Altijd weer die d’tjes en de t’tjes
Er is veel interessant aan taal, veel meer dan alleen maar spelling, maar in de praktijk is spelling wel het onderwerp waarover het meest wordt gesproken en dan vooral over de spelling van d en t. Recent liet schrijfster en lerares Kristien Hemmerechts in De Standaard optekenen dat ze die regel in de toekomst ziet verdwijnen. De regel slaat niet aan, iedereen struikelt erover, zelfs ervaren spellers schieten mis – zo’n regel heeft geen toekomst. Daar waren andere mensen dan weer boos over. Spellingdiscussies lopen vaak hetzelfde af en er verandert dan ook nooit iets. Zelf vond ik Hemmerechts’ punt wel interessant.
Spellen naar woordbeeld
Als we leren schrijven, puzzelen we nog met letters, maar zo schrijft bijna niemand nog als hij of zij volwassen is. Efficiënte spellers hebben een hoofd vol woordbeelden. Ze twijfelen niet over de “ij” in “kijken”, ze weten gewoon zeker dat je dat woord zo moet schrijven, het zit als een foto in hun hoofd. Bij “lijden” en “leiden” wordt het dan soms wel lastiger, die woorden klinken immers hetzelfde, maar meestal kan de woordbeeldspeller ook nog wel met context uit de voeten: het ene woordbeeld komt in andere zinnen voor dan het andere.
Woordbeeldspellers zijn echter in het nadeel als het om de d’tjes en de t’tjes gaat. Dan moet er weer over iedere letter afzonderlijk nagedacht worden. Om te bepalen of het “antwoord” of “antwoordt” is, moet je de grammaticale functie van het woord begrijpen en ook nog nagaan of degene die antwoordt een “hij” of een “ik” is. De soepele woordbeeldspeller moet zichzelf tot staan brengen en op basis van schoolregels een keuze maken. Dat gaat vaak niet en dan staat er ineens weer “wordt ik” of “zij antwoord”, waar dan later weer door iemand anders over wordt geklaagd. De vermoeiende eeuwige spelfout!
Naar een vereenvoudigde spelling?
Nu is het niet moeilijk deze vervelende hobbel weg te nemen. De spelling kan natuurlijk best worden aangepast. We kiezen dan voor één terugkerend woordbeeld en houden daaraan vast. Zoals we geen -t achter “eet” plakken, zo laten we dat dan ook na bij “antwoord”, dat kan prima, dan is “antwoord” dus het woordbeeld dat we vastleggen.
Om tot zo’n vast woordbeeld te komen kan de oude regel van ’t fokschaap weer van stal worden gehaald. Dan schrijven we dus standaard verteld, verhuisd, onthaald en verpakt, betrapt en gebruikt. Hij verteld, zij antwoord, de trein vertrekt.
Dat zal al tot wat gemor leiden, maar er is in ieder geval een argument voor: dat het woordbeeld herkenbaar blijft. Lastiger ligt het bij sterke werkwoorden. Het woordbeeld “verliest” is vertrouwd, er is geen voltooid deelwoord *verliesd immers, maar als we de regel van ’t fokschaap goed toepassen (en daarbij de “valse s” goed identificeren, “verliezen” dus “verliez-“), dan zouden we in deze vereenvoudigde spelling “verliesd” moeten schrijven. Dat, of we kiezen ervoor bij deze groep woorden toch aan de vertrouwde -t vast te houden.
Geen spelling-Plaatsman
Deze vereenvoudigde spelling is een overweging. Ik ga er verder niet voor pleiten, de bezorgde lezer kan gerust zijn. Ik ga niet mijn eigen spelling propageren. Wat ik hier heb willen laten zien is dat het inderdaad lastig is, die gewraakte dt-regel te handhaven, en dat er op zichzelf een redelijk alternatief bestaat, maar dat het invoeren daarvan moeilijk ligt, omdat we nu eenmaal aan onze huidige spelling gewend zijn. Ook al is die spelling onvolkomen en klagen we daar eindeloos over, veranderen zullen we haar niet, want dat is ook maar weer gedoe. En dus blijven we deze discussie herhalen…