De kindertaal van Siem: grammatica

Siem oefent op klanken en op woorden. Inmiddels oefent hij ook op de grammatica. Die is nog primitief, want Siem zet toch vooral woorden achter elkaar, echte zinnen maakt hij nog niet. Woorden hebben duidelijke, vaak ruime betekenissen, hij associeert ze met een bepaalde handeling, een ervaring, met een ding – het zijn geen grammaticale woordjes. Een uitzondering is „doen”.

Het hulpwerkwoord „doen”

Werkwoorden zijn Siem een te abstract concept, daar doet hij nog niet aan. Hij zegt wel „eten”, „drinken”, „komen”, „geven”, maar dat zijn dus steeds concrete zaken in zijn hoofd. Hij vervoegt z′n werkwoorden niet. Om toch zinnetjes te kunnen maken met een gezegde, heeft hij een hulpwerkwoord nodig. Dat woord is „doen”. Zo brengt hij grammatica in z′n zinnetjes:

„Niet doen! Dino doen!”
– Ik wil niet gaan eten, ik wil een filmpje met dinosaurussen kijken.

„Ik doen ei eten.”
– Ik ben een ei aan het eten.

Het is niet gek bedacht, het doet zelfs wat denken aan het Engels. Daar worden ontkenningen standaard met „doen” uitgedrukt, dus I don′t know – de regel is bekend. Ook andere talen kennen zulke handige werkwoorden-voor-elk-weertype. Het Baskisch is een interessant voorbeeld. Die taal heeft heel ingewikkelde werkwoordsvervoegingen, omdat er niet alleen met het onderwerp rekening wordt gehouden („ik heb; jij hebt; hij heeft”), maar ook met de andere zinsdelen. „Ik heb brood” of „ik heb brood en boter”, dat vervoeg je niet hetzelfde, want in het tweede geval heb je meer dan één ding en dat heeft effect op de vervoeging. Begín er maar ′ns aan. Om te voorkomen dat je van duizenden werkwoorden duizelingwekkende vervoegingen uit je hoofd moet kennen, vervoegt het Baskisch maar een paar frequente werkwoorden, die dan worden verbonden met een ander werkwoord dat onvervoegd blijft:

Aita ikusten dut.
– Ik zie vader.

In die zin is ikusten het woord voor „zien, kijken” en dut het hulpwerkwoord, dat zelfs klinkt als „doen” (het betekent eerder „hebben”). Daar gaat natuurlijk nog een dicht bos van andere grammatica achter schuil, maar zo oppervlakkig lijkt het een klein beetje op wat Siem doet.

Ontkenningen

Siems eigenzinnige oplossingen herinneren dus zomaar aan verre, niet-verwante talen. Wat hij bedenkt is al eens ergens anders bedacht en in sommige talen is het echte grammatica geworden. Zoiets geldt ook voor zijn manier van ontkennen (zinnen negatief maken). Het woord „nee” is een succes en „niet” ook, hij kan die woordjes gebruiken om een zin ontkennend te maken:

„Niet doen drinken.”
– Ik wil niet drinken.

Maar het kan ook korter, vindt Siem. Een oplossing is om de eerste klank van een woord te vervangen door de letter n, die van zichzelf een ontkennende betekenis lijkt te hebben. In het Nederlands doen we dat met „ergens” en „nergens”, „ooit” en „nooit”, maar Siem kan er meer mee:

„Nille.”
– Ik wil het niet.

„Nauto.”
– Er is geen auto.

Dat is toch best spitsvondig! Het lijkt wel Latijn. In die taal kon je werkwoorden met een voorvoegsel ne- ontkennend kon maken:

Scio. – Nescio.
– Ik weet het. Ik weet het niet.

Ook een taal als het Tsjechisch werkt nog zo, het is best een veelvoorkomend grammaticaal verschijnsel, zij het dat het zich dan tot werkwoorden beperkt. Bij Siem kan het met alles. Dat op zichzelf is al een hele prestatie: in hem rijpt het besef, dat taal met regels werkt, die haast algemeen toepasbaar zijn. De taal is een systeem. Dat besef is groots. Daar gaat hij nog heel veel profijt van hebben.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.