De kindertaal van Siem: tweetaligheid
Begin juni verblijf ik op Texel om er mijn Tesselse Taalpraatjes te houden. Zoon Siem is mee naar Texel, hij is zelfs bezoeker geweest van al mijn Taalpraatjes tot nu toe. Hij hoort dus nogal wat Tessels, zó zelfs, dat je zou kunnen vermoeden dat hij tweetalig wordt.
Tweetalig opvoeden met dialect
Bij tweetaligheid denken mensen meestal niet aan de combinatie van Standaardnederlands en dialect, maar voor het kinderbrein maakt dat nauwelijks verschil. Ook een dialect is een taal, met een volwaardige grammatica, met klanken die precies afgebakend zijn en iets betekenen, met woorden en uitdrukkingen en al dat andere dat ’n kind leert als hij leert spreken. We zouden Siem dus best tweetalig Tessels-Nederlands op kunnen voeden, als we dat willen.
Tja, willen we dat? Hem een dialect opdringen dat hij, nu hij opgroeit aan de Overkant, eigenlijk alleen maar met mij spreken kan, nee, dat lijkt me niks. Als we nou op Texel zouden wonen, dan zou ik het wel overwegen. Hier kan hij het immers vaak genoeg spreken, zij het vooral met vijftigplussers – het is hier nog een levende taal, alleen wel één met sombere vooruitzichten.
Van „schaap” en skéép
Toch sluit ik niet uit dat Siem al wel Tessels heeft opgepikt. Siem is bijzonder gefascineerd door schapen en die zijn er hier natuurlijk genoeg, dus vaak wijst hij ons op schapen. Hij wisselt dan twee brabbelwoordjes af:
daadje
hatéét
Siem vervormt onze woorden, omdat hij nog niet goed articuleren kan. Plofklanken worden vaak -t-, of er nu een -k-, een -p- of een -t- aan ten grondslag ligt. Wrijf- en sisklanken vallen vaak allemaal samen in een -h- of ze blijven achterwege. Het is dus mogelijk in deze brabbelwoordjes echte woorden te vermoeden.
Doen we dat, dan moet het eerste zijn versie van „schaapje” of „schaapjes” zijn, met een -aa-. Zo verwijst zijn moeder meestal naar de wollige viervoeters. Het tweede is een stuk verdachter, want het heeft de Tesselse klinker -éé-, een soort langgerekte „ih”. Die klinker hoor je inderdaad in het Tesselse woord voor schaap: skéép. Mijn schuld, want ik zeg inderdaad meestal skéép, zelfs al is de rest van mijn zin gewoon in het Nederlands. Sképe zijn nu eenmaal een Tesselse aangelegenheid. Overigens heeft hij ook een knuffelschaapje dat de naam Skéép gekregen heeft en door allebei z’n ouders zo wordt genoemd.
Klopt mijn in dit geval natuurlijk meer dan welwillende oor, dan is één van Siems vroegste woorden dus een tweetalig woord. Tweetalig Nederlands en Tessels.