Archief augustus 2024

1
De dure ondergrondse van Duisburg
2
Het verstrengelde smalspoor van Mülheim aan de Ruhr
3
Op reis in het Ruhrgebied

De dure ondergrondse van Duisburg

Duisburg heeft heel veel goede dingen waar ze ter plaatse toch onvoldoende blij mee lijken te zijn. De binnenstad zelf vind ik daar al een voorbeeld van. Een prima historisch ensemble van kerk en raadhuis, een goed park, een stadsmuur – en dan vind je er eigenlijk geen enkel terras, maar parkeerplaatsen daar waar een moderne centrumbebouwing welkom zou zijn. Duisburg heeft ook een luxe centrumring voor auto’s, maar tegelijk nog steeds doorgaande wegen die de voetgangerszone afsnijden.

Duisburg, met z’n stadsmuur en hoge Salvatorkerk, en het groene park aan het water.

Nog zoiets: de peperdure, luxerdesuxe bijna-metro waar eigenlijk veel te weinig treinen door rijden. Dat is de Stadtbahn van Duisburg. Eigenlijk een mooi ding, waar je toch echt veel meer zou kunnen maken.

Ruhrreis, Stadtbahnreis

Onze reis naar het Ruhrgebied was, dat had de lezer al vastgesteld na mijn uitweiding over het curieuze tramnet van Mülheim, óók een spoorreis. Ik interesseer me daar zelf al wel voor, maar mijn jongste zoon Roel is zelfs een toegewijd treintjesfan, met van die heerlijk verrassende kennis-ter-zake zoals juist vijfjarigen die kunnen hebben. Ook onze uitstap naar Duisburg was dus voor een deel een spooruitstap, met een speciale rol voor de lijn die Duisburg met Mülheim verbindt.

Duisburg is bijzonder omdat het al heel vroeg met de Stadtbahnaanleg begon, vóór Düsseldorf bijvoorbeeld. Toen Düsseldorf eindelijk aan z’n metro begon, vond de deelstaatregering het dan ook een goed idee om dat netwerk maar gelijk met het Duisburgse te verbinden. En ideeën uit Duisburg kwamen ook herkenbaar, zij het verbeterd, weer in Düsseldorf terecht. De ambitie om Duisburg ook nog met Essen te verbinden gaf Mülheim z’n tegenwoordige netwerk met diepe tunnels en (te) lange overstappen. En nee, niet alles kwam goed terecht. Maar het moge duidelijk zijn dat Duisburg om meerdere redenen een bezoek van spoorliefhebbers wel verdient.

Een oude, trouwe regiotram

Eerst maar het pionierswerk: de regionale tram die uiteindelijk Stadtbahn zou worden, Rheinbahn, Ruhrbahn, van alles tegelijk. Duisburg was al vroeg een stad met veel achterland. Een echte havenstad natuurlijk, met veel water dus, waar met enige moeite tramlijnen naar andere steden als Ruhrort, Dinslaken en ook Moers konden worden aangelegd.

Lekker Schumacher Alt drinken in Kaiserswerth, het is ook voor Duisburgers weggelegd.

Toen Duisburg na de oorlog autovriendelijk werd herbouwd, leek het de planners goed de tram onder de grond te stoppen. Dan rijdt ‘ie niet in de weg. Aan ervaren tunnelbouwers was in het Ruhrgebied, met al z’n mijnen, geen gebrek, en dus zag men een uitgestrekt netwerk van tunnels voor zich, over afstanden van een hele provincie zelfs, als je de Nederlandse verhoudingen voor ogen houdt.

Zo kreeg Duisburg z’n tunnel, en andere grootse infrastructuur, om onderdeel te worden van de Rhein-Ruhr-metro die uiteindelijk nooit is afgebouwd. Maar desondanks kom je dus ver, behalve dan in Moers, waarover zo meer.

Duisburgs gemankeerde centrumtunnel

De binnenstad van Duisburg is zo lekker simpel. Een oude kerk aan een haventje (waar ze dus te weinig mee doen voorlopig), een groot park, en een station. Tussen het station en de oude kerk, ten noorden van het park, loopt de winkelboulevard. Ónder die boulevard ligt de centrumtunnel, de basis van het Duisburgse net.

Die centrumtunnel is opvallend omdat ‘ie voor een deel uit twee lagen bestaat. Het is dus een gestapelde tunnel. In de onderste bouwlaag gaan de trams van en naar Ruhrort. In de bovenste rijden die van en naar Düsseldorf. Zo scheid je verkeersstromen, dus dat lijkt een slimme keuze.

De posters zijn wel schitterend!

Maar die trams rijden tegelijk óók van de winkelboulevard (halte König-Heinrich-Platz) naar het hoofdstation. Mensen die vanaf hier snel naar het station willen zouden eigenlijk beter geholpen zijn als ze op één perron alle trams die kant op zouden treffen. Maar doordat de stromen gescheiden zijn is dat nu niet zo. Je moet dus binnenin dat station van boven naar beneden en weer terug, om je eerste trein te vinden.

Hier zou ‘Richtungsbetrieb’ handiger zijn geweest. Dat is in Düsseldorf succesvol toegepast en trouwens ook in station Plärrer van de metro van Neurenberg. Met Richtungsbetrieb maak je ook overstappen aantrekkelijk, je steekt het perron over en door gaat de reis. Zeker in combinatie met hoge frequenties biedt dat de reiziger veel comfort.

Duisburg ondergronds: veel karakter, maar ook veel wachten

Die tunnel ombouwen naar ‘Richtungsbetrieb’, dat zal wel duur zijn. En deze Stadtbahn ís al zo duur. Er is heel veel geïnvesteerd in allerhande tunnels en trappen, terwijl de reiziger misschien meer geholpen was geweest met een tram over die verder autovrije boulevard. Daar stap je net even sneller in en uit.

Dit station oogt verder netjes.

Er is meer indrukwekkend getunnel. Vanaf het hoofdstation gaat er een aftakking naar Meiderich en verder, onder allerlei havens en een snelweg door. De tunnel is lang, aan haltes was kennelijk geen behoefte. Ik zou niet gauw een andere metrotunnel in de buurt kunnen bedenken waarin je zolang zonder stoppen door het donker raast. Het heeft de reistijd tussen Meiderich en Duisburg wel flink verkort, begreep ik.

Andere delen van het net zijn juist verdacht trammig, met behoorlijk scherpe bochten ook. Daarom rijden er extra smalle treintjes, ook door de tunnels. Enkele van die treintjes hebben nog een tijdje door Amsterdam gereden, toen men daar op de combino’s zat te wachten. In Amsterdam waren ze trams, zonder meer. Prima verder maar het laat wel zien dat de dure ambities van Duisburg in de praktijk een bescheiden resultaat hebben.

Dit vonden we toch een tikje onnavolgbaar.

De trams blijken wel vertragingsgevoelig. Zeker op momenten dat de frequentie tóch al niet heel hoog ligt leidt dat tot veel wachten. En dat is slechte reclame voor wat toch een heel behoorlijk OV-netwerk zou kunnen zijn.

De Stadtbahn van Duisburg in de toekomst

Lang was de overtuiging ook dat Duisburg zich verder maar bescheiden op moet stellen. Die Stadtbahn heeft ontzettend veel geld gekost en dus moet die gemeente, met iets meer dan 500.000 inwoners, verder maar dankbaar zijn en niet te veel meer willen.

Maar er ís wat te willen. De frequentie bijvoorbeeld, die zou echt wel hoger kunnen. Een eerdere verlaging ervan heeft de Stadtbahn heel wat reizigers gekost, las ik. Was er maar geld om dat weer goed te maken! Ik wens ze zelfs méér geld toe dan dat. Want het huidige net, dat komt dus niet meer in Homberg en Moers, het komt ook niet in Rheinhausen. Er worden zo heel wat reizigers uitgesloten.

Piekmomenten zijn er zeker. Deze mensen wilden naar een volksfeest in Ruhrort, begreep ik.

Duisburg is een levendige universiteitsstad met een leuke studentenwijk, ten oosten van de binnenstad. De trams rijden hier alleen in de noordelijke delen, bij de universiteit zelf komen ze niet. Ook daar zou uitbreiding van het netwerk dus wenselijk zijn.

Het goede nieuws: deze uitbreidingen staan inmiddels ook weer op de agenda. Dat is vast nog niet genoeg, maar het kan een eerste aanzet zijn tot het verder uitwerken van dat dure geschenk uit de vorige eeuw. Daar zou Duisburg ook bovengronds zeker van kunnen profiteren.

Het verstrengelde smalspoor van Mülheim aan de Ruhr

Tijdens onze reis door het Ruhrgebied verkenden we drie soorten stadsspoor, in Mülheim, Duisburg en Essen. In Oberhausen waren we ook, maar de tramlijn van Oberhausen was net tijdens ons bezoek in onderhoud, dus we hebben daar geen tram gereden. Wel hebben we de groengele Oberhauser trammetjes zien rijden in Mülheim. Die stad is namelijk met al de omliggende netten verbonden, alleen steeds op een net iets andere manier.

Het Ruhrgebied, dat is een bestuurlijke lappendeken. Het openbaar vervoer is er óók veelkleurig. De argeloze bezoeker van deze stedelijke regio heeft het er maar mee te stellen, heel overzichtelijk is het allemaal niet. Maar met een beetje moeite valt er best uit te komen en anders heeft de bezoeker dit blog nog, als steuntje in de rug.

Een tunnel van bomen in de binnenstad

Mülheim en het net-niet-net

Mülheim aan de Ruhr is met zo’n 170.000 inwoners een flinke stad, maar toch niet direct een stad waar je een metro zou verwachten. In eigen land hebben steden van dit formaat alleen bussen, of ze moeten per ongeluk met een grotere stad vergroeid zijn geraakt. En dat is natuurlijk precies wat er in Mülheim aan de hand is: het ligt vast aan Duisburg en Essen, veel grotere steden. Mülheim is onderdeel van de ‘Ruhrstadt’ met vele miljoenen inwoners.

De tram aan de stadsgrens. Gelukkig kun je nog wel een klein stukje door, Essen in.

Dat schept eigenlijk weer een andere verwachting: Mülheim als onderdeel van een groot Ruhrs metronet, met een lijn van Duisburg naar Essen en verder. Ergens tussen de buslijnen van middelgrote Nederlandse steden en die ambitie, een echt Ruhrs metronet, is Mülheim blijven steken. Als tramstad, dat wel, en ook nog met een ondergrondse – maar dan als een naadje van die lappendeken.

Mülheim: trams op smalspoor

Goed, de basis eerst: de tram. Mülheim heeft een eigen tramnet met drie smalspoorlijnen, die kruisen in het centrum, en daarbuiten zes bestemmingen aandoen. Al klopt dat niet helemaal, want één lijn stopt tegenwoordig binnen het centrum al, bij het ziekenhuis. Eind 2023 werd namelijk de rest van deze lijn, door een woonwijk met onder meer het Max Planck Instituut en een openluchttheater, opgedoekt. Jawel!

Hier komt geen tram meer…

Het lijkt wat onvoorstelbaar, in een tijd waarin politici toch de mond vol hebben van vergroening en hoe OV daar belangrijk bij kan zijn, maar om heel eerlijk te zijn begrijp ik het inmiddels toch een beetje. Door wat fijnmazigheid op te geven zou het tramnetwerk van Mülheim misschien wat hogere frequenties kunnen instellen op de resterende lijnen. Al lijkt dat op het moment nog niet de uitwerking van deze afsluiting.

Want dat valt dus op: dat de trams niet heel vaak rijden. ’s Avonds en op zondag rijden ze maar twee keer per uur. En op dat ene stukje dus helemaal nooit meer, daar is de bovenleiding inmiddels weggehaald.

Een schetsje van het net. In blauw de tramlijnen (smalspoor), in rood de lijnen die vanuit Duisburg (links) en Essen (rechts) komen. De centrumtunnel is in stippellijnen weergegeven.

Een tunnel als complicatie

Het netwerk van Mülheim beschikt over een tunnel, maar dat maakt het netwerk eigenlijk niet beter. De lijnen vanuit het westen gebruiken deze tunnel om onder de Ruhr door te komen. Dan volgt een stukje binnenstad, met station Stadtmitte als overstaphalte. Alleen: wie daar over wil stappen moet vanuit een behoorlijk diep station omhoog zien te komen, de lijnen naar het noorden (Oberhausen; Borbeck) zijn namelijk bovengronds. Ook de tweede overstapmogelijkheid op de lijn naar Borbeck is van onder- naar bovengronds. Dat kost tijd.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is original_eb375e03-9769-46f4-a422-7fcfd45e5068_IMG_20240815_174806-1024x577.jpg
Lange trappen in station Broich

De lage frequenties maken deze overstaprelaties nog frustrerender. Als je ’s avonds je overstap mist kun je een half uur wachten, dat is natuurlijk geen prettig vooruitzicht. Een diep tunnelstation is ook net iets minder verleidelijk dan een straathalte voor je neus, je moet reizigers wél iets te bieden hebben als je ze naar beneden wil krijgen. Dat lukt nu niet voldoende, het is vaak best stil in Mülheims ondergrondse.

Een en ander zou beter worden als ook de andere tramlijnen in de tunnel kwamen te liggen. Die vervlechting zou de frequentie in de binnenstad al meteen verhogen ook. Maar dan moet er wel flink bijgebouwd worden en dat is duur, ingewikkeld – niet buitengewoon realistisch dus.

Smalspoor en normaalspoor ineen: Vierschienengleis

De tunnel is dan misschien niet helemaal de perfecte vervoersoplossing, het is wél een mooie tunnel. De stations zijn opvallend gedecoreerd, vooral station Broich, bij het kasteelpark waar het bovengronds goed toeven is.

Spoorliefhebbers moeten deze tunnel sowieso een keer bezocht hebben, want er is hier nog een andere bijzonderheid: een vierrailig spoor, ofwel ‘Vierschienengleis’. Vanuit Duisburg komt namelijk een Stadtbahnlijn op normaalspoor binnen en die gaat vervolgens samen met de smalspoorlijn van Mülheim de tunnel in. Het resultaat is zichtbaar in de stations Broich en Stadtmitte.

Vierschienengleis

Er is nog meer normaalspoor: in het hoofdstation kun je overstappen op de metrolijn naar Essen, de U18. Maar die lijn raakt nergens met het smalspoor verstrengeld, dit is nou juist een ambitieuze, geheel gescheiden metrolijn, met stoere tunnelstations en hoge snelheden. Een herinnering aan een tijd van grotere ambities dan de onze.

Het tramnet van drie lijnen is dus aangevuld met een metrolijn in normaalspoor, die in de praktijk wel uit twee gescheiden lijnen bestaat, één naar Duisburg en één naar Essen. Wie van Duisburg naar Essen reist moet overstappen op het hoofdstation van Mülheim. Dat had anders moeten zijn, maar ja, elk net is net weer anders. De lappendeken wreekt zich.

Het stadsspoor van Mülheim: een oordeel

Mülheim aan de Ruhr heeft een fijnmazig tramnet mogen behouden, maar niet helemaal. De ambitie om dit netwerkje op te nemen in de grote Ruhrmetro die er uiteindelijk nooit kwam heeft dit tramnet eigenlijk een beetje in problemen gebracht. De mooie, maar erg diepe stations maken overstappen onaantrekkelijk. De veelheid aan niet-vervlochten lijnen maakt het dan weer lastig om in de binnenstad hoge frequenties aan te bieden.

Het Ruhr-OV als lappendeken…

Toch is er veel goeds te zeggen over dit stadsspoor. Het hinkt misschien op vele gedachten, het ís er toch maar. Dat er snelle verbindingen met Duisburg en Essen geboden worden verleent het kleine, groene Mülheim extra aantrekkingskracht. Het kan beter, maar het had ook veel slechter kunnen zijn. Veel steden van Mülheims grootte hebben immers alleen maar een bus.

Als de tijdsgeest nog eens zo groen wordt dat er in dit netje mag worden geïnvesteerd, dan zou ik de Mülheimers aanraden om de lijnen die nu bovengronds met de tunnel kruisen, in die tunnel te leiden. Dat smalspoor, ach, dat is een charme, zou ik zeggen. Dat is het grootste obstakel verder niet. Maak wat mooiers van wat je al hebt en laat de treintjes vaker rijden. Dan komen die reizigers er echt de tunnel wel voor in.

Op reis in het Ruhrgebied

In het station van Mülheim aan de Ruhr kun je nog terecht bij een ouderwets loket, ook voor tram- en metrokaartjes. Daar stonden we vorige week donderdag, na een paar uurtjes treinen vanuit Alkmaar. “Hiermee kunt u 48 uur rondreizen met uw gezin”, legde de loketbediende uit. “In Mülheim, in Duisburg, in Essen… Maar u kunt ook de S-Bahn naar Düsseldorf nemen. Kent u Düsseldorf? Dat is een leuke stad.”

Zeker ken ik Düsseldorf, maar deze vakantie zou ons nou juist niet naar Düsseldorf moeten brengen, dat was er de bedoeling niet van. Wij wilden het Ruhrgebied verkennen. De man in het station zou de laatste niet zijn die dat maar moeilijk te geloven vond, zo bleek in de dagen erna. Toeristen, die gaan naar Düsseldorf, naar Xanten misschien, eventueel voor de Schwebebahn naar Wuppertal. Toeristen gaan niet naar het Ruhrgebied. “Echt? Toerísten zijn jullie? Die zien we hier nooit.”

Het Ruhrgebied, eindelijk

Toch waren wij vastbesloten. De plannen voor deze reis waren dan ook al oud. Het bestand waarin ik horeca-adresjes en andere Google Earth-vondsten bijhield, in voorbereiding op deze reis, werd begin 2020 aangemaakt. “Dan kan ik af en toe een dagje heen en weer ook”, zei ik daarover, want met de kinderen nog in de luiers leken lange rondreizen wat al te ambitieus. Maar het zouden uiteindelijk niet de luiers zijn die ons dat jaar, en de jaren erna, van het reizen weerhielden.

Toen we vorig jaar dan eindelijk weer naar Duitsland konden werd het toch eerst maar weer Düsseldorf. Daarna kwamen de Alpen, dit jaar bezochten we in juni Franken weer – en nu dan, in augustus, alsnog, eindelijk, het Ruhrgebied.

Het bestandje uit 2020 was inmiddels door de tijd ingehaald. Lang niet al die horeca-adresjes bestaan nu nog, helaas. De kinderen zijn ouder intussen, dat is dan weer mooi. De jongste heeft wel zó een fascinatie voor spoorvervoer aan de dag gelegd dat die infrastructuur een reisdoel op zich werd. Zo kreeg de Ruhrreis vorm en kozen we voor een appartementje in Mülheim.

Mülheim aan de Ruhr: een middelpunt

Mülheim is niet de spannendste bestemming van deze haast eindeloze industrieregio, maar voor OV-reizigers wel een mooi middelpunt. Er gaat een metrolijn naar Essen, een tram naar Oberhausen en iets daartussenin naar Duisburg. En Mülheim heeft wat een mens nodig heeft: een kleine oude binnenstad met vakwerkhuisjes, een kasteel met park, véél groen aan de rivier en nog een eigen bierstijl ook.

Dat bier heet Mölmsch. Het is blond en bovengistend, dus wel wat anders dan de Duitse pilsjes. Het is nauw aan Kölsch verwant, het stadsbier van Keulen. Maar het hopkarakter deed ook wel aan de altbieren van Düsseldorf denken; kölsch is in mijn herinnering vaak wat zachter. Zo heeft Mölmsch dus toch zijn eigen profiel. Het merk houdt zich ook staande tussen König uit Duisburg en Stauder uit Essen, bieren die in Mülheim óók veel gedronken worden.

Mülheim heeft verder een erg mooi raadhuis, waar ze helaas niet altijd even verstandige beslissingen nemen. Dat er vorig jaar een hele tramlijn werd opgedoekt, daar kom ik nog over te schrijven. Dat men jaren geleden heeft gekozen voor een ‘mall’, een groot overdekt winkelcentrum langs de snelweg, dát heeft al langer zijn uitwerking op deze stad. Het Rhein-Ruhr-Zentrum heeft de eigen binnenstad leeggezogen, zoals je had mogen verwachten. Waar ooit warenhuizen waren betalen nu kleermakers en nachtwinkels de huur. Als winkelstad is Mülheim eigenlijk wel opgegeven.

Gelukkig is er de schattige Altstadt nog, en dat kasteelpark. Daar zijn leuke terrassen en prima restaurants te vinden. Er staan ook twee kerken naast elkaar: een oude, lutherse, met een prachtig cassetteplafond, en een nieuwe, katholieke – een naoorlogs meesterwerk van baksteen en harde lijnen. Op zondagochtend beieren ze tegen elkaar op.

Een dag naar Duisburg

Vanuit Mülheim voert een deels ondergrondse tramlijn je in een minuut of twintig naar Duisburg. Die tram komt langs de Zoo en door de levendige studentenwijk, goede bestemmingen voor wie zich in deze stad wil amuseren. Zelf gingen we nog iets verder, want al wordt er weinig goeds gezegd over de Altstadt van Duisburg, de restanten ervan wilde ik toch eens zien.

Duisburg heeft eigenlijk een heerlijk eenvoudig, goed centrum: een lange winkelboulevard vanaf het hoofdstation naar de Altstadt aan het water, ten noorden van die boulevard wat aardige straten met restjes vooroorlogse architectuur, ten zuiden ervan een groot park met een museumkwartier en het karakteristieke pleintje Dellplatz. Het jammere is dat er veel autoverkeer door deze stad wordt gepompt, wat echt niet nodig zou zijn, en dat de buitenruimte niet in opperbeste staat is; met wat kleine aanpassingen zou het stadsbestuur van Duisburg een veel laagdrempeligere bestemming maken dan het nu is.

Toch: schoonheden genoeg. Dat Dellplatz bijvoorbeeld, dat is een prima plekje, met een brouwerij ook nog. Ze brouwen er pils en altbier. De Wallstraße is een leuk stadsstraatje met een pracht van een bierwinkel, waar je ook wat drinken kunt (Bierbude). Het raadhuis en de Salvatorkerk vormen een fraai ensemble. Het wijkje daar net achter lijkt wel Engeland. Prachtig is het park met speeltuin aan het water. Van de oude stadsmuur is verrassend veel bewaard.

In het grote park zaten we aan het einde van ons gewandel even in de Biergarten. Daar is óók weer zo’n mooie speeltuin, trouwens. En zo vers van de tap smaakte het stadspils me heel best, terwijl mijn vrouw aan het altbier zat en de kinderen elk aan een andere limonade. Daarin kan Duitsland heel gerieflijk zijn. Achter de bomen zagen we de stad, met wat er goed aan was, en wat minder. Van die schreeuwerige puien her en der, verslaafden in een kringetje, zwaar verkeer. Er zou van Duisburg wel wat meer gehouden mogen worden. Nu ademde de stad soms wel al te veel gelatenheid.

Borbeck, Essen: Dampfbier & de grote stad

Aan Essen begonnen we in Borbeck. We wandelden door een woud, zagen er een beek ontspringen, en bereikten even later het kasteel waar de zoveelste trouwerij gaande was. Hier is het Ruhrgebied wel op zijn gladst, als een ansichtkaart. Ook Borbeck zelf is een aardig plaatsje, met een autovrij centrumpje waar je lekker naar de trams kunt kijken, een schitterend oud stationsgebouw en, jawel, een eigen brouwerij. Daar genoten we van Dampfbier en Haxe en spraken we Nederlands met de uitbater van een charmante tweedehandsboekenwinkel. Alles best!

De S-Bahn verbindt Borbeck razendsnel met Essen. Waar Borbeck dorps is, daar is Essen in alles de grote stad. Er staan glimmende torens naast het station, de winkelcentra zijn er doolhoven met meerdere verdiepingen en binnentuinen, de winkelstraten een golvende deken van hoofden en tassen en muzikanten. Op de pleinen waren optredens, overal waar we keken was het druk, bruisend, stedelijk. Dat gaf toch ook wel weer energie.

Essen heeft een mooie Dom, met een binnenplaatsje ook, toch wat verstilling. Het autovrije centrum is verder weinig historisch, maar de wederopbouwarchitectuur straalt, de pleinen zijn er prettig ingericht, er zijn goede doorkijkjes. Essen is eigenlijk best goed gelukt, ondanks alle tegenslagen in de recente geschiedenis. Ten zuiden van de binnenstad, in de levendige wijk Rüttenscheid, genoten we er nog even van na op een straatterras, waar het ook vol leven was. Hier komen we graag nog eens terug, besloten we.

Het Ruhrgebied als toeristische bestemming

Zo keken we die maandag, na vier dagen en nachten in het Ruhrgebied, terug op heel deze kennismaking. We waren toen al onderweg naar huis, maar lunchten nog even in Oberhausen. Oók al een verrassende stad, met mooie parken, schitterende baksteenarchitectuur en een vriendelijk restaurant met goulash, pannenkoeken en Uerige Alt.

Hier willen we vaker heen, want het is zo dichtbij. Het is er veelzijdig genoeg. De ansichtkaartjes en de rauwere randjes wisselen elkaar snel genoeg af en met het OV kom je haast overal. Het is er tegelijk ook wel gewoon lekker Duits, met véél soorten limonade, véél lokaal bier, bij vullende maaltijden in gezellige, relaxte horeca. Kinderen zijn er nooit te veel, ze kunnen haast overal wel kiezen uit een kleine schnitzel of een ander kinderhoofdgerecht, en de speeltuinen zijn groots.

De grootste troef van het Ruhrgebied is wel zijn nabijheid, hier ben je echt zo. Dat er desondanks geen toeristen zijn mag misschien ook wel een troef heten. Al zie ik toerisme zelf niet alleen als negatief. Toerisme houdt ook voorzieningen in stand die het anders maar moeilijk hebben, zeker als er stadsbesturen zijn die zich een mall aan laten praten. Misschien moeten we het Ruhrgebied dus tóch dat toerisme gunnen. Opdat de bewoners zien dat er van deze regio heel veel meer te houden valt dan nu wordt gedaan.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.