Tessels aan Den Hoorn
Vrijdag 9 februari vertelde ik op Texel over mijn onderzoek naar het eilander dialect, het Tessels, tijdens een door het Texelfonds georganiseerde avond waarbij ook anderen vertelden over hun werkzaamheden met betrekking tot het eiland. Dat deden we gewoon in het Nederlands, maar soms schemerde er toch wat Tessels op de achtergrond. In mijn eigen spreektijd probeerde ik kort en bondig duidelijk te maken wat ik nou eigenlijk doe, met dat “onderzoek naar het Tessels”, want wat onderzoek ik nou helemaal? Hier op mijn blog een uitgeschreven versie van mijn verhaal.
Onderzoek en interpretatie
Er is naar het Tessels al best veel onderzoek gedaan. Zo zijn er drie woordenboeken, één uit de jaren 50 door S. Keyser en twee moderne door Gelein Jansen. In die woordenboeken zijn behalve eilander woorden ook talloze eilander zegswijzen, gedichtjes en grapjes opgetekend, zodat ze een prachtige dwarsdoorsnede van het Tessels geven.
Behalve woordenboeken zijn er ook verschillende veldonderzoeken, uitgevoerd door bekende taalkundigen als Heeroma en Jo Daan. Net als de meeste andere Nederlandse en Vlaamse dialecten is het Tessels door de jaren heen systematisch beschreven door medewerkers van het legendarische Meertens Instituut. Aan stof geen gebrek, dus. En dan zijn er ook nog verhalen in het Tessels, brieven in het Tessels, veldnamen in dialect, familienamen – allemaal is het onderzocht.
Wat zou ik daar nou aan toevoegen? Eigenlijk niets. Ik stel geen nieuw onderzoek in. Wat ik doe is al die beschikbare gegevens bij elkaar brengen en interpreteren. Ik schrijf een Tesselse grammatica en ik schrijf over de historische ontwikkeling van de eilandtaal, ik leg verbanden met andere dialecten en met het verleden, om zo een compleet portret van het Tessels te kunnen schilderen. Hoe dat portret eruitziet zal ik concreet proberen te maken tijdens een wandeling door Den Hoorn, het mooie dorp waar het Texelfonds de avond organiseerde.
Wandelend door Den Hoorn
Den Hoorn is een typisch Tessels dorp, met van die eilander huisjes en straatjes, met de duinen op de achtergrond en om het dorp heen het prachtig bewaarde cultuurlandschap van tuunwòòlle, sképeboete en kolleke. Op het eerste oog is het zonder weerga, zo’n dorp vind je nergens anders in Nederland, dit is wat Texel uniek maakt. Maar toch zijn er verbanden. De tuunwòòlle vind je bijvoorbeeld ook op Wieringen en die typische huisjes, met hun houten bovenverdiepingen, vind je ook in Noord-Hollandse kustplaatsen als Volendam en Kolhorn, vroeger ook in Petten en aan Den Helder. Het staat niet op zichzelf.
Dat bouwstijlen op elkaar lijken, bewijst natuurlijk wel onderling contact. Misschien werkten dezelfde timmerlieden wel in deze plaatsjes, dat kan. Dat boeren op Texel en Wieringen precies dezelfde aarden walletjes bouwden om de schapen binnen te houden doet ook wel vermoeden dat ze met elkaar gepraat hebben. En als ze met elkaar praatten, deden ze dat ook in bijna hetzelfde dialect: Wierings en Tessels zijn als tweelingzusjes, die alleen verschillen doordat ze in hun volwassen leven wat uit elkaar zijn gegroeid, maar nooit het contact verloren.
Ook de andere verbanden zijn talig. Van Volendam tot Vlieland, van Enkhuizen tot Harlingen: de talige overeenkomsten zijn eigenlijk groter dan de verschillen. Wat typisch Tessels lijkt, is vaak toch te verklaren uit taalcontact. Het lijkt alsof het Tessels een variant is van één en dezelfde regionale taal, die lange tijd tot in Amsterdam begrepen en gesproken werd. Een taal van tiêd en kieke, een taal van huus en bute, een taal van weest en nag en róóp en nog zo van die woordjes die typisch voor het Tessels zijn, maar ook typisch voor andere dialecten. Een regionale standaardtaal moet het zijn geweest.
Maar waar ooit heel deze regio hetzelfde sprak, daar is het Tessels nu geïsoleerd, het is een laatste overblijfsel. Zelfs dat is te zien tijdens een wandeling door Den Hoorn. Het witte kerkje, eenzaam tussen de velden – ooit stond het midden in het dorp, maar toen het Marsdiep stiller werd, doordat de handel zich verplaatste, verstilde ook Den Hoorn en uiteindelijk werd het halve dorp afgebroken. Die kerk symboliseert het dialect: ooit het midden van een groot taalgebied, nu een laatste overblijfsel. Kerk en dialect symboliseren samen de eilander geschiedenis: ooit was Texel het middelpunt van allerlei handelsstromen, in de 19e eeuw werd het een uithoek. Een uithoek met een ouderwets dialect.
Vergezichten over het Wad
Nabij Den Hoorn is het Loodsmansduin, het hoogste duin van Texel. Als je daar staat zie je het Marsdiep, waar ooit de schepen doorheen geloodst werden door Hoornder loodsen. Het Marsdiep was de A2, Texel lag aan de snelweg, hier sprak men de taal die men ook in Amsterdam en Harlingen begreep, langs de hele Zuider- en Waddenzee eigenlijk. Nu is het vergezicht veel stiller. Die taal wordt nog door oudere Texelaars gesproken, maar spoedig ook niet meer. Het kerkje blijft bewaard, maar het andere symbool van de Texelse geschiedenis verdwijnt.
Eigenlijk is dat niet raar, eigenlijk is het zelfs logisch. Want het isolement, dat ervoor zorgde dat Texel die oude taal behield terwijl ze elders veranderde, dat isolement is er inmiddels ook niet meer. Over het Marsdiep vaart nu de veerboot. Texel staat weer midden in de wereld als favoriet vakantie-eiland, een uithoek is het niet meer. En dus spreken de jongere Texelaars de standaardtaal van hun regio, zoals hun voorvaderen dat ooit ook deden. Er is niets nieuws onder de zon.
Het Tessels beschreven
Het zijn al die verbanden en vergezichten die mijn onderzoek naar het Tessels z’n bestaansrecht geven naast het materiaal dat er al is. Het boek dat er het resultaat van zal zijn, biedt inzichten in de talige structuur van het Tessels, maar evenzo biedt het inzichten in de geschiedenis van het eiland en zijn bevolking. Het laat de golfbeweging zien van een eilandtaal in de wereld en in het isolement, het laat zien hoe een relatief kleine bevolking als de Texelse door de eeuwen heen gesproken heeft en heeft wíllen spreken. Zo staat, via het water, alles met elkaar in verbinding.