Tag Terschelling

1
Een monument voor het Meslânzers
2
Alle talen op een eiland

Een monument voor het Meslânzers

Midslands, heet het in het Nederlands, maar in het woordenboek dat vorige week van deze kleine Waddentaal verscheen, lees je vooral ‘Meslânzers’. In oudere bronnen komt ook nog wel de spelling ‘Meslônzers’ voor. Ergens daartussen ligt de werkelijke klank van dit woord, maar wie dat horen wil, moet er een lange reis voor overhebben. Meslânzers wordt gesproken op het midden van Terschelling.

Terschelling is lang en vrij smal, tenminste, voor wie het met Texel vergelijkt. Het is een richel duin met wat bescheiden polders aan de waddenkust, met dan aan het westeinde die geweldige vuurtoren waar de boot op aan vaart, en in het oosten een wildernis van platen en kreken waar de menselijke taal verstomt.

Op het kleine stukje wereld waar wél Terschellingers wonen, daar spreken zij minstens vier talen. Nederlands, natuurlijk, maar dat is pas van de laatste tijd, die taal is aan komen spoelen met de badgasten en het onderwijs. Het bijzonderste zijn toch wel de drie éígen talen van Terschelling: Westers, Aasters, Meslânzers. Twee van die talen zijn Friese dialecten die aardig afwijken van wat er op het Friese vasteland voor Fries doorgaat. Het Meslânzers, dat is – ja, wat eigenlijk?

Een taal met een woordenboek én een grammatica

Het Meslânzers was tot voor kort het minst beschreven Waddendialect, als we het uitgestorven dialect van Vlieland buiten beschouwing laten. Er was geen grammatica van, geen woordenboek; de beginnetjes die er waren konden niet tippen aan de woordenboeken die er over Westers, Aasters, Schiermonnikoogs, Amelands en Tessels verschenen waren. Aan die scheefgroei heb ik zelf nog bijgedragen ook door mijn eigen dikke boek over het Tessels, maar daar stond dan tenminste nog een hoofdstukje over het Meslânzers in. Met in dat hoofdstuk gelukkig wel het bericht dat er aan iets geschreven werd.

Het boek, met de kerk van Midsland op de kaft

Nu is dat er: het Meslânzer Woardeboek. 286 bladzijden telt het en op die bladzijden staan niet alleen maar woordenlijsten, er is ook een stevige grammatica in het Woardeboek opgenomen. Geweldig. Hier is duidelijk werk in gestoken, door de Meslânzers zelf (Triny Martens, Gettje Pals, Piet Smit en Nel Swart vormden de ‘werkgroep Meslânzers’), maar zeker ook door de Friese taalkundige Siebren Dyk.

Siebren Dyk is in deze materie geen onbekende naam. Dyk verzorgde eerder ook al de woordenboeken over het Amelands en het Hylpers, met bij dat laatste woordenboek óók al zo’n prettig uitgewerkte grammatica.

Die grammatica is het gouden randje van het Meslânzer Woardeboek. Dat we nu in een heldere uitleg kunnen lezen dat men in het Meslânzers, net als het Engels, stemhebbende medeklinkers ook stemhebbend uitspreekt op het woordeinde – dus: braav, echt waar – dat is een ontzettende rijkdom. Daar kan heel de Nederlandse taalkunde mee toe, ik zou zelfs zeggen: dit feitje mag voortaan niet onvermeld blijven in de inleidingen op onze klankleer. En dat is dan nog maar het begin van die grammatica.

Zo heb je haast heel de taal in handen met dit Meslânzer Woardeboek en dat is meer dan mooi. Later dan al die andere eilandtalen, maar tóch: het Meslânzers heeft nu een eigen spelling, een eigen grammatica en een eigen woordenboek waaruit wie wil veel van deze taal leren kan.

Een plekje op de dialectenkaart

Met zo’n boek in handen moet de vraag wat voor taal dat Meslânzers nou is toch best te beantwoorden zijn. Maar de moeilijkheid is toch wel dat ieder hier een eigen bril opzetten kan. Voor mij, natuurlijk, is dit boek in de eerste plaats een feest van herkenning. Het Midslands heeft onmiskenbaar veel woorden, klanken en ook taalregels met het Tessels van mijn familie gemeen.

Met ’n Tesselse bril op

Ik heb daar ook bést naar gezocht, natuurlijk. Dat het Midslandse scheap rijmt op het Tesselse skéép (schaap), dat wist ik al en het is bijzonder genoeg, want in het Amelands is het skaap en zo is het in Harlingen of in ’t Bildt ook. Deze overeenkomst tussen het Midslands en de dialecten van Texel, maar ook Wieringen, Enkhuizen en vroeger Vlieland, prikkelt eenieder die in het Midslands een gaaf oud Hollands wil zien. Met scheap, maar ook met sleape, dread, sead en zelfs een readhús (raadhuis), allemaal ee-klanken voor wat in de Standaardtaal een aa geworden is.

Een ander zal misschien kijken naar woorden die in deze taal verdwaald lijken, die naar andere talen wijzen. Waar in het Meslânzers gezegd kan worden dat het braav drok is, daar valt te denken aan het Zweedse bra, dat ook op ‘braaf’ teruggaat, maar net als in het Meslânzers versterkend kan worden gebruikt (‘zeer druk’). En wat te denken van et smaakt as eul, voor iets dat lekker is. Moet ik hier aan een Noord-Europees biertje (öl/øl) denken? Of is dat mijn bierbril…

Siebren Dyk spreekt natuurlijk geen Tessels, zijn referentiekader is het Fries en ook met die taal zijn er genoeg overeenkomsten aan te wijzen. Dat laat Dyk dan ook niet na: in de grammatica wordt steeds de vergelijking met het Fries gemaakt. Dat geeft extra gelaagdheid aan de uitleg die gegeven wordt en dat is mooi. Maar niet altijd voegt dat helemaal. Waar Dyk het Meslânzer jij lope vergelijkt met de Friese verbuiging van jo (de vertaling zou jo rinne zijn, dus ook met -e), daar miste ik als Noord-Hollander toch wel de vermelding van het Westfriese jij loupe. Zulke vormen staan misschien in een groter, zelfs ander verband.

Fragment van de grammatica

Dyk ziet het Meslânzers ook in de eerste plaats als een vermenging van Fries en Hollands. Dat maakt die vergelijking met het Fries relevant, daar waar ik eerder zal denken: dit is gaaf Noord-Hollands, al hebben die mensen wel altijd Friestalige buren gehad, maar kijk dus zeker ook naar Texel en de rest van Noord-Holland. Het is een oude discussie die nog steeds gevoerd wordt.

Dat die discussie er is, dat is ook wel heel mooi natuurlijk. We misten dit woordenboek nou juist zo omdat we allemaal wel wisten dat het materiaal nieuwe invalshoeken kon bieden. Al hoeven natuurlijk lang niet al die invalshoeken, al die interpretaties en overwegingen ook in een woordenboek te komen. De verdienste van het woordenboek moet toch eerst en vooral zijn dat al dat materiaal erin verzameld staat.

Een monument met toekomst

Die verzameling is geweldig. Goed, niet alle woorden staan erin. Dat bijvoorbeeld ‘kunnen’ wel, maar ‘kennen’ niet is vertaald, dat viel me wel op. Maar er zijn gelukkig veel mooiere woorden. De kantlucht aan de horizon, de selling op het strand, de fúketakke in het Wad: ze schilderen het eiland, dat blijft prachtig. Veel plantennamen, viel me op, daar is echt op gelet. En dat wat we op Texel nog wel tittelóze noemen in deze taal tytloas heet, dat kon ik met mijn Tesselse bril op natuurlijk weer extra waarderen.

Zo’n materiaalverzameling moet ook geen besluit zijn, geen graftombe voor een verdwijnende taal – dat zou echt veel te hard zijn. Niet in steen, maar in hout is hier gebeiteld, dit woordenboek mag een begin zijn. Van méér schrijven in het Meslânzers, meer toneel, meer optredens. Ook de terugkerende toerist heeft nu iets om op terug te vallen, zelfs bij discussies over de klemtoon van Formerum en Landerum. Ieder kan er het zijne mee.

De eilanders lieten in eerdere publicaties over hun Meslânzer Woardenboek al merken dat ze daar klaar voor zijn: meer doen met het Meslânzers, meer doen met de Terschellingerr taalrijkdom in het algemeen. Het woordenboek koestert de taal, maar mag haar ook een beetje vrij laten. Dan kan het Meslânzers zeker nog wel even mee als die bijzondere eilandtaal op de randen van onze dialectkaart.

  • Meslânzer Woardeboek
  • Siebren Dyk (redactie), Triny Martens, Gettje Pals, Piet Smit & Nel Swart (werkgroep)
  • Afûk, Leeuwarden 2024
  • Online te bestellen

Alle talen op een eiland

In herberg De Zwaan te Hollum zat ik en at ik zaterdagavond tussen mensen van alle Waddeneilanden aan dezelfde tafel. Amelanders waren er thuis, Schiermonnikogers, Terschellingers en Texelaars waren er gast. Door een speling van het lot was één van de Schiermonnikogers op Vlieland geboren, wat de vertegenwoordiging compleet maakte. Een bijzondere samenkomst die een vrolijk resultaat was van het Wadden Vertel Festival dat in het weekend van 16 en 17 november op Ameland werd georganiseerd. Twee sprekers van Texel, één van Terschelling, één van Ameland en één van Schiermonnikoog hadden die middag over hun eiland en de zee verteld en zouden dat zondagmorgen nog eens doen.

Het is niet eenvoudig om mensen van al die eilanden samen te brengen, de afstanden zijn nu eenmaal lang. Maar als het dan eenmaal lukt, dan vergeet je haast alle moeite, zo vanzelfsprekend lijkt het dan. Het praat toch wel makkelijk, zo van eilander tot eilander. De Waddeneilanden delen eeuwen van geschiedenis, ze hebben misschien wel meer gemeen met elkaar dan met het vasteland. Dat spreekt ook uit de talen van de eilanden en juist die kregen bij het Wadden Vertel Festival alle aandacht: alle vertellers deden hun verhaal in hun dialect. Het ging dus van Tessels tot Schiermonnikoogs, van Simon Dros tot Jelle Woudstra – zelfs in die namen ligt al iets van de taalrijkdom besloten.

Dat ik er op Ameland bij mocht zijn was natuurlijk een eer. Hoewel ik Tessels spreek en ook een eilander achternaam heb, ben ik eigenlijk giên echte, ik ben nou eenmaal opgegroeid op het vasteland. Ik kwam ook gewoon met de bus naar de veerhaven van Holwerd. Mijn onderzoek naar het Tessels en mijn publicaties over dat dialect (zoals het Tessels Taalboekje en Beurd en deen) zorgden ervoor dat de Historische Vereniging Texel me uitnodigde mee te komen en er vooral notities van te maken. Al die Waddendialecten samen, dat zou voor mij toch gefundenes fressen zijn? Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.