Taalcontact: van ij en ui in Tsjechië
De allereerste klankverschuiving waarvan ik mij het bestaan realiseerde, moet de oude Nederlandse verschuiving van “ie” naar “ei”, geschreven “ij”, zijn geweest, en daaraan parallel die van de oude “uu” naar de “ui”. Het is een verschuiving die je in de spelling nog ziet, die “ij” van ons is eigenlijk een lange “i”, en ook de “ui” is eigenlijk gewoon een lange “u”, met dan de -i als verlengingsteken erachter.
IJ en UI in het Tessels
Dat ik me hiervan al zo vroeg bewust werd (ik was ’n kind nog) had alles met het Tessels te maken, het dialect van mijn familie aan vaders kant. In dit dialect is de bewuste klankverschuiving nog niet voltrokken, mijn oma sprak woorden als “kijken”, “tijd” en “rijst” met een i-klank uit, en haar huis noemde ze een huus. Zelf zeg ik wel “tijd” en “huis”, tenzij ik Tessels spreek; de klankverschuiving bevindt zich in mij, als het ware, en in mijn vader, we staan met één been in de oude tijd, van tied en huus, en met één been in de nieuwe van het Standaardnederlands.
Nu is het niet heel bijzonder hoor, dat mijn oma aan die verschuiving nog niet meedeed, in veel streken van Nederland heeft deze klankverschuiving, deze diftongering, nog niet doorgezet en ’t is eigenlijk maar toeval dat ze standaardtaal geworden is. Toeval dat in de hand werd gewerkt door een aantal stadsdialecten, die de verschuiving wel hebben doorgevoerd, en uiteindelijk aan de basis van die standaardtaal gelegen hebben. Dat had echter prima anders gekund.
De verschuiving in Europa
De diftongering van de oude lange “i” tot een tweeklank is geen uniek Nederlands verschijnsel. Ook in het Duits en het Engels is dit gebeurd. De oude lange “u”, die eigenlijk ooit als “oe” geklonken heeft en dat nog doet in de oostelijke dialecten, heeft in het Duits en het Engels een au-klank opgeleverd (”Haus”, ”house”). Kennelijk past het Nederlands in een groter plaatje, ook al zijn de diftongeringsgebieden geen aaneengesloten geheel op de kaart; het zijn vooral steden en hun ommelanden die meedoen, lijkt het wel. Een groot West-Germaans plaatje dan wel, want in het Noord-Germaans blijft de diftongering tot wat dialecten en het Faeröers beperkt. Ook het Fries doet er niet aan mee. Maar is het wel alleen Germaans?
IJ en UI in Tsjechië
De Tsjechische standaardtaal heeft zowel een lange “ie” als een lange “oe”, die gespeld worden als respectievelijk í / ý en ú / ů. Hier is van een diftongering dus niets te merken, zou je zeggen, maar dat wordt anders als je je oor te luisteren legt in de Praagse cafés. In de dialecten van Praag en z’n ommelanden wordt namelijk wel degelijk gediftongeerd, de lange “i” wordt een “ej” (haast “ei” dus) en de lange u wordt “ow” (haast “ou” dus). Ook Praag is dus één van die vele steden in onze streken die aan de diftongering is mee gaan doen, lang geleden al. En net als in Nederland zijn er ook in Tsjechië gebieden die aan de diftongering niet mee doen, daar hoor je dus gewoon “ie” en “oe”.
Wat nu het aardige is, en misschien zelfs tot eer strekt, is dat de winnaars in Tsjechië niet die diftongerende Pragenezen zijn, maar juist de plaatselijke Tesselaars, die aan die verschuiving niet mee hebben gedaan. De “ie” en de “oe” zijn in Tsjechië namelijk de standaardtaal, de diftongeerders trekken er aan het kortste eind. Ook al hoor in Praag haast niet anders dan “ej” en “ow”, ik weet dat ik gelijk heb als ik “ie” en “oe” zeg en de Tsjechen weten dat ook. Dat is, vele honderden kilometers van de Waddenzee verwijderd, dan toch ’n kleine Tesselse triomf.
Goedendag,
Op Vlieland speelt natuurlijk hetzelfde. Pas in de Tweede Wereldoorlog werd dat Waddeneiland administratief bij Friesland gevoegd. Ook daar spreekt men van ’tied’, ‘kieken’ en ‘riest’.
Opmerkelijk is echter dat het stadsfries, het Nederlandse dialect dat in enkele Friese steden wordt gesproken, exact dezelfde uitspraak heeft. In het Fries spreekt men van ‘sjen’ (‘zien’) of ‘sjoch’ (‘kijken’), maar hier in Harlingen zegt men gewoon ‘kieken’.
Dag Fred, dank voor je reactie! Het Vlielands is inderdaad nauw aan het Tessels verwant (voor zover het nog gesproken wordt), en Tessels en Vlielands lijken, samen met bv. Wierings en Enkhuizens, ook best op Stadsfries. Het schijnen soms varianten van dezelfde regionale taal, die toch een soort standaardtaal moet zijn geweest. Het had ooit immers prestige en het werd door zegslieden uit “Holland” ook als goed Nederlands beschouwd, terwijl het Fries als onverstaanbaar gold (ook het Tessels werd in de 18e eeuw nog omschreven als “een goede Hollandsche taal”, niet als een afwijkend dialect).
Harlingers ken ik ’n beetje, omdat mijn opa, geboren Ouwe Seun, het met z’n oudere familie nog wel sprak – maar helaas niet met mij. Nu probeer ik wat meer te weten te komen over dit Harlingers, dat dan wel Stadsfries is, maar afwijkt van het veel uitgebreider gedocumenteerde Leeuwarders. Juist de verschillen interesseren mij. In hoeverre staat het Harlingers tussen het gewone Stadsfries en de dialecten van de eilanden in? Hoe verhoudt het zich tot het Bildts? Van de zomer zal ik wel weer ‘ns de oversteek naar Harlingen maken. Als je tips hebt over waar ik m’n oor zoal te luisteren moet leggen, dan hoor ik het graag!