Taalcompetitie: Engels is beter

Nu het zomer is op het noordelijk halfrond moet en zal het ook komkommertijd zijn, zelfs al is deze zomer nieuwsrijker dan de gemiddelde winter, met om de haverklap aanslagen en dreigementen en politiek gekrakeel dat daarbij hoort of er niet los van wordt gezien. Nieuws te over, maar gekomkommerd wordt er, in ieder geval bij de NOS. Zo was daar deze week tijd voor ’n leuk mopje taalcompetitie. Dit is waarom Engels beter is. Of niet?

Waarom speechen Amerikanen beter dan Nederlanders?

speak americanDat was de kop boven het artikel: Waarom speechen Amerikanen beter dan Nederlanders? Het is een vraag met een vooronderstelling: Amerikanen speechen beter dan Nederlanders. ’n Beetje ’n gekke vooronderstelling, want zoiets valt eigenlijk niet te bewijzen, wat in het artikel dan ook niet wordt geprobeerd.

Speechen Amerikanen beter dan Nederlanders? Zelf houd ik niet zo van de emotionele stijl die je nu voorbij ziet komen, maar ik ben dan ook niet de doelgroep. Die doelgroep is de Amerikaanse kiezer. Wordt die bereikt? De cijfers doen vermoeden van niet, want de opkomst bij Amerikaanse verkiezingen is meestal schrikbarend laag. Zo bezien speechen de Amerikaanse politici dus helemaal niet zo effectief, hun Nederlandse collega’s weten meer volk op de been te krijgen. Maar laten we, omdat het komkommertijd is, net als de NOS maar even doen alsof de vooronderstelling juist is en de vraag serieus nemen.

Dit is waarom: Engels is beter

Het is een vraag die ook al niet echt te beantwoorden is. Waarom speechen ze beter? Dat kan toeval zijn, dat kan afhangen van de druk die erop ligt, dat kan een bijverschijnsel van het tweepartijenstelsel zijn. De deskundigen die de NOS opvoert lijken het ook in dat soort vaagheden te zoeken. Je moet wat, als je zo’n rare vraag op je dak krijgt. In deze nieuwszomer moet je de NOS dan maar ’n beetje helpen, ze zouden anders ‘ns niks om over te schrijven hebben! En dus fantaseren de deskundigen vrolijk verder.

Zo is er Thijs Kleinpaste, zelf speechschrijver. Hij zoekt het in de taal: “Ik weet niet of het waar is, maar ik heb altijd gedacht dat de Engelse taal zich beter leent om emotie op te roepen. De speeches waarin Timmermans het vurigst spreekt, zijn ook in het Engels. (…) Misschien is onze taal minder geschikt voor grote emoties. I have a dream klinkt toch anders dan “ik heb een droom”.”

Ziedaar! Amerikanen speechen beter omdat het Engels beter is. Je kunt het Kleinpaste niet verwijten dat de NOS hem dwong zo spijkers op laag water te zoeken, natuurlijk, dat is mijn bedoeling hier ook niet. Ik wil die stelling wel ‘ns verder uitwerken.

Engels vs. Nederlands, de competitie

Je hoort het wel vaker zeggen: Engels is beter dan Nederlands. Maar meestal blijft het dan bij wat vage verzuchtingen, de competitie wordt niet compleet gemaakt. Dat zijn dan mensen die zelf “songs” schrijven en stellen: “In het Engels kan ik mijn gevoel beter uiten dan in het Nederlands.” Zo iemand heeft iets tragisch, die spreekt ’n moedertaal waar ‘ie niet mee uit de voeten kan, hoewel ik ook niet uitsluit dat dat uiten in het Engels juist beter gaat omdat die taal vreemd is, minder connotaties heeft – en dat die uitingen voor wie het Engels écht beheerst kolderiek klinken (wat vaak inderdaad zo blijkt te zijn).

speech martin luther kingMaar hier is het dus concreet. I have a dream klinkt “toch anders” dan Ik heb een droom. Het eerste zou beter pakken in een speech. Nu gaat het hier volgens mij vooral om één woord, namelijk dream/droom, want het aanloopje I have a… zal voor Engelstaligen net zo neutraal klinken als Ik heb een… voor een Nederlandstalige. Dat soort aanloopjes zijn opvulling. Die zin gaat om dream.

De woorden zijn haast gelijk, omdat Engels en Nederlands verwante talen zijn. Het enige echte verschil is de klinker. Het Nederlands heeft een /o/, het Engels een /i/. Die /o/ gaat wel lekker naar die /m/ toe, een lipklinker en een lipmedeklinker volgen elkaar op, dat zou je mooi kunnen vinden, maar kennelijk is het dat niet, niet voor in ’n speech in elk geval. Met een /i/ gaat het kennelijk net even beter. Het is ook een /i/ die iets langer aangehouden wordt, tenminste, in RP – Martin Luther King doet het niet zo duidelijk, Amerikanen zijn hier wat korter mee.

Maar goed, /o/ of /i/ – beide zijn dat ook Nederlandse fonemen. Hierin verschillen beide talen niet. Als je die /i/ wil handhaven kan dat: Vannacht heb ik gezien…, vertaal je dan, dat op een dag… en zo verder. Die /o/ in “droom” toch niet werkelijk het probleem zijn?

De zin van competitie

Ik zou best andere dingen kunnen bedenken die het Engels beter maken dan het Nederlands. Mensen vinden onze schraap-g vaak lelijk, bijvoorbeeld. Maar vinden die mensen dan dat Vlamingen beter speechen? Ik betwijfel het. Ik geloof dat hier niet werkelijk om de klank van een taal gaat, of om het ritme. Dat is bijzaak. Het gaat om het imago van een taal en dat imago is van andere zaken afhankelijk, van macht vooral.

We leven in een wereld en een tijdperk waarin het Engels de dominante taal is. De Amerikaanse cultuur is dominant, het Amerikaanse leger ook. Aan die macht willen mensen raken en het Engels is daar hun middel voor. In het verleden hadden andere talen die rol. Vroeger hoorde je mensen dan ook zeggen dat alleen het Latijn geschikt was, of alleen het Frans, alleen het Duits – andere talen waren wel aardig, maar ze klonken toch niet zo vloeiend, zo helder, zo trots als de taal van de macht.

Concreet zie je dat terug in de muziek. Er was een tijd dat men geloofde dat het Italiaans de beste taal was om in te zingen. Daar kun je ook echt talige argumenten voor verzinnen: het Italiaans heeft zuivere klinkers en lettergrepen eindigen ook steeds op klinkers, dus je kunt je mond lekker openhouden als je een uithaal doet. Hoe ironisch is het dan dat je nu steeds hoort dat het Engels de meest geschikte taal is om in te zingen? Het Engels, met z’n tweeklanken en middenklinkers, met z’n woorden die op medeklinkers eindigen, met z’n tongkrul-r – geen taal staat zo haaks op het Italiaans, en toch wordt het dezelfde kwaliteiten toegedicht.

Teruggefloten

Zo eindigt de competitie voor ze echt begonnen is: talen winnen of verliezen niet, ze zijn niet beter of slechter, niet meer of minder geschikt. De strijd is buiten het stadion al beslist door economische en militaire belangen. Wie de baas is, spreekt de beste taal – niet andersom. Pas in november weten we wie het beste speechen kan, Clinton of Trump. En als die laatste of die eerste er dan echt ’n zootje van maakt, dan zeggen we over een jaar of wat dat Chinees de beste taal om in te zingen is.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.