Bier in Wenen
Oostenrijk ligt aan de randen van de klassieke bierwereld, niet ver van Beieren en Tsjechië. Zelf lijkt het land zich vooral met z’n wijnen te identificeren, maar tegelijkertijd gaat de Oostenrijkse bierrevolutie ook aan Nederland niet voorbij, want we hebben hier nu Bevog, en het klassieke tarwebier van Edelweiss werd hier wat zomers terug door Heineken nog even populair gemaakt. Oostenrijk is dus óók bierland, en een week geleden onderzocht ik daarom wat bier in Wenen vermag.
Wenen: tussen traditie en ambitie
De trouwe lezers van dit blog weten dat ik bepaald niet spuug in de ondergistende bieren die in Zuid-Duitsland, Tsjechië en natuurlijk ook in Oostenrijk traditioneel zijn. Ik geloof zelfs dat ondergist, dat zo weinig bijsmaken (esters) heeft en dus vrij neutraal bier oplevert, het meest geschikt is om met smaakvolle hoppen te combineren: ondergist laat hop de ruimte. In Wenen heb ik dus veel ondergistende bieren besteld om er de hoppen in te proeven. Maar lukte dat?
Hop, hoe geschikt ook voor de traditionele stijlen die Oostenrijk rijk is, werd in Wenen vooral gebruikt voor bovengisters in Engelse trant: pale ales dus, vaker zelfs IPA’s. De mode hier is ook de mode daar: hoppig bier van hoge gisting, bij voorkeur gebrouwen door jongelingen met baarden, met daaromheen meestal een verhaal over biologisch eten, vaker gaan fietsen en meer van die hippe ambities. Moet dat nu echt overal in Europa hetzelfde zijn? Maar weinig brouwerijen maakten de verbinding van traditie en ambitie waar ik op had gehoopt: ondergistend bier met een verfrissende hopsmaak.
De beste Weense brouwerij die we bezochten was Lichtenthaler. Het Helles van deze brouwer was inderdaad hoppig, broodachtig en fris. Hier was duidelijk iemand aan het werk die wist wat balans was. Dat hij zich door Belgische bieren liet inspireren bleef niet lang geheim, de trots van de brouwer bleek zijn brettbier te zijn, toch weer bovengistend dus. Hij was er terecht trots op. Gist, mout en hop hielden in haast al zijn bieren perfect het evenwicht, maar de Brett Saison was misschien wel het knapste wat we in Wenen proefden.
Biercafés in Wenen
In de, ontstellend rokerige, Weense cafés was zeker meer aandacht voor bier dan ik vooraf had verwacht. Ook het gezellige buurtcafé Einfahrt, waar we haast elke dag wel even gezeten hebben, had meerdere bieren van de tap en op fles. Dit café had zich daarbij wel verbonden aan een brouwerij, Schremser, waarvan men graag zei dat het een van de laatste echt onafhankelijke brouwerijen in Oostenrijk was. Het Roggen Bio Bier sprak ons in ieder geval zeer aan en de Vienna I.P. had zelfs de hippe hopsmaak, en toch ondergist.
Einfahrt is in zekere zin wel typisch voor de betere Weense cafés: wel goed bier, maar eigenlijk zelden de bovengisters van de craftbeergeneratie. Ook in de zelfverklaarde biercafés kwam je die zelden tegen. De smaak van het publiek is misschien toch conservatief. In een land waar halve liters de standaard zijn is het ergens ook wel te begrijpen dat zware IPA’s moeilijker voet aan de grond krijgen.
Natuurlijk zijn er ook cafés die de voorhoede willen zijn. Stomtoevallig kwamen we zo’n café tegen, Scrappy, dat tegenover een kerk die ik zien wilde gelegen was, en dat ons waarschijnlijk niet eens was opgevallen als ik niet naar een toilet op zoek zou zijn geweest. Scrappy had ’n prima afgewogen kaart met zowel modern als klassiek bier, en achter de bar stond iemand die daar veel over kon vertellen. Hij was ook de eerste in Wenen die bevestigde, net als wij naar het Craft Bier Fest te gaan.
Craft Bier Fest Wien
De Weense bierliefhebber die méér wil dan hoppig ondergistend bier of commercieel Weizen zal zich vast al weken hebben verheugd op het Craft Bier Fest. Dit bierfestival, dat plaatsvond in een prachtig stukje industriële archeologie, de broodfabriek van bakkerij Anker, trok in ieder geval zoveel bezoekers dat we buiten al moesten aansluiten in een rij. De sfeer was in de rij al gemoedelijk en eenmaal binnen ontdekten we een goed georganiseerd festival, met gratis water voor iedereen en bier voor één euro.
De Oostenrijkse “craft”-scene heeft z’n blik, net als de Nederlandse, op Amerika gericht, dus aan IPA’s en stouts was in de broodfabriek geen gebrek. Maar veel meer dan in Nederland werd er ook naar andere Europese landen gekeken. Natuurlijk was er Belgisch bier, er was ook Jopen trouwens, maar wat ons vooral beviel was de goede vertegenwoordiging van Tsjechische, Slowaakse en Hongaarse brouwers. Ik proefde nog eens het hoppige honingbier uit Budapest, Keserű Méz, ik proefde een geslaagd Slowaaks rookbier met melon-hop (spek met meloen, zei de brouwer, en dat klopte), ik las Tsjechische tapruiters voor en laafde me uiteraard ook aan het beste wat Oostenrijk te bieden had, van Märzen tot whiskyporter.
Is Wenen een bierbestemming?
Die vraag werd me voor mij reis naar Wenen al veel gesteld: Wenen, is dat wel een bierbestemming? Ik wist toen al dat ik naar het Craft Bier Fest zou gaan, en dat moest wel goed wezen (dat was het ook). Maar verder wist ik het ook niet en eigenlijk weet ik het nu nog steeds niet. Dat is natuurlijk ook een antwoord.
Ja, als bierliefhebber kun je je best vermaken in Wenen, er zijn goede brouwerijen en leuke buurtcafés met verrassend bier. En tegelijk: nee, als je niet het geluk hebt zulke cafés binnen te lopen, als er geen Craft Bier Fest is, en je dus alleen maar de zelfverklaarde grote bierzaken binnengaat en brouwerijen als Wieden Bräu, waar alles naar bloemkool smaakte – nee, dan is Wenen geen bierbestemming.
Wenen is het nog nét niet, denk ik. Het is nog te veel zoeken nu, je moet nog te veel geluk hebben, ook wij hadden dat niet altijd. Maar Wenen komt er, dat verwacht ik wel. Over ’n paar jaar, als het rookverbod is ingevoerd, keer ik er terug en proef ik meer bier met nog meer geluk.