Taalcontact: een Tsjechisch schiereiland
Over taalcontact schreef ik eerder al, maar toen bleef ik binnen ons eigen Nederlandse taalgebied, op ’n paar zinnetjes over Belgisch Frans na. Maar taalcontact is overal, ook in andere taalgebieden. Zelf ben ik wel gecharmeerd van het zichtbare taalcontact in het Slavisch van Bohemen: het Tsjechisch, de taal waarin je het hart van Europa hoort kloppen.
Tsjechië ligt als een soort schiereiland in het Duitse taalgebied. Het is een westelijke voorpost van de Slavische taalfamilie die in het oosten zo dominant is. Op de moderne landkaarten valt het nog redelijk mee, omdat Duitsland na de Tweede Wereldoorlog zoveel gebied moest afstaan aan Polen en de Sovjet-Unie – een kaart van vóór de twee grote oorlogen laat zien dat het Tsjechische schiereiland veel dieper in de Duitse zee stak, en er welhaast door werd verzwolgen. Dat de taal toch stand heeft gehouden is een klein wonder.
Duits vertaald naar Tsjechisch
Het taalcontact dat je verwacht is in het Tsjechisch gauw gevonden: er zijn volop Duitse woorden te herkennen, van vuřt (worst) en brýle (bril) tot mooie schrijftaalwoorden als cíl (doel, streven, uit “Ziel”). Wie meer in de taal van het schiereiland binnendringt ontdekt dat ook ogenschijnlijk heel Tsjechische woorden als vlastně stiekem Duits zijn: je vertaalt het niet alleen als “eigenlijk”, het element vlast betekent ook echt “eigen”. Talloze Tsjechische woorden en uitdrukkingen zijn letterlijk vertaald Duits.
In een eerder blogje had ik het al kort over die rare manier van tellen die de Nederlanders met de Duitsers gemeen hebben: we tellen een-en-twintig, niet twintig-en-één. Het Tsjechisch blijkt deze Duitse manier van tellen ook te kennen, naast het wiskundige dvacet jedna staat het voor ons voor zo bekende jednadvacet: eenentwintig. De “Duitse” manier van tellen is overigens wel meer en meer ouderwets aan het worden in het Tsjechisch, maar de geschiedenis blijft hoorbaar.
Duitse tongval?
Nu zijn die invloeden natuurlijk geen verrassing, dit is wat je zou verwachten van een taal die zich maar met moeite heeft kunnen handhaven in een verder Duitstalig stukje wereld. Ook in het Pools en het Sloveens vind je dit soort Duitse invloeden (ook de Slovenen kunnen als Duitsers tellen, bijvoorbeeld). Wat mij, toen ik met het Tsjechisch vertrouwd raakte, meer verraste was de “Duitse tongval” van dit schier-Slavisch.
Een lastig punt voor Nederlanders die Engels of Frans leren is de zogenaamde glottisslag: een sluiting van de stemspleet, die wij automatisch laten horen als een woord met een klinker begint: “een appel” klinkt dan als [ən ˈʔɑpəl], een ‘appel dus, je hoort de spatie als het ware. In het Engels hoor je an apple juist zonder zo’n keelsluiting uit te spreken: [əˈnæpʰəɫ]. Ook het Frans gebruikt de glottisslag niet zo. Het Duits doet het juist wel, vaker zelfs dan het Nederlands.
Geen enkele Slavische taal gebruikt die “Duitse” glottisslagen. Behalve het Tsjechisch. Dat zorgt ook voor opmerkelijke verschillen met het Slowaaks. Waar Slowaken een verbinding als z okna (uit het raam) aaneenrijgen als [zokna], hoor je in het Tsjechisch de woordgrens duidelijk: [s ʔokna]. Of nu ja, “Tsjechisch”, je zult het in ieder geval in Bohemen volop horen, in het oostelijke Moravië al minder: daar waar het schiereiland aan het Slavische land komt, en de Duitse zeelucht minder doordringt. Want Duitse invloed met het toch wel zijn, die Germaanse tongval van de West-Tsjechen.
Tsjechisch en Vlaams
Tsjechië en België zijn nu allebei voorbijgekomen in mijn serie over taalcontact. Wat het Frans is voor Vlaanderen, dat is het Duits voor Bohemen. Wat betekent dat voor de glottisslag van de Nederlandstalige Belgen? Zouden ze die soms óók weglaten, naar Frans voorbeeld? Zeker doen ze dat. Het “Vlaams” rijgt de woorden veel meer aaneen, [en ˈʔɑpəl] is daar eerder [en ˈɑpəl] of zelfs [neˈnɑpəl], nenappel, alsof het één woord is. Tegenover de Duitse tongval van de Tsjechen staat dus de Franse tongval van de Vlamingen. Zo diep gaat taalcontact.