Tag Duitsland

1
Bierrecensie: Weiherer Zwickerla hell
2
Pilsschaamte
3
Bier in Hannover
4
Hannover buiten het centrum
5
Hannover: geslaagde wederopbouw
6
Een Texelaar uit Buijsmonde
7
Oude reizen: Duitslandreis 2009
8
Oude reizen: Europareis 2010
9
Kiezen voor Duits bier
10
Bierrecensie: Warsteiner Braumeister

Bierrecensie: Weiherer Zwickerla hell

In mijn vorige blog over pilsschaamte had ik het er al over: dat Zwickerla van brouwerij Kundmüller uit Weiher, dat is heel best. Ik dronk ’t al even geleden voor ’t eerst bij café In de Wildeman in Amsterdam en daarna nog wel ’ns bij ’t Kelkje en steeds beviel ’t me geweldig. Maar hoe herbeleef ik die herinnering, als zulk bier tegelijk zo lastig te krijgen is? Nu, het geluk lachte me toe: toen ik vrijdag bij de Bierhut in Castricum binnenging stonden er precies twee flesjes van. Dat is toch dicht bij huis! Gelegenheid dus voor een nauwkeuriger bespreking.

Bier uit Weiher

Toen ik in februari dit jaar in de trein naar Wenen zat – niet mijn gewoonte, maar ik was op reis, met Boedapest als einddoel – raakte ik aan de praat met een vriendelijke Duitse heer die er in Regensburg uit moest. We hadden het over het landschap, over de kleur van Neurenberg, over de sneeuw en over de Brexit – maar uiteraard ging het ook over bier. De heer boog wat naar voren en gaf me z’n Geheimtipp: een echt goede, kleine Frankische brouwerij zou ik vinden in het dorpje Weiher.

„Dat dorp ken ik,” antwoordde ik naar waarheid, „ik ben daar geweest.” Weiher is een mooi dorpje in een mooier dal, niet ver van Bamberg vandaan, die mythische bierstad waar iedereen met ’n hart voor Duits bier heen wil (en wie er al geweest is, wil terug). In Bamberg ben ik al vaker geweest dan in Boedapest. De laatste keer gingen we op de terugweg langs Weiher en daar dronk ik toen al bier van die sympathieke brouwerij daar, brouwerij Kundmüller. Hun assortiment is plezierig gevarieerd: van IPA tot Schwarzbier, van rookbier tot pils. En ze brouwen daar dus Zwickerla. Verderlezen…

Pilsschaamte

Als het bij De Speld over bier gaat, dan kunnen ze daar op mij rekenen, want ik word er graag aan herinnerd dat ik m’n hobby vooral niet te serieus moet nemen. Dit weekend legden de satirici echter de vinger wel heel nadrukkelijk op de zere plek, ik werd er zowaar weer serieus van. Want je schamen voor je pilsje, dat is een gevoel dat ik wel herken. Laat ik ’t anders pilsschaamte dopen.

Pils bestellen

bier-hannoverAls bierliefhebber kom ik natuurlijk nogal eens in die speciaalbiercafés, waar ze me vele tientallen lekkere bovengistende bieren kunnen voorschotelen, als ik dat wil. Daar laat ik me ook geregeld toe verleiden, want ik wil zoiets best. Er is immers zoveel heerlijks te proeven. Van bijna branderige IPA’s tot koffiestouts waar je haast wakker van wordt, van friszuur tot donkerzoet, van delicaat tot buitenissig – jawel, ik mag het allemaal graag proberen. Maar ik wil ook wel eens een lekker pils bestellen en dan gaat het verkeerd.

Eerst mijn ideaalbeeld: een stevig glas, liefst met een oor; een groot glas, een halve liter natuurlijk; en daarin dan zo’n prachtig vol pils, waar je gebakken brood in proeft maar ook grassige hop, met van dat schuim waar je wel een hap van wilt nemen… En dan, na die eerste voorzichtige slok, een paar flinke teugen uit dat halveliterglas om er helemaal vól van te zijn. Mijn hemel, dat is genieten. Maar zo kan het eigenlijk bijna nooit.

Halveliterschaamte

Het begint al met dat glas. Een halve liter bestellen, dat hoort eigenlijk niet. In Nederland drinken we uit kleine glaasjes. Dat bier behalve lekker en delicaat ook wel degelijk dorstlessend is, dat verzwijgen we liever. Voor je het weet heet je „dorstig” en dat is toch een eufemisme voor een alcoholprobleem, nietwaar? Heel de wereld drinkt uit halve liters, maar hier hoort het niet. In België ook niet, trouwens, al begint het daar stilaan te veranderen, zeker in Brussel. Hier in Alkmaar heb ik al eens toegebeten gekregen „dat ik me niet zo uit moest sloven,” en daar stond m’n vaasje. Verderlezen…

Bier in Hannover

bier-hannoverToen we, nu alweer ruim anderhalve week geleden, na een treinreis van een ochtend aankwamen in Hannover, zochten we direct een plek om stevig te lunchen, en uiteraard wilden we bij die lunch Hannovers bier. Je bent in Duitsland of je bent het niet. Die combinatie vonden we bij brouwerij Ernst August, gevestigd in een bouwwerk dat voor een groot deel parkeergarage is maar toch aardig in het Hannoverse stadsbeeld is ingepast. Het bier dat we daar proefden beviel ons direct. Ik vond het zelfs zo bijzonder dat ik het enkele dagen later meetorste in de trein terug, om het voor te zetten aan de bierproefclub van Alkmaar.

Over Hannover plaatste ik op dit blog al twee fotoreeksen, één over Hannovers wederopbouw en één over Hannover buiten het centrum.

Die onderneming was natuurlijk niet zonder risico. Het is een harde wetmatigheid dat bier dat je op je vakantie heerlijk vindt, eenmaal thuisbezorgd toch niet veel bijzonders blijkt te zijn. Wijnliefhebbers schijnen dat ook zo te ervaren met de wijn van op vakantie. Gisteravond was de bierproefclub bijeen in het Biermuseum en waagde ik het. In literflessen kwam het bier op tafel. Het liep wonderwel goed af: het pils van Ernst August viel juist erg in de smaak en de proefnotities klopten goed met mijn eigen notities uit Hannover. Verderlezen…

Hannover buiten het centrum

Over de binnenstad van Hannover schreef ik al: dat vond ik een heel geslaagde wederopbouwstad. Toch zal niet iedereen de binnenstad even aantrekkelijk vinden als ik, het is toch maar modern immers, veel mensen omringen zich liever met historie. Dat ook de bevolking van Hannover dat doet blijkt wel uit de levendigheid van de wijken buiten het centrum, die niet zo verwoestend gebombardeerd werden en dus veel vooroorlogse charme bewaren.

1.

Vooroorlogs zijn Linden en de Nordstadt, terwijl het paleis dat toegang biedt tot de Herrenhäuser Gärten een recente reconstructie is van wat in de oorlog plat moest. De typering „vooroorlogs” is niet van toepassing op de Calenberger Neustadt, tenminste, niet op hoe die er nu uitziet. Deze wijk werd net als de eigenlijke binnenstad verwoest en vervolgens maar deels hersteld. De kerken staan er nu tussen portiekflatjes uit de jaren 50. Hier is de Hannoverse wederopbouw wat flauw, zo is dat veel gedaan: kerkjes terugbouwen tussen nietszeggende architectuur. Het positieve is dat hier wel binnenstedelijk gewoond kan worden.

2.

3.

Vanuit het centrum loop je de Nieuwstad zo in, ook omgekeerd zijn er weer doorkijkjes. Verderlezen…

Hannover: geslaagde wederopbouw

Graag bezoek ik Duitse steden. Graag ook bezoek ik steden van enige grootte, zodat ik me er amuseren kan. In de praktijk betekent dat dat ik vooral veel wederopbouwsteden bezoek, want in de oorlog zijn alle grote en middelgrote Duitse steden wel door bombardementen en beschietingen getroffen, met vele duizenden burgerdoden als direct gevolg. Het land lag in Trümmern en uit die scherven zijn nieuwe steden gebouwd. Niet alles is even mooi, maar mijn ervaring is dat er echt geslaagde wederopbouwsteden zijn. Een voorbeeld daarvan is Hannover.

1.

Voor wederopbouw interesseer ik me wel in het bijzonder. Misschien is dat ook wel zo gegroeid tijdens al die reizen door Duitsland. Nog waarschijnlijker is dat die interesse al vroeger is ontstaan. Ik groeide op in een klein dorp, de stad was voor mij Den Helder, net als Hannover een stad die zwaar getroffen werd in de oorlog. Ook andere kustplaatsjes, zoals Petten, zijn wederopbouwplaatsen. Verder leerde ik al vroeg de Wieringermeer kennen en in die polder, in ’45 nog door de bezetter onder water gezet, kom je veel typische wederopbouwarchitectuur tegen, die hier zo duidelijk in verband staat met de vooroorlogse IJsselmeerpolderarchitectuur. Eigenlijk overál in dit land van polders besef je dat ons landschap, onze dorpen, onze steden een keuze zijn, dat over hun uiterlijk is beslist, en dat er ook best andere keuzes hadden kunnen zijn gemaakt. Verderlezen…

Een Texelaar uit Buijsmonde

Mijn dialectonderzoek naar het Tessels is in de loop van dat onderzoek alleen maar breder geworden. Dat is het lot van zulk onderzoek, het dijt uit, er worden steeds andere lijntjes uitgezet en uiteindelijk gaat de uitdaging zitten in het behouden van het overzicht over zoveel gegevens. Ik heb dat overzicht gelukkig nog, de taal verbindt. Maar mijn onderzoekje naar de herkomst van de Texelse familienamen heeft het wel even moeilijker gemaakt.

Waar lag Buijsmonde?

In het Regionaal Archief te Alkmaar kennen ze mijn gezicht onderhand wel, want ik zit daar geregeld. Ik struin door oude geurende papieren, op zoek naar sporen van lokaal taalgebruik, en ik houd er dus mijn lijsten van familienamen bij. Daarvoor kan ik gelukkig van een overzichtelijke bron gebruikmaken: het boek Texelse geslachten van de gebroeders Dijt. Van alle familienamen uit de archieven hebben zij in hun boek de geschiedenis kort samengevat. Zo staat er te lezen dat de eerste Plaatsmannen aan Den Hoorn woonden, maar dat er ook verwanten aan De Waal woonachtig waren, en dat “we” uiteindelijk via Haene Trien, ’n Trijn die ’n meneer Haan huwde, naar Oosterend uitwijken, waar de naam via moeder Trijn werd voortgezet. Mooi.

De Plaatsmannen zullen wel geen immigranten zijn geweest, de familie gaat in elk geval terug tot de 16e eeuw en allemaal zijn het Texelaars. Dat geldt ook voor de familie Dijt, vast tot tevredenheid van de gebroeders. Andere Texelse families komen oorspronkelijk wél van de Overkant. Bij de familie Vlaming verraadt hun naam dat, maar tegelijk wonen die al minstens zo lang op Texel als de families Plaatsman en Boon, de precieze Vlaamse herkomst blijft duister, in elk geval in het boek. Ik heb wel eens horen zeggen dat het spoor naar Duinkerken leidt.

Nog vager zijn de sporen van een 18e eeuwse immigrant, Aris Hendriksz Heijdenrijk. Die trouwde in 1777 met ’n Texelse en uit dat huwelijk kwamen kinderen voort, maar de geboorteplaats van vader is niet duidelijk in de boeken gezet. Buijsmonde, lezen we. De gebroeders Dijt noemen deze plaatsnaam en weten niet waar ze die moeten zoeken. Ook in de uitgebreide stamboom van Gomes blijft die vraag staan: Waar lag Buijsmonde? Uiteraard begon die vraag mij toen ook te achtervolgen. Verderlezen…

Oude reizen: Duitslandreis 2009

Onlangs schreef ik hier over mijn lange reis door het Duitse taalgebied, door de Alpenlanden heen en langs de Oostzeekust. Die reis was in 2010. Een jaar eerder, in de zomer van 2009, was ik ook al naar Duitsland geweest, met hetzelfde gezelschap. Die reis was minder ambitieus, er was ook minder tijd voor. Toch is ze aardig om hier te delen, zeker ook omdat dit een bierreis was.

Goed, als ik reis, dan drink ik altijd wel bier, dat ben ik als bierblogger aan mijn stand verplicht. Ik heb ook regelmatig over de bierculturen in buitenlanden geschreven. De route van deze reis was echter zó bedacht, dat drie belangrijke Duitse biersteden zouden worden aangedaan: Bamberg, Leipzig en Goslar. Bamberg voor het rookbier, natuurlijk, Leipzig en Goslar voor de gose.

’t Is lekker pedant om te zeggen dat ik al gose dronk voor het hip was, maar het is ook wel waar. In 2009 was de belangstelling voor dit friszure bier met koriander en zout minimaal. De twee oorsprongssteden (eerst Goslar, dan Leipzig) waren de enige steden waar je, met enige moeite, aan dit bier kon komen. Dat ik er zelf van wist was helemaal te danken aan Ronald Pattinson, die er in z’n European Beer Guide aandacht aan besteedde. Dat was in die tijden sowieso één van de weinige informatieve sites die ik over traditioneel Duits bier kon vinden. In voorbereiding op de reis voegde ik zelf op Wikipedia artikelen over rookbier en gose toe.

Lang geleden lijkt ’t zo, de vooravond van de inmiddels alweer uitgeraasde bierrevolutie, maar de herinneringen zijn gelukkig vers. De foto’s zijn van de volgende steden: Verderlezen…

Oude reizen: Europareis 2010

Van oude reizen blijven alleen de herinneringen over – tegenwoordig gelukkig nog in de vorm van foto’s. Zo blijven de kleuren, de luchten, de doorkijkjes bewaard. In dit blog foto’s uit 2010, toen ik met Interrail Europa doorkruiste, van provinciestadje naar provinciestadje, van paleis naar kasteel, van kathedraal naar kloosterkerk, en uiteraard – ook toen al – van brouwerij naar brouwerij.

Deze Europareis ging vooral door één taalgebied, het Duitse, met een klein uitstapje door dat stuk van Zwitserland waar nog Reto-Romaans gesproken wordt. Reto-Romaans is een echte grenstaal: ze lijkt op Italiaans, maar heeft ’n flinke Germaanse inslag. In de trein hoorde ik jongeren deze taal spreken, ik vroeg ze ernaar. “Eigenlijk is Duits onze moedertaal,” bekenden ze, “maar in de trein van school naar huis spreken we Reto-Romaans, om het te oefenen. Want het is wel een schoolvak.” Zo bewaart Europa z’n diversiteit, als curiosum. Voor de toerist is dat mooi.

Toen was ik nog student. Mijn gezelschap was ook student, een schoolvriend. Beide spreken we Duits, dat kwam dus wel van pas. Het reisschema was dit: Verderlezen…

Kiezen voor Duits bier

Vandaag zijn er verkiezingen in Duitsland. Hoewel er geen grote verschuivingen worden verwacht, hebben die verkiezingen toch al iets opgeleverd, namelijk dat er op tv meer aandacht is voor de Duitse cultuur. Helaas blijven programmamakers daarbij wel wat in clichés hangen, maar dat is nu eenmaal hoe het gaat in Hilversum. Gelukkig zijn er blogs. Hier, op mijn bierblog, zou ik ’n lans willen breken voor Duits bier.

De Duitse biercultuur

duits-bierOm nog maar even met het cliché te beginnen: Duits bier, dat is pils, in literpullen of in halve liters, met braadworsten erbij, gedronken door lieden met snorretjes en gekke petjes. Dat is zo ongeveer wat de televisie ons voorzet als het over Duitsers en bier gaat. Grote hoeveelheden, vooral, alsof het daar alleen om kwantiteit gaat. Dat is niet zo. Duitsers hebben in de regel juist veel oog voor de kwaliteit van hun bier en ze weten ook dat er, zelfs als ze zich beperken tot ondergistend blond bier, meer te proeven is dan pils.

Die laatste zin gaat veel Nederlanders het al dan niet gekke petje te boven, blijkbaar, want men heeft het hier, in navolging van de Angelsaksen, in toenemende mate over “lager”, terwijl wat wij meestal pils noemen ook maar ’n schim van het origineel is. De Duitser heeft z’n Helles (’n licht, blond bier van ondergisting), maar ook z’n Kellerbier, technisch gezien datzelfde bier maar dan nog niet droog uitvergist, troebeler en gelaagder. Er is Märzen en Bock, wat voller en hoger in de alcohol. Je kunt in deze ondergisters meer mout proeven dan alleen pilsmout, er zijn vele verschillende hopsoorten, er zijn verschillen in de rijping – er is een hele wereld te proeven en dat allemaal binnen één stijl die hier zo plat als “lager” weg wordt gezet.

En dan is er nog bovengistend bier, meestal Weizenbier, in het westen vaak ook Alt (zeker niet alleen in Düsseldorf!). Keulen heeft z’n Kölsch, ’n blonde bovengister. Er is de Gose uit Leipzig en Goslar: friszuur bier met zout en koriander. Hoofdstad Berlijn heeft met de Belgische hoofdstad z’n zure stadsbier gemeen (maar ook de gulheid met zoetigheden om dat zure te bederven). Als we ’t over regionale variatie gaan hebben, kunnen we met ondergisters ook nog wel even doorgaan: de Schwarzbiere uit het oosten, de rookbieren uit Bamberg en omgeving, het exportbier uit Dortmund, de opvallend hoppige pilsbieren uit het noorden… Duitsland leent zich als geen ander land voor bierreizen en ik heb er dan ook verschillende ondernomen. Verderlezen…

Bierrecensie: Warsteiner Braumeister

Warsteiner BraumeisterNadat ik vorige zomer voor pils pleitte, is er inderdaad ’n kleine pilsrevolutie gekomen, niet zozeer als gevolg van mijn pleidooi, maar als bevestiging. Kleine brouwers zijn echte pilseners gaan brouwen en de grote pilsmerken zijn op hun buurt begonnen de grenzen van de stijl te verkennen – van Gulpener tot Heineken. Toen ik zag dat Warsteiner Braumeister op de markt bracht, ter ere van 500 jaar Reinheitsgebot, dacht ik dan ook dat dit bier in die trend zou vallen.

De verwachting van pils

Duitsland is pilsland, meer dan Nederland, en ze kunnen er ook echt heel degelijk pils maken. De bitterheid van Jever is een prachtig voorbeeld van wat deze stijl, ook in grote hoeveelheden, vermag. De kleine brouwers met hun ongefilterde pilsjes zijn een lichtend voorbeeld voor iedere Nederlandse brouwer die zich aan pils wil wagen. Maar Warsteiner is toch niet helemaal wat je je bij Duits pils voorstelt. Het is een vrij slap, doordrinkbaar pils dat dichter bij Heineken en Jupiler ligt dan bij de goede Duitse voorbeelden.

Wat zou ik dan verwachten van Warsteiner Braumeister? Om eerlijk te zijn verwachtte ik iets als Brand UP, of misschien iets als Grolsch Extra Vers. Stiekem hoopte ik op een ongefilterd, hoppig pils in de beste Duitse en Tsjechische traditie. Iets dat ook door Gulpener gebrouwen had kunnen worden. Maar dat was meer hoop dan verwachting. Noch hoop, noch verwachting kwamen uit: Warsteiner Braumeister is geen pils. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.