De kindertaal van Siem: woorden vormen
Het brabbelen is nog lang niet over, maar inmiddels zijn er dan ook die woorden waar we zo op wachtten: Siem kan „papa” en „mama” zeggen. Ook andere woorden die hij al vaak van ons gehoord heeft, probeert hij nu voorzichtig te gebruiken. Wat vinden we hem knap.
Papa, dan mama
Voor de annalen is het natuurlijk bittere noodzaak te boekstaven wat Siem nu eerder zei, „papa” of „mama”. Het was „papa”. Tof voor mij, maar eigenlijk scheelde het maar een dag. De ochtend nadat hij „papa” had gezegd zei hij, bij herhaling, „mama”. Hij zei het alleen tegen mij, klagende, want z’n moeder was op dat moment te werk. Dat vond ik zo tragisch dat ik het z’n moeder ook maar niet direct vertelde. Pas de volgende avond was ze zelf getuige van zijn kunsten.
Of Siem begrijpt wat de woorden die hij nu zegt betekenen, dat blijft natuurlijk de vraag. Mensen trekken dat graag in twijfel en wij als trotse ouders willen die twijfel dan natuurlijk weer weerleggen. We wijzen naar elkaar en vragen: „Wie is daar?” Als hij antwoordt, dan antwoordt hij correct: „papa”, „mama”. Hij kan het dus echt, wat ons betreft.
Groeiende woordenschat
Inmiddels, wat weken na z’n „papa” en „mama”, gebruikt Siem ook andere woorden. Als hij naar buiten wil, of uit het raam wil kijken, zegt hij iets dat op „buiten” lijkt: bœyde, pœyde, zoiets. We hebben het met hem dan ook vaak over „buiten” gehad. Als ik hem voor het raam zette, zei ik: „Kijk, dat is buiten.” Zo moet het zijn blijven hangen.
Gewichtiger nog dan naar buiten gaan is eten. Ook dat woord gebruikt Siem nu zelf: éde, klinkt het dan. De -t- wordt tussen klinkers gemakkelijk een -d-, zo blijkt. En zoals Siem „buiten” iets te breed interpreteert (het kan immers ook voor „naar buiten kijken” worden gebruikt), zo gebruikt hij ook „éde” soms onnauwkeurig, hij zegt het namelijk ook bij dorst. Maar voor Siem zat het eten dan ook lang nog vooral in flesjes.