Taalkundeboeken: Slavische talen

Met de inventarisatie van de vierde plank van mijn collectie boeken over taalkunde komen we te spreken over een echte liefde: de Slavische talen. Hoe dat zo gekomen is weet ik zelf niet eens, maar voor Slavische talen heb ik altijd een hart gehad, in het bijzonder voor het Tsjechisch.

Slavisch is leuk

Misschien heeft de eerste taal van plankje drie er wel een rol in: het Latijn. Die taal leerde ik op school, met plezier, maar twee dingen stonden me wat tegen aan het Latijn: hoe leuk ik de naamvallen ook vond, die werkwoorden vond ik eigenlijk te moeilijk en te veel gedoe – en verder bleef ’t toch een dode taal, natuurlijk. Hoe heerlijk was dan de ontdekking dat een hele wereld zich uitstrekte in het oosten van Europa, waar talen lééfden die naamvallen hadden als het Latijn, zonder dat je daar gratis een woud aan onnavolgbare werkwoordstijden bij kreeg?

Slavisch dus. Het leukste van Latijn (compacte naamvallen), het leukste van Grieks (een eigen alfabet), het leukste van mijn eigen taal (fijn twee werkwoordstijden en dan nog de notie van voltooiing) en daarbij dan nog, dat ontdekte ik later, leuke landen waar je die talen spreken kon… Geen wonder dat het Slavisch in mijn kast een plank verdient.

boeken-slavische-talen

Boekenlijst Slavische talen

Op deze plank staan 20 boeken. Eén ervan is op de foto niet te zien, dat staat achter de andere.

  • Frewin, Teach Yourself Russian, Hodder & Stoughton, Sevenoaks 1977. Engelstalig. Mooi vergeelde Teach-Yourselfcursus met goede voorbeelden van het cyrillisch handschrift, waarom ik het boek heb gekocht (die 50 cent bij de kringloop konden er wel af).
  • Fennel, Russisch leer je zo, Het Spectrum, Utrecht 1971. Nederlandstalig (vertaald uit het Engels). Prettig overzichtelijke Prisma-cursus, die onder meer consequent de klemtoon aangeeft, geen overbodige luxe bij het Russisch.
  • Radeva, Bulgarische Grammatik, Buske, Hamburg 2003. Duitstalig. Weer ’n prachtboek van uitgeverij Buske, mooi en overzichtelijk uitgegeven met goede uiteenzettingen. Het Bulgaars is overigens wel een uitzondering op de overige Slavische talen: geen naamvallen, veel gedoe met werkwoorden.
  • Minkova, Vladova & Stantsjev, Немско-български речник, Emas, Sofia 2001. Bulgaarstalig. Duits-Bulgaars woordenboek, gekocht in Sofia.
  • Hauge & Tisheva, Colloquial Bulgarian, Routledge, Abingdon 2006. Engelstalig. Degelijke cursus Bulgaars die ik ter voorbereiding op mijn reis naar Bulgarije deels heb doorgewerkt, met succes, men verstond mij.
  • Naughton, Colloquial Slovak, Routledge, Abingdon 1997. Engelstalig. Praktische inleiding op de charmante landstaal van ’n land waar ik Tsjechisch spreek en Slowaaks versta.
  • Huiting & Eliášová, Prisma miniwoordenboek Slowaaks-Nederlands Nederlands-Slowaaks, Het Spectrum, Houten 2004. Nederlandstalig. Handig zakwoordenboekje met goede grammaticale uitleg achterin.
  • Martens & Morciniec, Nederlands-Pools Pools-Nederlands woordenboek, Van Dale, Utrecht 1995. Tweetalig Pools en Nederlands. Tikje rommelige heruitgave in schrijfmachinestijl van een Pools woordenboek, met veel grammaticale uitleg.
  • Corbridge-Patkaniowska, Teach Yourself Polish, English Universities Press/Hodder & Stoughton, Londen 1948. Engelstalige. Ouderwets moeilijke Teach-Yourselfcursus dat een en ander nog overzichtelijk weet te houden door zich in de eerste hoofdstukken tot de onzijdige woorden te beperken.
  • Lee & Lee, Teach Yourself Czech, English Universities Press, Londen 1959. Engelstalig. Goede cursus Tsjechisch die in opzet lijkt op de hierboven genoemde Poolse. Het taalgebruik is wel wat ouderwets, zelfs voor het Tsjechisch van die tijd.
  • Kiessl, Praktisches Lehrbuch Tschechisch, Langenscheidt, Berlijn 1993. Duitstalige. Vrij laagdrempelige, optimistische cursus Tsjechisch met veel plaatjes.
  • Fritsch, Bauernöppel & Bielefeld, Český jazyk, Volkseigener Verlag, Berlin 1968. Duitstalig. Een schoolboek uit de DDR dat de lat zeker niet te laag legt – van dit boek heb ik mijn Tsjechisch geleerd. Prachtige propagandateksten.
  • Naughton, Colloquial Czech, Routledge, Londen 1987. Engelstalig. Simpel uitgegeven cursus die de Tsjechische spreektaal centraal stelt, met veel handige voorbeelden in het overzicht achterin. De humor is wat eigenaardig.
  • Hirschmann, Tschechische Grammatiktabellen, Buske, Hamburg 2014. Duitstalig. Handig naslagwerk met een iets te slappe kaft.
  • Vintr, Das Tschechische, Sagner, München 2005. Duitstalig. Gedetailleerde beschrijving van zowel het hedendaagse Tsjechisch als van de geschiedenis van de taal, met alle klankverschuivingen en dergelijke.
  • Šmilauer, Nauka o českém jazyku, SPN, Praag 1972. Tsjechischtalig. Uitgebreide grammatica van het Tsjechisch, bedoeld voor de Tsjechen zelf.
  • Demeersseman, Kramers Woordenboek Tsjechisch, Elsevier, 2000. Nederlandstalig. Aardig zakwoordenboekje met grammaticale uitleg.
  • Beneš, Německo-Český a Česko-Německý kapesní slovník, SPN, Praag 1972. Tsjechischtalig. Zakwoordenboekje Duits-Tsjechisch en omgekeerd, gekocht in Praag.
  • Čermák & Hrnčířová, Nizozemsko-Český slovník, Leda, Praag 1997. Tsjechischtalig. Groot woordenboek met uitleg van de Nederlandse grammatica in het Tsjechisch, niet foutloos, maar wel leerzaam.
  • Faßke, Grammatik der obersorbischen Sprache der Gegenwart – Morphologie, Domowina, Bautzen 1981. Duitstalig. Zeer gedetailleerde wetenschappelijke beschrijving van de Oppersorbische vormleer, een groot boek voor een kleine taal. Soms wat onoverzichtelijk. De Sorbische voorbeeldzinnen zijn niet vertaald, maar met kennis van het Tsjechisch meestal wel te ontcijferen.

Al deze boeken bevinden zich in Alkmaar. Ze worden niet uitgeleend, maar kunnen wel worden ingezien.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.