’n Uitstapje naar ’t Harlingers

Met enige regelmaat schrijf ik hier over dialect. Meestal over het Tessels, want daarnaar doe ik onderzoek. Deze maand permitteerde ik ’n uitstapje naar de mooiste stad van Friesland: ik schreef over het Harlingers. Het dialect van de stad van mijn opa, híj was ’n ouwe seun, zoals dat daar heet: ’n geboren Harlinger. Hoewel ik het dialect nooit van ‘m leerde, was dit uitstapje er toch ook in zijn nagedachtenis (want hij kon het wel spreken).

Wat ik in mijn onderzoekje wilde laten zien is dat het Harlingers niet zomaar Stadsfries is. Het is geen Leeuwarders-aan-Zee, nee, het is een Waddentaal. Het is Tesselser dan de rest. Of Vlielandser, Midslandser, Amelandser – kies maar. Bildtser ook. Misschien ook wel, maar dat zullen ze in Harlingen minder graag horen, ’n tikje Frieser. Waar het me om gaat: de ie.

Van ij en stem

In het Harlingers is de lange ij een ie. Dat is in het Tessels ook zo, en verder in heel Friesland. Tot zover niets bijzonders, maar wat het Harlingers van het Leeuwarders en het meeste andere Stadsfries onderscheidt, is dat het twee soorten ie’s consequent onderscheidt.

Voor stemloze medeklinkers is „ij” gewoon ie, dus kieken, riek, riep en zo verder. Voor stemhebbende medeklinkers ligt dat anders: daar is die ie lang, laten we schrijven : tiêd, gniêze, miêge

Dat zijn niet alleen Harlinger woorden, maar ook Tesselse. In het Tessels werkt dezelfde klankwet: voor stemhebbende medeklinkers is de ij daar een lange ie, en anders is ‘ie kort.

Harlingen als Waddenstad

Het is natuurlijk aantrekkelijk om Harlingen op basis hiervan ’n echte Waddenstad te vinden, Tesselser dan de rest van Friesland. Maar deze klankwet is niet alleen Harlingers, ook het „gewone” Fries doet mee. Interessanter: het andere Stadsfries doet níet mee. Alleen Stavoren lijkt Harlingen te volgen, als havenstad, en Sneek nog wel beetje. Maar in Leeuwarden is het tied („tyd”, schrijven ze daar) en niet tiêd.

Zo is het Harlingers in ieder geval ànders, waddiger, maar niet zonder de wetenschap dat ook dat Fries een Waddentaal is. En niet alleen het Fries: ook het Bildts doet mee. De klankwet, die ik ooit voor het Tessels omschreef, past in ’n groter verhaal. Dat vooral. En nog steeds in het verhaal van mijn familie.

Het artikel op Academia

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.