen. Zolang dat Nederlands in het dagelijks leven nog nuttig is, en dat zal het binnen het taalgebied wel blijven, zullen kinderen in die taal worden opgevoed. Dat geloof ik echt, daar hoef ik verder niks voor te ontkennen.
Wel is het zo dat tweetaligheid invloed heeft op het taalgebruik. Zelfs wie goed Engels spreekt zal soms een Nederlandse constructie gebruiken, meestal onbewust, en andersom gaat dat ook zo: Engelse constructies vinden makkelijk hun weg naar het Nederlands. In het Meestnieuwnederlands, de taal van de toekomst, zullen Engelse constructies dan ook veelvuldig opduiken. Ze zullen constructies die we nu gewoon vinden verdringen.
I go for it, zeggen de Engelsen. Ik ga ervoor, zegt de hippe 20e eeuwer. In het Meestnieuwnederlands kan dat zomaar eens ik ga voor ’t geworden zijn. Zo zullen meer constructies die nu vreemd zijn, taaleigen worden: ik was verteld Sjanghai is groter dan Peking. Of Beijing, stel je voor.
De vraag is natuurlijk hoever we hierin zullen gaan. Of eigenlijk: hoever wíllen we gaan? Goede kans dat in de toekomst Engelse constructies door scherpslijpers als fout worden gezien. Zo kunnen zij zich onderscheiden. Misschien kan mij was verteld het zo nog best ’n eeuw of wat overleven. Maar zou een andere scherpslijper niet zeggen: hé, je zegt groter dan, dat is haast hetzelfde als greater than, zou je niet groter als zeggen?
Als de verwarring compleet is, is de taalverandering onomkeerbaar.