Archief 2011

1
Genitieven uit het oosten
2
Gedichter
3
Reis naar Friesland
4
Ingetaald

Genitieven uit het oosten

Poolse taalMorgen vlieg ik naar Polen. Voor deze site betekent dat een paar dagen stilstand, maar voor mijn hoofd natuurlijk niet. In Polen zal ik met een bijzondere taal geconfronteerd worden, de Poolse. Een taal met heel veel medeklinkers en ook nog een boel naamvallen.

Wat voor talensteller zou ik wezen als ik niet al geprobeerd had, wat Pools te leren? Zo’n oud cursusje van Teach Yourself was gauw gevonden. Hoe die nieuwe in elkaar zitten weet ik niet, maar die oude zijn zo geschreven dat alleen echte taalfetisjisten er doorheen komen. Voor talenstellers zijn ze ideaal. Lekker uitdagend. En de Poolse taal ís al zo’n uitdaging. Verderlezen…

Gedichter

Jolig doolde ik de vaderlandse letteren door, op zoek naar inspiratie voor kolderieke verzen in talen die niet eens meer bestaan. De verveling doet wat met ’n brein dat uitdaging behoeft. Ik las de scabreuze Middeleeuwers nog ‘ns terug, ik bladerde van einde tot begin door Bredero, half mompelend dreunde ik liederen uit Lucifer op en zo vergleed de week. Op vrijdagmorgen viel mijn oog op de naam Mattheus Gansneb Tengnagel.

Een goede gekke dichter heeft ’n gekke naam. Mattheus Gansneb Tengnagel trof ’t, al noemde hij zich in het gewone leven gewoon Tijs Tengnagel en is het niet helemaal zeker of hij dat adellijk klinkende Gansneb er zelf maar tussen had gezet, om zo verwantschap te veinzen met de échte Gelderse adel die zo heette, of dat Tijs werkelijk voluit Gansneb Tengnagel heette. Het is zoiets als het umlautje van Büch.

Verderlezen…

Reis naar Friesland

Sneek, ik zag er niks van. Door de ramen van de bus viel niet te kijken. Alles was van water wit. Over de voorruit schoven ruitenwissers. Waar was ik? Was dit al het station? Niemand zei mij iets, ik vroeg niemand iets. Kabaal van regen en wind, de motor van de bus, het belletje van iemand die op “stop” drukte, verder niets.

In Sneek moest ik wezen. Ik had er een afspraak met een Friese dichter. “Een zonderling,” hadden ze gezegd, “hij is de meest paranoïde dichter van Friesland.” Zijn onbereikbaarheid paste bij dat gerucht. Hij woonde in een donkere stad. Zware wolken werden er door zuilen water omhooggehouden. Een stad zonder kerktorens, zonder pleinen. Sneek moest per ongeluk zijn ontstaan.

Een mooi meisje verliet de bus. Verderlezen…

Ingetaald

steven-h-p-de-jongZo klein als iedereen beweert is ons taalgebied helemaal niet. De Nederlandstaligen hebben zich over best wat landen verspreid, en twee ervan zijn nog akelig rijke landen ook, wat in de moderne wereld misschien wel meer uitmaakt dan louter het aantal sprekers van een taal. Maar zelfs dát is in ons geval nog lang niet mis.

Verleden week was ik kort in een kleiner taalgebied, waar een taal te verwaaien stond, kleiner en kleiner werd en vooral voor de literatuur ongrijpbaar geworden was, niet eens zozeer voor de schrijvers en dichters, voor wie de taal natuurlijk niet ongrijpbaar genoeg kan zijn, maar voor de uitgevers vooral, die geen boeken meer verkochten, en voor de lezers, die ze niet meer lazen. Ik bezocht er een literaire avond, in Leeuwarden, of Ljouwert zogezegd, want ik spreek natuurlijk over het Fries en dat kleine, vlakke, waaiende Friese taalgebied. Veel grijze hoofden waren daar, maar ook een jeugdige enkeling, voor wie er foldertjes werden rondgedeeld over verliefd zijn in het Fries en waarop achter het Friese woord fereale tussen haakjes was geschreven dat het verliefd betekende. Jonge Friezen lazen hun taal niet meer, niet omdat ze niet van lezen hielden, maar simpelweg omdat ze hun taal niet meer voldoende kenden. Was dat dan onwil? Hoe mooi de avond verder ook was, met poëzij en Friese opera, het was dat foldertje, het was die vaststelling die bekleef: het geschreven Fries was stervende.

Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.