Met de inventarisatie van de vierde plank van mijn collectie boeken over taalkunde komen we te spreken over een echte liefde: de Slavische talen. Hoe dat zo gekomen is weet ik zelf niet eens, maar voor Slavische talen heb ik altijd een hart gehad, in het bijzonder voor het Tsjechisch.
Slavisch is leuk
Misschien heeft de eerste taal van plankje drie er wel een rol in: het Latijn. Die taal leerde ik op school, met plezier, maar twee dingen stonden me wat tegen aan het Latijn: hoe leuk ik de naamvallen ook vond, die werkwoorden vond ik eigenlijk te moeilijk en te veel gedoe – en verder bleef ’t toch een dode taal, natuurlijk. Hoe heerlijk was dan de ontdekking dat een hele wereld zich uitstrekte in het oosten van Europa, waar talen lééfden die naamvallen hadden als het Latijn, zonder dat je daar gratis een woud aan onnavolgbare werkwoordstijden bij kreeg?
Slavisch dus. Het leukste van Latijn (compacte naamvallen), het leukste van Grieks (een eigen alfabet), het leukste van mijn eigen taal (fijn twee werkwoordstijden en dan nog de notie van voltooiing) en daarbij dan nog, dat ontdekte ik later, leuke landen waar je die talen spreken kon… Geen wonder dat het Slavisch in mijn kast een plank verdient.
Boekenlijst Slavische talen
Op deze plank staan 20 boeken. Eén ervan is op de foto niet te zien, dat staat achter de andere. Verderlezen…
’t Is alweer wat weken geleden dat ik terugkeerde uit Polen. Tijd genoeg om talen te bedenken, en dat heb ik dan ook gedaan. Maar daar hebben de trouwe lezers van dit blog – dat zijn er voorlopig nog niet veel – niks van gemerkt. Ook dat hoort bij talenstellen: zwijgend mijmeren, aarzelen met publiceren, want talen zijn nooit af en nooit goed genoeg voor een publiek.
Maar er is nauwelijks publiek. Niemand zal ooit Issels leren. Wat zou ’n talensteller als ik dan malen om publiek? Misschien is ’t dat: ik wil publiek. Sommige gestelde talen verdienen dat en er zijn er die ook echt een publiek hebben. Standaardtalen, door enthousiaste talenstellers verzonnen met wat dialecten in het achterhoofd, zijn daarvan goede voorbeelden.
De Nederlandse standaardtaal is door heel veel mensen gemaakt en ontwikkeld, maar sommige standaardtalen zijn door één iemand bedacht en beschreven. Heel bekend is het Nynorsk, een wat archaïsche Noorse standaardtaal die ook echt wordt gebruikt en is bedacht door Ivar Aasen. Een ander voorbeeld is de Slowaakse standaardtaal, die net als het Nynorsk op een aantal dialecten is gebaseerd door een ijverige talensteller, Ľudovít Štúr. Zijn taal is ook nu nog de officiële voertaal van het inmiddels onafhankelijke Slowakije.
Héél een geschiedenis is een stad, en Warschau zeker. Toch zien we steden vaak maar zo vluchtig, alsof ze decor zijn. Warschau wordt dat zelfs wel eens verweten, ‘maar decor’ zou het zijn, een reconstructie van na de oorlog. Zit daar niet juist weer héél die geschiedenis in besloten? Hoe dan ook, ook was maar een paar uur in Warschau, net voor kerst. Toch geef ik hieronder graag een indruk in foto’s.
1.
Het centrum van Warschau is uitgestrekt: de Koninklijke Route (Trakt Królewski) is zo’n vier kilometer lang en staat vol interessante paleizen en kerken. Daar hadden we natuurlijk geen tijd voor. Gelukkig is het mooiste stuk van het centrum, de Krakauvoorstad met de Oude Stad en de Nieuwe Stad, wel goed te belopen in een paar uurtjes. Dat is dus het stuk Warschau wat we verkend hebben – en meteen ook het stuk stad wat de meeste toeristen verkennen, dus veel plaatjes zullen bekend zijn.
Goed, de wandeling dan maar. Als je het station uitkomt kijk je eerst tegen moderne winkelcentra aan, maar het kapitalisme staat hier toch nog ’n beetje in de schaduw van het Cultuurpaleis dat door Stalin aan de stad werd geschonken, te zien op de foto hierboven.
2.
Een andere oude wolkenkrabber werd nogal mishandeld. Wat zijn ze hier van plan? Deze paal is de eerste wolkenkrabber van Polen, vooroorlogs nog wel, al kreeg het na de oorlog wel een ander (stalinistisch) uiterlijk. Ik weet niet wat ze er nu mee gaan doen. Ik vrees het ergste.
3.
In de buurt tussen het Cultuurpaleis en het oude centrum wisselen oud en nieuw elkaar af. De sporen van een oorlog: in de Tweede Wereldoorlog werd Warschau bijna volledig verwoest. Het échte historische centrum is nadien vakkundig gerestaureerd (of beter: teruggebracht in 18e-eeuwse staat, want men restaureerde nogal romantisch destijds, met schilderijen als uitgangspunt), maar de 19e-eeuwse uitbreidingen vond men toen nog niet interessant genoeg. Wat hersteld kon worden werd hersteld, de rest werd door op zichzelf niet onaardige stalinistische blokken vervangen.
4.
5.
Voor de reconstructie hoef je niet ver te lopen. Dit paleisje is heel nauwgezet gereconstrueerd, omdat de bouwtekeningen bewaard waren. De architect die z’n archieven zo goed bijhield was de Hollander Tylman van Gameren, die een groot stempel op Warschau heeft gedrukt doordat hij vele paleizen en kerken mocht ontwerpen.
6.
De Krakauvoorstad (Krakowskie Przedmieście) is een prachtige boulevard, onderdeel van de Koninklijke Route. Let op de openbare ruimte, die heel mooi is ingericht. Laat die Polen maar schuiven!
7.
8.
9.
De stad ligt op een heuvel, dat heeft natuurlijk altijd z’n charmes.
10.
We naderen de Oude Stad (Stare Miasto), het middeleeuwse centrum van Warschau. Ook deze “oude” stad is een reconstructie van na de oorlog. Dat wordt er altijd bij gezegd. Men heeft de gruwelen met de reconstructie willen uitwissen, maar toch blijft iedereen de stad bekijken als een reconstructie. Zo wordt de herinnering aan de verwoesting van Warschau toch levend gehouden, juist dóór deze herbouwde stad.
11.
De Zygmuntzuil herinnert aan de Poolse koning die Warschau hoofdstad van zijn rijk maakte en het land en passant meesleurde in zijn persoonlijke vete tegen Zweden.
12.
13.
14.
15.
16.
Gevels boven de kerstmarkt op het Marktplein.
17.
18.
19.
20.
Op deze laatste foto’s gluurden we stiekem al naar de Nieuwe Stad (Nowe Miasto), die direct aan de oude grenst en een halve eeuw later ontstond. De bebouwing is nu natuurlijk even oud (herbouw), maar ook vroeger was er dus weinig verschil. Wel was de nieuwe stad armer, dus de woonhuizen waren wat minder statig.
De Nieuwe Stad heeft nog altijd een heel eigen bekoring. De sfeer is er ronduit provinciaal, het is echt een stil stukje Warschau waar je alleen als je goed luistert het geruis van de boulevards in het centrum nog hoort.
21.
22.
23.
24.
25.
Deze mooie barokke kerk werd ook door onze landgenoot Tylman van Gameren ontworpen. Het gebouw was in de oorlog in gebruik als hospitaal. Toen de Duitsers het verwoestten vielen daarbij in één klap duizend doden.
26.
Tylman van Gameren is overal. Ook dit mooie paleis, het Krasińskipaleis, is van zijn hand.
27.
28.
29.
Langs pleinen en parken naderden we het Cultuurpaleis weer. Daarachter ligt het ondergrondse station. Mijn reis ging nu verder naar Rogoźno, maar in Warschau zou ik vaker terugkomen. Zo vluchtig is deze stad heus niet.
Morgen vlieg ik naar Polen. Voor deze site betekent dat een paar dagen stilstand, maar voor mijn hoofd natuurlijk niet. In Polen zal ik met een bijzondere taal geconfronteerd worden, de Poolse. Een taal met heel veel medeklinkers en ook nog een boel naamvallen.
Wat voor talensteller zou ik wezen als ik niet al geprobeerd had, wat Pools te leren? Zo’n oud cursusje van Teach Yourself was gauw gevonden. Hoe die nieuwe in elkaar zitten weet ik niet, maar die oude zijn zo geschreven dat alleen echte taalfetisjisten er doorheen komen. Voor talenstellers zijn ze ideaal. Lekker uitdagend. En de Poolse taal ís al zo’n uitdaging. Verderlezen…
Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.