Tag siem

1
De kindertaal van Roel: afgekort
2
De kindertaal van Siem: kant niet
3
De kindertaal van Siem: de letter N
4
De kindertaal van Siem: grammatica
5
Bier om mee te beginnen
6
De kindertaal van Siem: Roel
7
De kindertaal van Siem: tweetaligheid
8
De kindertaal van Siem: woorden vormen
9
De kindertaal van Siem: de kracht van herhaling
10
De kindertaal van Siem: korenbloemenblauw

De kindertaal van Roel: afgekort

Roel houdt van taal en hij houdt van pinguïns. Het liefst had hij ze al in het wild ontmoet, die pinguïns. Toen we vorig jaar in de Alpen waren was het best een teleurstelling dat ze daar niet leefden, in de eeuwige sneeuw. Dat had hij eigenlijk wel gedacht. Gelukkig was daar dan de taal om het leed te verzachten, want Roel houdt ook erg van de Duitse taal.

Roels liefde voor taal uit zich ook in taalspel. Het verzinnen van eigen afkortingen is daar een voorbeeld van. Daar worden we dagelijks aan herinnerd als Roel ons vertelt over de vele belevenissen van ‘Kei’. Kei is een personage met een eigen stem, eigen interesses en ook weer een eigen taalgevoel, want een beetje Duits kan hij ook. Kei gaat dan ook mee op iedere reis die we maken.

Kei is een keizerspinguïn. Een knuffel.

Kei op Texel

Toen Kei aan ons huishouden werd toegevoegd heette hij nog ‘Keizerspinguïn’. Roel heeft meerdere ‘Pinguine’ (hij geeft de voorkeur aan het Duitse meervoud), dus het is goed om een onderscheid te kunnen maken. Er is ook nog ‘Grote Pinguïn’, de oudste van het stel knuffels, en er is ‘Pinga’, de kleinste. Die heeft z’n naam te danken aan een personage in de onvolprezen reeks Pingu.

Maar er heeft dus een algehele verkorting voorgedaan. Roels voorkeur voor afkortingen was ons al langer duidelijk. Op vakantie in Brussel herdoopte hij het door hem zeer bewonderde Atomium liefkozend tot ‘Atomie’. En toen later vuurtorens op een gelijkaardige bewondering konden rekenen, had hij het al gauw over een uitstapje naar ‘Vu’. Dus zeker, ‘Kei’ zat er gewoon dik in.

Ook de andere leden van het pinguïngezin zijn intussen afgekort. Pinga heet nu ‘Pin’ en de vaderfiguur in het gezin gaat als ‘Gro’ door het leven. Roel is consequent.

Zelf heb ik natuurlijk ook knuffels gehad, vroeger, maar ik gaf die zulke koosnamen niet. Enkele van die knuffels heb ik wel bewaard, dat wel. Knuffels weggooien, dat gaat zomaar niet. Iets van de kinderlijke vertedering is blijven hangen.

Zo kan het dat er in ons huis een zeehondenknuffel van zeker dertig jaar oud werd aangetroffen door Roel en Siem. Die zeehond ligt nu weer in het ouderlijk bed, want dat ik die knuffel in een lade bewaarde, dat ging er bij de kinderen niet in. Er wordt goed op gelet dat de knuffel nu naast mijn hoofdkussen blijft liggen. Voor die knuffel moet die plotselinge herwaardering toch een hele ervaring zijn. En zowaar heeft het dier er nu ook een koosnaam bij, want mijn pluche bedgenoot heet in dit huishouden ‘Zee’…

De kindertaal van Siem: kant niet

Van de grammatica maakt Siem werk. Hij weet dat er een systeem in zit en hij voelt ook wel aan, dat dat systeem in principe zonder uitzonderingen werkt. Wat voor het ene woord geldt, geldt ook voor het andere. Er zijn natuurlijk wel een páár uitzonderingen, dat weten we als moedertaalsprekers van het Nederlands allemaal. Siem maakt ons van die uitzonderingen bewust.

Meervouden maken

Eén van de handigste en gemakkelijkste regels van het Nederlands is dat je van één ding meer dingen kunt maken door „-en” achter een woord te plakken. Dat weet Siem ook. Je hebt één stoel, daar maak je dan „stoelen” van (in Siems uitspraak: toelen – met eind-n dus). Is er één mens, dan kun je daar weer „mensen” van maken (Siem: menten). Wat een heerlijke regel!

Moeilijker is dat er wat uitzonderingen zijn. Voor Siem is „kind” een belangrijk woord, hij vertelt het ons altijd meteen als hij ergens een ander kindje ziet. Dat is immers een potentiële speelkameraad! Maar wat nu als er meer van zijn? Wel, dan zijn het kinten. Dat de laatste letter van „kind” eigenlijk een „d” is, dat is al moeilijk genoeg, dat het meervoud van „kind” toch echt „kinderen” is, dat gaat er bij Siem nog niet in. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: de letter N

Siems kindertaal ontwikkelt zich nu wel razendsnel. Hij is net twee; praten is belangrijk voor hem, hij wíl communiceren en oefent er flink op. Steeds beter drukt hij zich uit, steeds vaker verbaast hij ons, zijn ouders, met zijn kunsten. Door zijn uitspraak van de letter n leert hij ons zelfs iets over onze eigen taal.

Van „l”, „r” en „n”

Er zijn best wat klanken die moeilijk zijn voor Siem. We hebben het hem niet makkelijk gemaakt door hem Siem te noemen, want de „s” is voor hem zo goed als onuitspreekbaar. Ik schreef het al eerder: hij noemt zich Tiem. Aan het einde van woorden lukt het nog wel („huis”, „boos”, ook poos voor „proost”), maar aan het begin van woorden is de „s” een t. Ook opeenhopingen van medeklinkers blijven lastig. Hij maakt het vaak even simpeler, maar wie de regels kent, verstaat Siem best.

r-uitspraakEcht problematisch zijn de „l”, de „r” en de „n”. Alle drie die letters kan Siem uitspreken, hij kan „Roel” zeggen, „neus” ook en hij zegt lape voor „slapen”, maar het lukt hem eigenlijk alleen als hij er echt zijn best op doet. In de praktijk lopen deze medeklinkers door elkaar en heeft hij het dus over noel en over lamp als z′n broer ′n krampje verbijt. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: grammatica

Siem oefent op klanken en op woorden. Inmiddels oefent hij ook op de grammatica. Die is nog primitief, want Siem zet toch vooral woorden achter elkaar, echte zinnen maakt hij nog niet. Woorden hebben duidelijke, vaak ruime betekenissen, hij associeert ze met een bepaalde handeling, een ervaring, met een ding – het zijn geen grammaticale woordjes. Een uitzondering is „doen”.

Het hulpwerkwoord „doen”

Werkwoorden zijn Siem een te abstract concept, daar doet hij nog niet aan. Hij zegt wel „eten”, „drinken”, „komen”, „geven”, maar dat zijn dus steeds concrete zaken in zijn hoofd. Hij vervoegt z′n werkwoorden niet. Om toch zinnetjes te kunnen maken met een gezegde, heeft hij een hulpwerkwoord nodig. Dat woord is „doen”. Zo brengt hij grammatica in z′n zinnetjes:

„Niet doen! Dino doen!”
– Ik wil niet gaan eten, ik wil een filmpje met dinosaurussen kijken.

„Ik doen ei eten.”
– Ik ben een ei aan het eten.

Verderlezen…

Bier om mee te beginnen

Het leven van Roel begon met een biertje. Zelf dronk hij daar niet van, uiteraard niet, maar om zijn geboorte te vieren is er een bier gebrouwen dat ik, zijn vader, me zeker laat smaken. Roel is de broer van Siem en Siem is mijn eerste zoon, over wie ik hier al eerder schreef. Ook Siems komst werd met een geboortebier opgeluisterd. In beide gevallen werd dit bier gebrouwen door Brouwerij Zeglis uit Alkmaar, in een kleine oplage uiteraard – de installatie voor testrecepten bewijst zo zijn nut.

geboortebierSiem werd geboren op 31 mei 2017. Zijn bier: een milkstout, licht van alcohol, pikzwart van kleur. In de smaak chocolade, de geur van tropisch hardhout, de tinteling van verse koffie. Het was een bier dat ik zeker lekker vond, maar vooral op de voorkeuren van Siems moeder ontworpen was. Die houdt echt veel van milkstout. We hebben het laatste flesje samen opgedronken toen Siem een half jaar oud was. Daarna is dit bier nooit meer opnieuw gebrouwen.

Vaders favoriet

Voor het tweede geboortebier heeft de brouwer van Zeglis zich niet door de smaak van Roels moeder, maar door die van Roels vader laten leiden. Wie dit blog ’n beetje volgt kent mijn voorkeuren wel: ik houd van licht, doordrinkbaar bier met een wat grassige hoptoets. Een traditioneel Engels bitter of een Duits Keller – dat zijn mijn favoriete stijlen, en daar waar die stijlen overlappen, daar moet je mijn smaak zoeken. Die uitdaging was Zeglis duidelijk toevertrouwd. Roels bier is een Britse pale ale (dus: een blonde bovengister), die tegelijk herinnert aan aromatische Kellerbiere als Weiherer Zwickerla, een persoonlijke favoriet.
Brits zijn de ingrediënten: hop uit Kent, een echt Engels gist… Het mineraalrijke Alkmaarse water heeft ook wel iets Engels en pakt die ingrediënten dus goed op. Maar echt Nederlands is de basis: vloermout van eigen bodem. De broodachtige aroma’s van deze vloermout doen niet alleen aan Duitse bieren denken, maar ook aan Litouwse, een andere liefhebberij van mij, waar ik ook al dikwijls over geschreven heb.
Een naam heeft het bier eigenlijk niet, omdat dat niet hoeft. “Roels Geboortebier” is mooi genoeg. Maar als knipoog naar de huidige politieke consternatie, zou ik “Roel Britannia” nog wel aardig vinden. Maar dat is dan meer voor de markt. Nu dient dit bier enkel als verfrissing voor onszelf en onze kraamvisite. Wat zou ’t op de markt komen? Verderlezen…

De kindertaal van Siem: Roel

Siem is grote broer. Zijn kleine broer heet Roel. Roel is op 8 mei geboren en op die dag is Siem meteen naar het ziekenhuis gekomen om hem te zien. Roel vond ′ie toen al leuk, maar de situatie zinde hem allerminst: „Huis. Gaan huis,” zei hij. We moesten thuis zijn. Inmiddels zijn we dat en is het feest. Niet in de laatste plaats voor Siem.

geboortebierBroer worden, dat moet toch iets doen met ′n mens. Zelf ben ik ook broer, dat werd ik toen ik 2,5 was, iets ouder al dan Siem. Ik weet niet hoe ik dat toen gevonden heb, maar ik moet het beleefd hebben, want toen Siem geboren werd, bleek er diep in m′n brein nog ′n aardig stapeltje herinneringen aan een ándere baby bewaard, herinneringen die ik daarvoor nooit had teruggehaald. Die andere baby was mijn zusje. De natuur zorgt er wel voor dat die band innig is en de herinneringen voelden ook zo.

Siem is dol op z′n broertje. Dat heeft invloed op zijn taal. We hebben die arme jongen ook wel wat aangedaan door z′n broer Roel te noemen. De r en de l zijn moeilijke klanken, hij kan ze nog niet – maar nu, ineens, wil hij niet liever dan ze góed kunnen. En dus oefent Siem, haast de hele dag. „Roelie, Roelie, Roelie,” horen we, op de wijze van „hoera, hoera” – uit het verjaardagslied. Het lukt soms zowaar aardig: „Roerie!” Of: „Loelie!”

Siems pogingen om zijn eigen naam uit te leren spreken zijn opgeschort. Hij noemt zich nog wel even „Tiem”. Broer Tiem.

De kindertaal van Siem: tweetaligheid

kindertaalBegin juni verblijf ik op Texel om er mijn Tesselse Taalpraatjes te houden. Zoon Siem is mee naar Texel, hij is zelfs bezoeker geweest van al mijn Taalpraatjes tot nu toe. Hij hoort dus nogal wat Tessels, zó zelfs, dat je zou kunnen vermoeden dat hij tweetalig wordt.

Tweetalig opvoeden met dialect

Bij tweetaligheid denken mensen meestal niet aan de combinatie van Standaardnederlands en dialect, maar voor het kinderbrein maakt dat nauwelijks verschil. Ook een dialect is een taal, met een volwaardige grammatica, met klanken die precies afgebakend zijn en iets betekenen, met woorden en uitdrukkingen en al dat andere dat ’n kind leert als hij leert spreken. We zouden Siem dus best tweetalig Tessels-Nederlands op kunnen voeden, als we dat willen. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: woorden vormen

Het brabbelen is nog lang niet over, maar inmiddels zijn er dan ook die woorden waar we zo op wachtten: Siem kan „papa” en „mama” zeggen. Ook andere woorden die hij al vaak van ons gehoord heeft, probeert hij nu voorzichtig te gebruiken. Wat vinden we hem knap.

Papa, dan mama

Voor de annalen is het natuurlijk bittere noodzaak te boekstaven wat Siem nu eerder zei, „papa” of „mama”. Het was „papa”. Tof voor mij, maar eigenlijk scheelde het maar een dag. De ochtend nadat hij „papa” had gezegd zei hij, bij herhaling, „mama”. Hij zei het alleen tegen mij, klagende, want z’n moeder was op dat moment te werk. Dat vond ik zo tragisch dat ik het z’n moeder ook maar niet direct vertelde. Pas de volgende avond was ze zelf getuige van zijn kunsten. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: de kracht van herhaling

Siem brabbelt er flink op los. Z’n eerste zelfverzonnen woorden verdienen dagelijkse aandacht, aldus Siem, en dus horen we ze de hele dag. Herhalen is het beste oefenen en dus herhaalt hij veel. Toch is er ook progressie, want er zijn trends waarneembaar in welke woorden hij het hardst oefent.

Van elá naar hetta

Siems eerste woordje zei hij al in z’n eerste weken, toen brabbelde hij elá of iets dat daar op leek als hij trek kreeg. Dat woord kreeg mettertijd gezelschap van örö, een woord dat hij met een grote glimlach uit kon spreken, bijvoorbeeld als hij geknuffeld werd. Ook bij örö lag de klemtoon achteraan. Siems kindertaal begon met Franse klemtonen en voor wie er de fantasie voor had, ook met Franse woorden: du lait, heureuxVerderlezen…

De kindertaal van Siem: korenbloemenblauw

korenbloemenblauwOnregelmatig houd ik op dit blog de talige ontwikkeling van mijn zoon Siem bij. Siems kindertaal is sinds het vorige blog nog niet geweldig veel rijker geworden, maar hij heeft nu in ieder geval al meer taal gehóórd en ook dat is belangrijk voor zijn taalbrein. We weten dat kinderen eerst al heel veel leren verstaan voor ze beginnen te spreken. Zoals Siem onze ogen volgt als we naar iets kijken, zo zal hij gaandeweg ook onze woorden volgen, nog lang voor hij ze zelf kan zeggen.

Maar wat voor woorden hoort hij zoal? Heel normale, natuurlijk. “Papa”, “mama”, “eten”, “slapen”. En, in verschillende tonen van verontwaardiging, alles wat met de inhoud van zijn luiers te maken heeft. Maar ook hoort hij het volgende woord:

korenbloemenblauw

Dat woord zingt zijn moeder hem voor, het hoort bij het liedje van de drie kleine kleutertjes. Dat liedje gaat zo: Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.