Terug naar Praag
Meisjes van ’n jaar of veertien kunnen soms zo raar verliefd zijn, op een jongen ouder en ver weg, een jongen waarvan je toch zou denken dat zij ook wel weten dat ‘ie onbereikbaar is – wat ze dan ook meestal wel weten. Zulke verliefdheden zijn veilige verliefdheden, verliefdheden waar nooit van wat hoeft te komen, maar die tenminste wel voorzien in de behoefte gewoon een keer verliefd te zijn. ’t Is vertederend en ongevaarlijk. Voor de rest zijn die meisjes dan nog te onzeker.
Toen ik nog veertien was moet ik ook onzeker zijn geweest, zoals iedereen dat op die leeftijd is, jongens ook. Verliefder werd ik er niet van en verder ook niet meisjesachtig, wat grappig zou zijn geweest. Toch denk ik nu dat ik zo’n zinloze, tedere en ongevaarlijke jeugdliefde wel heb gehad. Die liefde was Tsjechië, Praag in het bijzonder, een land waar ik tot twee keer toe bijna op vakantie ging, tot m’n ouders de reis weer annuleerden, omdat zij ook onzeker waren en toch geen veertien meer.