Tag Duits

1
De dure ondergrondse van Duisburg
2
De kindertaal van Siem en Roel: op z’n Duits
3
Bier om mee te beginnen
4
Bier in Hannover
5
Hannover buiten het centrum
6
Hannover: geslaagde wederopbouw
7
De verengelsing van ’t bierdorp
8
Oude reizen: Europareis 2010
9
Kiezen voor Duits bier
10
Proeven van taal: de schijn van ’n zeugma

De dure ondergrondse van Duisburg

Duisburg heeft heel veel goede dingen waar ze ter plaatse toch onvoldoende blij mee lijken te zijn. De binnenstad zelf vind ik daar al een voorbeeld van. Een prima historisch ensemble van kerk en raadhuis, een goed park, een stadsmuur – en dan vind je er eigenlijk geen enkel terras, maar parkeerplaatsen daar waar een moderne centrumbebouwing welkom zou zijn. Duisburg heeft ook een luxe centrumring voor auto’s, maar tegelijk nog steeds doorgaande wegen die de voetgangerszone afsnijden.

Duisburg, met z’n stadsmuur en hoge Salvatorkerk, en het groene park aan het water.

Nog zoiets: de peperdure, luxerdesuxe bijna-metro waar eigenlijk veel te weinig treinen door rijden. Dat is de Stadtbahn van Duisburg. Eigenlijk een mooi ding, waar je toch echt veel meer zou kunnen maken.

Ruhrreis, Stadtbahnreis

Onze reis naar het Ruhrgebied was, dat had de lezer al vastgesteld na mijn uitweiding over het curieuze tramnet van Mülheim, óók een spoorreis. Ik interesseer me daar zelf al wel voor, maar mijn jongste zoon Roel is zelfs een toegewijd treintjesfan, met van die heerlijk verrassende kennis-ter-zake zoals juist vijfjarigen die kunnen hebben. Ook onze uitstap naar Duisburg was dus voor een deel een spooruitstap, met een speciale rol voor de lijn die Duisburg met Mülheim verbindt.

Duisburg is bijzonder omdat het al heel vroeg met de Stadtbahnaanleg begon, vóór Düsseldorf bijvoorbeeld. Toen Düsseldorf eindelijk aan z’n metro begon, vond de deelstaatregering het dan ook een goed idee om dat netwerk maar gelijk met het Duisburgse te verbinden. En ideeën uit Duisburg kwamen ook herkenbaar, zij het verbeterd, weer in Düsseldorf terecht. De ambitie om Duisburg ook nog met Essen te verbinden gaf Mülheim z’n tegenwoordige netwerk met diepe tunnels en (te) lange overstappen. En nee, niet alles kwam goed terecht. Maar het moge duidelijk zijn dat Duisburg om meerdere redenen een bezoek van spoorliefhebbers wel verdient.

Een oude, trouwe regiotram

Eerst maar het pionierswerk: de regionale tram die uiteindelijk Stadtbahn zou worden, Rheinbahn, Ruhrbahn, van alles tegelijk. Duisburg was al vroeg een stad met veel achterland. Een echte havenstad natuurlijk, met veel water dus, waar met enige moeite tramlijnen naar andere steden als Ruhrort, Dinslaken en ook Moers konden worden aangelegd.

Lekker Schumacher Alt drinken in Kaiserswerth, het is ook voor Duisburgers weggelegd.

Toen Duisburg na de oorlog autovriendelijk werd herbouwd, leek het de planners goed de tram onder de grond te stoppen. Dan rijdt ‘ie niet in de weg. Aan ervaren tunnelbouwers was in het Ruhrgebied, met al z’n mijnen, geen gebrek, en dus zag men een uitgestrekt netwerk van tunnels voor zich, over afstanden van een hele provincie zelfs, als je de Nederlandse verhoudingen voor ogen houdt.

Zo kreeg Duisburg z’n tunnel, en andere grootse infrastructuur, om onderdeel te worden van de Rhein-Ruhr-metro die uiteindelijk nooit is afgebouwd. Maar desondanks kom je dus ver, behalve dan in Moers, waarover zo meer.

Duisburgs gemankeerde centrumtunnel

De binnenstad van Duisburg is zo lekker simpel. Een oude kerk aan een haventje (waar ze dus te weinig mee doen voorlopig), een groot park, en een station. Tussen het station en de oude kerk, ten noorden van het park, loopt de winkelboulevard. Ónder die boulevard ligt de centrumtunnel, de basis van het Duisburgse net.

Die centrumtunnel is opvallend omdat ‘ie voor een deel uit twee lagen bestaat. Het is dus een gestapelde tunnel. In de onderste bouwlaag gaan de trams van en naar Ruhrort. In de bovenste rijden die van en naar Düsseldorf. Zo scheid je verkeersstromen, dus dat lijkt een slimme keuze.

De posters zijn wel schitterend!

Maar die trams rijden tegelijk óók van de winkelboulevard (halte König-Heinrich-Platz) naar het hoofdstation. Mensen die vanaf hier snel naar het station willen zouden eigenlijk beter geholpen zijn als ze op één perron alle trams die kant op zouden treffen. Maar doordat de stromen gescheiden zijn is dat nu niet zo. Je moet dus binnenin dat station van boven naar beneden en weer terug, om je eerste trein te vinden.

Hier zou ‘Richtungsbetrieb’ handiger zijn geweest. Dat is in Düsseldorf succesvol toegepast en trouwens ook in station Plärrer van de metro van Neurenberg. Met Richtungsbetrieb maak je ook overstappen aantrekkelijk, je steekt het perron over en door gaat de reis. Zeker in combinatie met hoge frequenties biedt dat de reiziger veel comfort.

Duisburg ondergronds: veel karakter, maar ook veel wachten

Die tunnel ombouwen naar ‘Richtungsbetrieb’, dat zal wel duur zijn. En deze Stadtbahn ís al zo duur. Er is heel veel geïnvesteerd in allerhande tunnels en trappen, terwijl de reiziger misschien meer geholpen was geweest met een tram over die verder autovrije boulevard. Daar stap je net even sneller in en uit.

Dit station oogt verder netjes.

Er is meer indrukwekkend getunnel. Vanaf het hoofdstation gaat er een aftakking naar Meiderich en verder, onder allerlei havens en een snelweg door. De tunnel is lang, aan haltes was kennelijk geen behoefte. Ik zou niet gauw een andere metrotunnel in de buurt kunnen bedenken waarin je zolang zonder stoppen door het donker raast. Het heeft de reistijd tussen Meiderich en Duisburg wel flink verkort, begreep ik.

Andere delen van het net zijn juist verdacht trammig, met behoorlijk scherpe bochten ook. Daarom rijden er extra smalle treintjes, ook door de tunnels. Enkele van die treintjes hebben nog een tijdje door Amsterdam gereden, toen men daar op de combino’s zat te wachten. In Amsterdam waren ze trams, zonder meer. Prima verder maar het laat wel zien dat de dure ambities van Duisburg in de praktijk een bescheiden resultaat hebben.

Dit vonden we toch een tikje onnavolgbaar.

De trams blijken wel vertragingsgevoelig. Zeker op momenten dat de frequentie tóch al niet heel hoog ligt leidt dat tot veel wachten. En dat is slechte reclame voor wat toch een heel behoorlijk OV-netwerk zou kunnen zijn.

De Stadtbahn van Duisburg in de toekomst

Lang was de overtuiging ook dat Duisburg zich verder maar bescheiden op moet stellen. Die Stadtbahn heeft ontzettend veel geld gekost en dus moet die gemeente, met iets meer dan 500.000 inwoners, verder maar dankbaar zijn en niet te veel meer willen.

Maar er ís wat te willen. De frequentie bijvoorbeeld, die zou echt wel hoger kunnen. Een eerdere verlaging ervan heeft de Stadtbahn heel wat reizigers gekost, las ik. Was er maar geld om dat weer goed te maken! Ik wens ze zelfs méér geld toe dan dat. Want het huidige net, dat komt dus niet meer in Homberg en Moers, het komt ook niet in Rheinhausen. Er worden zo heel wat reizigers uitgesloten.

Piekmomenten zijn er zeker. Deze mensen wilden naar een volksfeest in Ruhrort, begreep ik.

Duisburg is een levendige universiteitsstad met een leuke studentenwijk, ten oosten van de binnenstad. De trams rijden hier alleen in de noordelijke delen, bij de universiteit zelf komen ze niet. Ook daar zou uitbreiding van het netwerk dus wenselijk zijn.

Het goede nieuws: deze uitbreidingen staan inmiddels ook weer op de agenda. Dat is vast nog niet genoeg, maar het kan een eerste aanzet zijn tot het verder uitwerken van dat dure geschenk uit de vorige eeuw. Daar zou Duisburg ook bovengronds zeker van kunnen profiteren.

De kindertaal van Siem en Roel: op z’n Duits

Nederlands is de moedertaal van Roel en Siem. Dat daar ook wat Tessels bij zou komen, dat was wel te verwachten – en dat is ook goed, natuurlijk. Een ‘skéép’ op de ‘diek’, dat weten ze wel, zeker. Maar door wat toevalligheden heeft die ándere taal die je op Texel zo veel hoort, het Duits, ook nog een plekje in beider hoofden weten te bemachtigen.

Het heeft wel alles met Texel te maken gehad dat dit zo heeft kunnen lopen. Op Texel verblijven we met het gezin namelijk in het buitengebied, ver van het grootsteedse Den Burg vandaan. We hechten aan de karakteristieke huisjes van Waddenpark Avanti, net ‘achter diek’, in polder ’t Noorden. Inderdaad, de plek waar ooit de Taalpraatjes plaatsvonden.

Op Avanti is eigenlijk alles, ook tv, maar een kabelaansluiting is er niet. Daarom is er satelliet. Iets wat ik me van vroeger bij oma thuis ook herinner, trouwens. ‘Stòtteliet’. Als boos weer de ontvangst hinderde, dan zei ze: ‘de teevee is diês’, zoals ook het weer diezig wezen kon (nevelig, mistig). Charmes die ook bij het televisiekijken op Avanti horen. Maar opvallender: deze satelliet ontvangt heel veel Duitse zenders.

Avond op Avanti

Als het weer op Texel even niet mee zit en de televisie desondanks niet ‘diês’ is, kijken we daarom naar Duitse tv. Het KinderKanaal heet er KiKa, voor Nederlanders misschien een tikje verwarrend maar toch duidelijk zat, en het zendt de hele dag best aardige kinderprogramma’s uit. ’s Avonds, om tien voor zeven, komt het bekende Sandmännchen met zijn liedje, dat de kinderen zand in de ogen strooit: Klaas Vaak.

Prachtig vinden de kinderen dat allemaal en vooral dat Zandmannetje is een traditie geworden. Thuis in Alkmaar hebben we niet eens een televisietoestel, maar wel internet natuurlijk. Die tien minuutjes Duitse kindertelevisie voor het slapengaan zijn er in gebleven. En hoe weinig dat ook is, tien minuutjes per dag, het heeft een prachtige basis gelegd.

Dat merkten we deze jaarwisseling nog maar eens, toen we in Eupen waren. Een Belgisch stadje, maar echt Duitstalig. Siem las er met plezier de bordjes langs de straten en de pleinen voor. En Roel aarzelde niet om Duits terug te praten bij de bakker om de hoek. Mooi.

Eupen

Zeker Roel kan ook indrukwekkend precies zijn in het Duits. Hij wees in de winkel op een geurige Hervekaas: “Das ist mein Lieblingskäse”. Toen zijn moeder die anekdote later vertelde maar per ongelijk ‘meine’ zei, verbeterde hij dat. Het woordgeslacht zit er toch goed in. Zoals hij ook feilloos allerlei toch best buitenissige Duitse meervouden weet. Van ‘Buch’ naar ‘Bücher’ is toch niet niks, maar in zijn jonge hoofdje is het een vanzelfsprekendheid.

Siem is een snelle vertaler, merken we op. In een gesprek met ons laat hij daarom niet veel Duits horen, hij zet alles meteen naar het Nederlands om. Zou hij minder Duits spreken dan Roel, vroegen we ons af. Maar nee: tegen Duitstaligen, in Eupen dus, spraken ze allebéi Duits.

Het is een bijzonder talent van kinderen om talen haast vanzelf op te pikken, gewoon, door ze te horen. Elke dag een beetje Duits doet nog geen wonderen, ze zijn geen volleerde moedertaalsprekers, dat niet – maar ze voelen zich in ieder geval thuis in het Duits. En dat is toch maar handig, al was het maar omdat Duitsland het favoriete vakantieland van hun vader is.

Bier om mee te beginnen

Het leven van Roel begon met een biertje. Zelf dronk hij daar niet van, uiteraard niet, maar om zijn geboorte te vieren is er een bier gebrouwen dat ik, zijn vader, me zeker laat smaken. Roel is de broer van Siem en Siem is mijn eerste zoon, over wie ik hier al eerder schreef. Ook Siems komst werd met een geboortebier opgeluisterd. In beide gevallen werd dit bier gebrouwen door Brouwerij Zeglis uit Alkmaar, in een kleine oplage uiteraard – de installatie voor testrecepten bewijst zo zijn nut.

geboortebierSiem werd geboren op 31 mei 2017. Zijn bier: een milkstout, licht van alcohol, pikzwart van kleur. In de smaak chocolade, de geur van tropisch hardhout, de tinteling van verse koffie. Het was een bier dat ik zeker lekker vond, maar vooral op de voorkeuren van Siems moeder ontworpen was. Die houdt echt veel van milkstout. We hebben het laatste flesje samen opgedronken toen Siem een half jaar oud was. Daarna is dit bier nooit meer opnieuw gebrouwen.

Vaders favoriet

Voor het tweede geboortebier heeft de brouwer van Zeglis zich niet door de smaak van Roels moeder, maar door die van Roels vader laten leiden. Wie dit blog ’n beetje volgt kent mijn voorkeuren wel: ik houd van licht, doordrinkbaar bier met een wat grassige hoptoets. Een traditioneel Engels bitter of een Duits Keller – dat zijn mijn favoriete stijlen, en daar waar die stijlen overlappen, daar moet je mijn smaak zoeken. Die uitdaging was Zeglis duidelijk toevertrouwd. Roels bier is een Britse pale ale (dus: een blonde bovengister), die tegelijk herinnert aan aromatische Kellerbiere als Weiherer Zwickerla, een persoonlijke favoriet.
Brits zijn de ingrediënten: hop uit Kent, een echt Engels gist… Het mineraalrijke Alkmaarse water heeft ook wel iets Engels en pakt die ingrediënten dus goed op. Maar echt Nederlands is de basis: vloermout van eigen bodem. De broodachtige aroma’s van deze vloermout doen niet alleen aan Duitse bieren denken, maar ook aan Litouwse, een andere liefhebberij van mij, waar ik ook al dikwijls over geschreven heb.
Een naam heeft het bier eigenlijk niet, omdat dat niet hoeft. “Roels Geboortebier” is mooi genoeg. Maar als knipoog naar de huidige politieke consternatie, zou ik “Roel Britannia” nog wel aardig vinden. Maar dat is dan meer voor de markt. Nu dient dit bier enkel als verfrissing voor onszelf en onze kraamvisite. Wat zou ’t op de markt komen? Verderlezen…

Bier in Hannover

bier-hannoverToen we, nu alweer ruim anderhalve week geleden, na een treinreis van een ochtend aankwamen in Hannover, zochten we direct een plek om stevig te lunchen, en uiteraard wilden we bij die lunch Hannovers bier. Je bent in Duitsland of je bent het niet. Die combinatie vonden we bij brouwerij Ernst August, gevestigd in een bouwwerk dat voor een groot deel parkeergarage is maar toch aardig in het Hannoverse stadsbeeld is ingepast. Het bier dat we daar proefden beviel ons direct. Ik vond het zelfs zo bijzonder dat ik het enkele dagen later meetorste in de trein terug, om het voor te zetten aan de bierproefclub van Alkmaar.

Over Hannover plaatste ik op dit blog al twee fotoreeksen, één over Hannovers wederopbouw en één over Hannover buiten het centrum.

Die onderneming was natuurlijk niet zonder risico. Het is een harde wetmatigheid dat bier dat je op je vakantie heerlijk vindt, eenmaal thuisbezorgd toch niet veel bijzonders blijkt te zijn. Wijnliefhebbers schijnen dat ook zo te ervaren met de wijn van op vakantie. Gisteravond was de bierproefclub bijeen in het Biermuseum en waagde ik het. In literflessen kwam het bier op tafel. Het liep wonderwel goed af: het pils van Ernst August viel juist erg in de smaak en de proefnotities klopten goed met mijn eigen notities uit Hannover. Verderlezen…

Hannover buiten het centrum

Over de binnenstad van Hannover schreef ik al: dat vond ik een heel geslaagde wederopbouwstad. Toch zal niet iedereen de binnenstad even aantrekkelijk vinden als ik, het is toch maar modern immers, veel mensen omringen zich liever met historie. Dat ook de bevolking van Hannover dat doet blijkt wel uit de levendigheid van de wijken buiten het centrum, die niet zo verwoestend gebombardeerd werden en dus veel vooroorlogse charme bewaren.

1.

Vooroorlogs zijn Linden en de Nordstadt, terwijl het paleis dat toegang biedt tot de Herrenhäuser Gärten een recente reconstructie is van wat in de oorlog plat moest. De typering „vooroorlogs” is niet van toepassing op de Calenberger Neustadt, tenminste, niet op hoe die er nu uitziet. Deze wijk werd net als de eigenlijke binnenstad verwoest en vervolgens maar deels hersteld. De kerken staan er nu tussen portiekflatjes uit de jaren 50. Hier is de Hannoverse wederopbouw wat flauw, zo is dat veel gedaan: kerkjes terugbouwen tussen nietszeggende architectuur. Het positieve is dat hier wel binnenstedelijk gewoond kan worden.

2.

3.

Vanuit het centrum loop je de Nieuwstad zo in, ook omgekeerd zijn er weer doorkijkjes. Verderlezen…

Hannover: geslaagde wederopbouw

Graag bezoek ik Duitse steden. Graag ook bezoek ik steden van enige grootte, zodat ik me er amuseren kan. In de praktijk betekent dat dat ik vooral veel wederopbouwsteden bezoek, want in de oorlog zijn alle grote en middelgrote Duitse steden wel door bombardementen en beschietingen getroffen, met vele duizenden burgerdoden als direct gevolg. Het land lag in Trümmern en uit die scherven zijn nieuwe steden gebouwd. Niet alles is even mooi, maar mijn ervaring is dat er echt geslaagde wederopbouwsteden zijn. Een voorbeeld daarvan is Hannover.

1.

Voor wederopbouw interesseer ik me wel in het bijzonder. Misschien is dat ook wel zo gegroeid tijdens al die reizen door Duitsland. Nog waarschijnlijker is dat die interesse al vroeger is ontstaan. Ik groeide op in een klein dorp, de stad was voor mij Den Helder, net als Hannover een stad die zwaar getroffen werd in de oorlog. Ook andere kustplaatsjes, zoals Petten, zijn wederopbouwplaatsen. Verder leerde ik al vroeg de Wieringermeer kennen en in die polder, in ’45 nog door de bezetter onder water gezet, kom je veel typische wederopbouwarchitectuur tegen, die hier zo duidelijk in verband staat met de vooroorlogse IJsselmeerpolderarchitectuur. Eigenlijk overál in dit land van polders besef je dat ons landschap, onze dorpen, onze steden een keuze zijn, dat over hun uiterlijk is beslist, en dat er ook best andere keuzes hadden kunnen zijn gemaakt. Verderlezen…

De verengelsing van ’t bierdorp

bier Luxemburg

Nieuw bier in Lëtzebuerg. In het Engels.

Bierdorp Nederland is al haast ’n stad geworden, zoveel brouwerijen zijn er, zoveel biercafés. Bijzonder bier is bijna niet bijzonder meer, zo weinig moeite moet je doen om het te vinden. Zeker in de grote steden is het er nu overal. Het is wat dat betreft net als het Engels, dat is ook overal, en net als Engels is bier desondanks wel iets gebleven waar bepaalde mensen mee willen koketteren. Er lijkt zelfs een vermoed verband, want wat meer en meer op begint te vallen, is de verengelsing van het bierdorp.

De ontloken Nederlandse biercultuur

In de voorbije jaren heb ik er op dit blog graag een punt van gemaakt dat ook Nederland een biercultuur heeft. De buurlanden hebben zich altijd in grote belangstelling mogen verheugen, maar bierland Nederland werd onderschat, niet in de laatste plaats door de Nederlanders zelf. Die vonden Belgisch bier beter (en dat vinden de Belgen nog steeds). Een jaar of wat geleden greep ik ieder nieuw recept en elk nieuw festival nog aan om de Nederlandse biercultuur te zien ontluiken. Oude stijlen werd hier nieuw leven in geblazen en uit vreemde invloeden werden verse bieren geboren – van kuit tot grodziskie. De oriëntatie was breed, de resultaten echt Nederlands bier. Wat een smaken, wat een eigenheid – en wat was het gezellig, wat waren we nog onaangedaan door commercie.

Meedoen met de wereld

Bij bierreizen door Europa begon me onderwijl op te vallen dat de oriëntatie, met het toenemend succes van bijzonder bier, weer versmalde. Verderlezen…

Oude reizen: Europareis 2010

Van oude reizen blijven alleen de herinneringen over – tegenwoordig gelukkig nog in de vorm van foto’s. Zo blijven de kleuren, de luchten, de doorkijkjes bewaard. In dit blog foto’s uit 2010, toen ik met Interrail Europa doorkruiste, van provinciestadje naar provinciestadje, van paleis naar kasteel, van kathedraal naar kloosterkerk, en uiteraard – ook toen al – van brouwerij naar brouwerij.

Deze Europareis ging vooral door één taalgebied, het Duitse, met een klein uitstapje door dat stuk van Zwitserland waar nog Reto-Romaans gesproken wordt. Reto-Romaans is een echte grenstaal: ze lijkt op Italiaans, maar heeft ’n flinke Germaanse inslag. In de trein hoorde ik jongeren deze taal spreken, ik vroeg ze ernaar. “Eigenlijk is Duits onze moedertaal,” bekenden ze, “maar in de trein van school naar huis spreken we Reto-Romaans, om het te oefenen. Want het is wel een schoolvak.” Zo bewaart Europa z’n diversiteit, als curiosum. Voor de toerist is dat mooi.

Toen was ik nog student. Mijn gezelschap was ook student, een schoolvriend. Beide spreken we Duits, dat kwam dus wel van pas. Het reisschema was dit: Verderlezen…

Kiezen voor Duits bier

Vandaag zijn er verkiezingen in Duitsland. Hoewel er geen grote verschuivingen worden verwacht, hebben die verkiezingen toch al iets opgeleverd, namelijk dat er op tv meer aandacht is voor de Duitse cultuur. Helaas blijven programmamakers daarbij wel wat in clichés hangen, maar dat is nu eenmaal hoe het gaat in Hilversum. Gelukkig zijn er blogs. Hier, op mijn bierblog, zou ik ’n lans willen breken voor Duits bier.

De Duitse biercultuur

duits-bierOm nog maar even met het cliché te beginnen: Duits bier, dat is pils, in literpullen of in halve liters, met braadworsten erbij, gedronken door lieden met snorretjes en gekke petjes. Dat is zo ongeveer wat de televisie ons voorzet als het over Duitsers en bier gaat. Grote hoeveelheden, vooral, alsof het daar alleen om kwantiteit gaat. Dat is niet zo. Duitsers hebben in de regel juist veel oog voor de kwaliteit van hun bier en ze weten ook dat er, zelfs als ze zich beperken tot ondergistend blond bier, meer te proeven is dan pils.

Die laatste zin gaat veel Nederlanders het al dan niet gekke petje te boven, blijkbaar, want men heeft het hier, in navolging van de Angelsaksen, in toenemende mate over “lager”, terwijl wat wij meestal pils noemen ook maar ’n schim van het origineel is. De Duitser heeft z’n Helles (’n licht, blond bier van ondergisting), maar ook z’n Kellerbier, technisch gezien datzelfde bier maar dan nog niet droog uitvergist, troebeler en gelaagder. Er is Märzen en Bock, wat voller en hoger in de alcohol. Je kunt in deze ondergisters meer mout proeven dan alleen pilsmout, er zijn vele verschillende hopsoorten, er zijn verschillen in de rijping – er is een hele wereld te proeven en dat allemaal binnen één stijl die hier zo plat als “lager” weg wordt gezet.

En dan is er nog bovengistend bier, meestal Weizenbier, in het westen vaak ook Alt (zeker niet alleen in Düsseldorf!). Keulen heeft z’n Kölsch, ’n blonde bovengister. Er is de Gose uit Leipzig en Goslar: friszuur bier met zout en koriander. Hoofdstad Berlijn heeft met de Belgische hoofdstad z’n zure stadsbier gemeen (maar ook de gulheid met zoetigheden om dat zure te bederven). Als we ’t over regionale variatie gaan hebben, kunnen we met ondergisters ook nog wel even doorgaan: de Schwarzbiere uit het oosten, de rookbieren uit Bamberg en omgeving, het exportbier uit Dortmund, de opvallend hoppige pilsbieren uit het noorden… Duitsland leent zich als geen ander land voor bierreizen en ik heb er dan ook verschillende ondernomen. Verderlezen…

Proeven van taal: de schijn van ’n zeugma

’n Tragisch berenbericht: in Osnabrück (of Osnabrugge, voor de romantici) is ’n beer ontsnapt en daarna werd ‘ie gedood. Dat zegt de kop van de Süddeutsche dan ook:

Bär in Osnabrücker Zoo ausgebrochen und erschossen

Letterlijk vertaald: Beer in Osnabrugger dierentuin uitgebroken en doodgeschoten.

Dat er- in “erschossen” daar geeft in al z’n beknoptheid de droefste informatie, zoals ver- dat bij ons kan doen in “verongelukt”. Maar mijn taalgedachten dwaalden elders. Ik vermoedde namelijk een zeugma, maar strikt genomen is er niks aan de hand. De beer is uitgebroken en de beer is doodgeschoten, beide woorden hebben betrekking op de beer en beide woorden hebben ook dezelfde functie. Het is geen verkeerde verbinding.

Maar toch. Die beer brak zélf uit, maar hij werd door een ander doodgeschoten. Dat wordt in de zin niet vermeld en dat hoeft ook helemaal niet bij een lijdende constructie, maar als lezer weet je dat natuurlijk wel, dat de beer in het eerste geval de handelende persoon was (de “agens”) en in het tweede geval niet. Daar wringt ’t voor mij toch lichtjes.

Zo is die kop haast een zeugma en daarom niet onopgemerkt gebleven. Maar de beer is dood.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.