Archief augustus 2018

1
Een Texelaar uit Buijsmonde
2
Biergondisch Alkmaar

Een Texelaar uit Buijsmonde

Mijn dialectonderzoek naar het Tessels is in de loop van dat onderzoek alleen maar breder geworden. Dat is het lot van zulk onderzoek, het dijt uit, er worden steeds andere lijntjes uitgezet en uiteindelijk gaat de uitdaging zitten in het behouden van het overzicht over zoveel gegevens. Ik heb dat overzicht gelukkig nog, de taal verbindt. Maar mijn onderzoekje naar de herkomst van de Texelse familienamen heeft het wel even moeilijker gemaakt.

Waar lag Buijsmonde?

In het Regionaal Archief te Alkmaar kennen ze mijn gezicht onderhand wel, want ik zit daar geregeld. Ik struin door oude geurende papieren, op zoek naar sporen van lokaal taalgebruik, en ik houd er dus mijn lijsten van familienamen bij. Daarvoor kan ik gelukkig van een overzichtelijke bron gebruikmaken: het boek Texelse geslachten van de gebroeders Dijt. Van alle familienamen uit de archieven hebben zij in hun boek de geschiedenis kort samengevat. Zo staat er te lezen dat de eerste Plaatsmannen aan Den Hoorn woonden, maar dat er ook verwanten aan De Waal woonachtig waren, en dat “we” uiteindelijk via Haene Trien, ’n Trijn die ’n meneer Haan huwde, naar Oosterend uitwijken, waar de naam via moeder Trijn werd voortgezet. Mooi.

De Plaatsmannen zullen wel geen immigranten zijn geweest, de familie gaat in elk geval terug tot de 16e eeuw en allemaal zijn het Texelaars. Dat geldt ook voor de familie Dijt, vast tot tevredenheid van de gebroeders. Andere Texelse families komen oorspronkelijk wél van de Overkant. Bij de familie Vlaming verraadt hun naam dat, maar tegelijk wonen die al minstens zo lang op Texel als de families Plaatsman en Boon, de precieze Vlaamse herkomst blijft duister, in elk geval in het boek. Ik heb wel eens horen zeggen dat het spoor naar Duinkerken leidt.

Nog vager zijn de sporen van een 18e eeuwse immigrant, Aris Hendriksz Heijdenrijk. Die trouwde in 1777 met ’n Texelse en uit dat huwelijk kwamen kinderen voort, maar de geboorteplaats van vader is niet duidelijk in de boeken gezet. Buijsmonde, lezen we. De gebroeders Dijt noemen deze plaatsnaam en weten niet waar ze die moeten zoeken. Ook in de uitgebreide stamboom van Gomes blijft die vraag staan: Waar lag Buijsmonde? Uiteraard begon die vraag mij toen ook te achtervolgen. Verderlezen…

Biergondisch Alkmaar

Ome RemNederlanders houden Belgen voor bourgondisch. Dat krijg ik altijd weer te horen als ik vertel dat ik in België heb gestudeerd en anders hoort m’n vrouw het wel, want die is er geboren en getogen. Meestal hebben die Nederlanders dan wel een beeld van bourgondisch in hun hoofd dat niet helemaal klopt met de Belgische definitie. Ze denken dan aan heel veel krullen en liflafjes en ander hoogculinair gedoe, terwijl bourgondisch in de eerste plaats staat voor lekker eten en drinken waar je zin in hebt. Een stevig bord stoemp en een goeie pot bier, dat is ook bourgondisch. Wat dat betreft zou het voor Nederlanders helemaal zo exotisch niet hoeven zijn.

Bourgondisch genieten in Alkmaar

Dat je heel bourgondisch kunt leven in Alkmaar bewijzen mijn Belgische eega en ik als geld en weer het ’n beetje toelaten het liefst elke dag. Ook zoonlief doet al een aardige duit in het zakje, al geloof ik dat er in zijn definitie van bourgondisch iets meer plek is ingeruimd voor “je lijf en het meubilair ondersmeren”, maar goed, bij bourgondisch gaat het dus in de eerste plaats om waar je zélf zin in hebt, dus hij heeft ’t heus begrepen. In Alkmaar kun je heerlijk eten en drinken en het kan in een gemoedelijke sfeer, dat laatste vind ik zelf ook wel van belang.

Op mijn website heb ik al vaker een lans gebroken voor de fijnere bourgondische gelegenheden in onze stad. De Binnenkomer noem ik graag nog maar eens even. Daar kun je ook gewoon warm lunchen, wat in Nederland nog steeds te zeldzaam is. De keuken is er ook tot laat nog open, waarvoor alle lof. Want bourgondisch is ook: eten wannéér je dat wilt. Ik teken meteen wel aan dat er wat dat betreft echt nog wel veel te winnen is. Toen ik onlangs in Brussel was en nog met ’n laat hongertje kampte, kon ik gewoon bij een buurtrestaurantje terecht voor een stevig bord eten om middernacht en een glas Orval. Fantastisch. Maar het begin is er tenminste.

Een belangrijk begin is ook gemaakt door “ome Rem” van De Kleine Deugniet, die in het kleine zaakje aan de Koorstraat ’n heel mooi bourgondisch proeflokaaltje heeft kunnen doen ontluiken; inmiddels is dit café groot geworden en zit het op de Gedempte Nieuwesloot. Er komt zelfs een festival uit voort. Daarover zo meer. Nu eerst mijn wanklank. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.