De spiegeling van een eiland

Gaat een eilander op vakantie? Die vraag krijgen Texelaars wel eens van de toeristen die er komen. Het antwoord verschilt natuurlijk van persoon tot persoon. Mijn vader kan in zo’n geval in ieder geval vertellen dat hij in zijn Texelse jeugd één keer op vakantie is geweest. Dat was een tochtje naar Urk, waar mijn opa netten moest hebben, of iets anders dat met z’n werk te maken had – het is maar wat je vakantievieren noemt.

Gaan Urkers op vakantie? Jawel, weet ik nu. Sommigen gaan zelfs heel ver weg, naar Spanje of naar Los Angeles. Maar er zijn er ook die op de camping van Urk gaan staan, samen met andere Urkers, omdat je daar elkaar tenminste kent. Het is één van de vele vrolijke feitjes die ik haal uit De ontdekking van Urk, door de Vlaamse journalist Matthias M.R. Declercq. Een half jaar woonde hij op het eiland om het te leren begrijpen en zijn boek is daar de weerslag van.

Eiland op, eiland af

Een boek over een eiland, zelfs al is dat eiland niet echt een eiland meer, dat fascineert mij natuurlijk. Ik begon aan De ontdekking van Urk ook zeker met de hoop er iets van Texel in te herkennen, het eiland van mijn familie; ook iets van Wieringen misschien, dat inmiddels óók een eiland van familie geworden is en net zo „eiland af” als Urk. Maar daarnaast was er bij mij toch vooral dezelfde fascinatie die ook Declercq gegrepen heeft: Urk als iets onbekends en ongenaakbaars, een verre wereld. Exotisme.

Dat exotisme houdt de Urker graag in stand:

„Nog anderhalf uur varen.” Rinke houdt even in. „Ik hoop dat je goed weet waar je aan begint. Wij zijn een vreemd volkje.”
– bladzijde 16

En precies zo ziet de buitenwereld Urk het liefst: als vreemd, ver weg, onbekend. Urk als de eeuwige „ander”. Ondanks de dijken en de polder is Urk nog steeds echt een eiland, zo ervaart ook Declercq. Je blijft er altijd een vreemde voor de Urkers en zo blijven de Urkers ook een vreemd volkje voor de mensen van de wal.

Het klinkt wel een beetje bekend. Wieringen heeft zich ook geen vasteland laten maken, ondanks alle inspanningen van ingenieur Lely en de Maatschappij tot Uitvoering van de Zuiderzeewerken. En ja, ook op Texel blijft de Overkanter altijd een beetje buitenstaander. Maar tegelijk is exotisme op Texel ook verdienmodel. Hoe vreemder het eiland lijkt, hoe meer de toeristen zich er „op vakantie” weten. En zolang de eilanders „anderen” zijn, bevestigt de wereld ook hun onderlinge verbondenheid.

Houden van Urk

Urkers zijn verbonden, niet doordat ze vast zouden zitten op een eiland (dat zitten ze immers niet meer), maar door elkaar. Declercq aanschouwt het aanvankelijk met bewondering en later met steeds meer wrevel. Wat heerlijk, dat iedereen elkaar zo helpt. Wat mooi, dat niemand anoniem is. Er zit wel iets benijdenswaardigs in het grote vertrouwen in de eigen identiteit en niet te vergeten in God – want God is overal op Urk.

Maar voor die zekerheid moet je wel wat vrijheid opofferen, leert Declercq. Het „Urker paspoort” noemt hij het, de voorwaarden voor je Urkerschap. Geloven in God, getrouwd zijn, kinderen hebben, werken met je handen als het even kan, en een Urker stamboom natuurlijk, dát zijn de fundamenten van de Urker identiteit en daaraan peuteren maakt je paspoort ongeldig.

Declercq schrijft er kritisch over, zoals hij ook de andere duistere bladzijden van het paspoort om durft te slaan. De verstikkende mantel der liefde, de zwijgzaamheid, het gehuichel van de gereformeerde ouderlingen als het even ingewikkeld wordt… De „ontdekking” van Urk is ook een ontbloting en die is niet genadig.

Toch is Declercq steeds liefdevol. Juist, zou ik zeggen, want kritisch durven zijn hóórt bij liefde en alles willen ontdekken ook. Declercq brengt zijn kritiek met begrip en medeleven. Het past bij de moeite die hij zich getroost heeft om Urk te zien en te proeven. Veel pilsjes, veel gebakken vis met boter en suiker, veel mergpijpjes. Maar ook: alle kerken. En een week op de kotter. Want voor dat visje wordt hard gewerkt en de visserij zit in zwaar weer.

Urk als curiosum

„Urk proeven,” als ik dat schrijf, dan denken Nederlandse lezers vast ook: ja, een lijntje coke, dát kun je er proeven. Ook Declercq kan er niet omheen, er is veel drank en drugs op Urk en de vissers op hun beurt kunnen niet altijd onder de druk van de internationale drugshandel uit. Maar is dat een specifiek Urkse aangelegenheid? De criminoloog Dirk Korf, een Urker in Amsterdam, denkt van niet:

„Wat zich op Urk afspeelt geldt niet alleen voor het vissersdorp, maar geldt voor het hele land. Er wordt overal veel gedronken, er wordt overal drugs gebruikt. In de stad, in de middelgrote gemeentes, op het platteland, overal. Voor media is het evenwel heel aantrekkelijk om te focussen op Urk. Je kunt beelden van het oude dorp, van de vuurtoren, de oude haven en de oude klederdracht plaatsen naast beelden van zuipende jongeren. Dat contrast is aantrekkelijk op televisie, maar in wezen gaat het om hetzelfde als in Lutjebroek, maar daar geeft niemand om.”
– bladzijde 254

Wat mij betreft is dit een belangrijk citaat. In zekere zin houdt Korf hier ook de schrijver een spiegel voor: Urk als curiosum, ook Declercq viel ervoor, ook ik als lezer liet me fascineren. Maar hoe anders is Urk nou echt? Ik herken niet alleen Texel en Wieringen in het Urk dat hier zo zorgvuldig beschreven is, ik herken er ook wel Schagen in en zelfs, fragmentarisch, Alkmaar of Amsterdam. Niets Urks is de mensen vreemd.

Natuurlijk, als Declercq een boek over Lutjebroek geschreven had, of over een hechte migrantengemeenschap in zijn eigen Gent, was het boek ánders geworden. Veel van z’n thema’s waren er niettemin in teruggekeerd. Het is verleidelijk om in de Urkers altijd maar die eeuwige „anderen” te zien, maar we zijn het zelf. Omgekeerd: de Urkers zijn ook de ander. Het water dat ze een eiland maken moet is eigenlijk vooral een spiegeling.

Urkers zijn veeleisend, vertelt Declercq in de epiloog.

„Je moet je opofferingen getroosten om hier een goed leven te leiden. Opofferingen die in de buitenwereld niet gelden. Daar doe je maar wat, wat je buur er ook van vinden mag. Wie bereid is een deeltje van zichzelf af te staan, die krast hier een win for life. Wie dat niet wil, verscheurt het lot en vloekt.”
– bladzijde 314-315

De spiegel van Korf lijkt zijn effect hier gemist hebben. Is het leven immers zo niet overal? Overal moet je met de opinies van anderen en je eigen status rekening houden, online en in het echt. Niet met je buur misschien, maar wel met je naaste. In iedere kring draaien we hetzelfde rondje, ook al zijn de uiterlijkheden verschillend. Maar misschien wilde Declercq die spiegel ook wel nadrukkelijk voor zijn lezer bewaren. Het is immers altijd de ander die het ziet.

De ontdekking van Urk
Matthias M.R. Declercq
Podium, Amsterdam / Manteau, Antwerpen
2020
€ 21,50 – ISBN 978 94 6381 026 5

2 van de reacties

  • Hoi Marcel!

    Leuke recensie! Het boek is voor mij (als Urker) even herkenbaar als confronterend. Het is een boek over mijn dorp, waar ik zoveel van houd maar waar ik me soms ook zo benauwd voel. Precies dat gevoel kwam in het boek terug.

    Groet JMZ

  • Petje af voor deze recensie. Uiteindelijk is het boek ook zo bedoeld.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.