Beverkoog

De Beverkoog is vier dagen per week mijn bestemming, maar nooit in het weekend, dan rijdt zelfs de bus er niet. De Beverkoog is een bedrijventerrein, zo is het gepland. Ik werk er al jaren. De Beverkoog is gepland om dood te lopen in het noorden, tot de brug af is die ze nu aan het bouwen zijn, want de stadsplanners hebben zich bedacht, en al die jaren dat ik er werk bouwen ze nu aan die brug en nog steeds loopt de Beverkoog dood.

Het kantoor in de Beverkoog

Het kantoor is een achterkant van een ander kantoor, het heeft een plat dak erboven en een parkeerplaatsje ernaast. Rondom de parkeerplaats drommen andere kantoren samen, loodsen van bedrijven waar je anders nooit van had gehoord, een toren van schoonmaakwagentjes die nog door de gemeente moeten worden gekocht, een fietsenschuurtje en dan nog de muziekstudio waar we Ali B wel eens hebben gezien. Elke dag wordt hier gewerkt, maar nooit wordt er gewoond, er zijn geen huizen hier, ik denk niet dat er wordt gevreeën en als er warm gegeten wordt is het iets snels voor onder ’t overwerk.

Beverkoog

De Beverkoog van omhoog (renekuiken.nl)

In het kantoor is een zwarte vloer van namaakmarmer. Elke vrijdag wordt de zwarte vloer geboend, dan zie je de muren doorschijnen in de vloer, en het dak. Er is een lichtkoepel boven de eettafel waar je allang de lucht niet meer door ziet, alles is nu meeuwenpoep. De vallei van platte daken is voor de meeuwen een duinvallei, wat weten zij er ook van, zij leggen hier eieren en verdedigen krijsend hun kroost. In de herfst wordt het stil.

BIZ NEEN

Elke dag de Beverkoog, dat is elke dag een fietstochtje langs blikken bedrijfspanden en bewakingscamera’s en, erger nog, twee keer per dag een wandeling tussen de blokken door, want mijn collega en ik maken elkaar nu al maanden wijs dat die wandelingen ons gezond houden, wat maar matig lukt. Sinds een week of twee hangen er briefjes aan de lantaarnpalen, BIZ NEEN staat daarop, en verder niks.

De bus rijdt door de week tot het einde van de Beverkoog en dan weer terug, daar is een rotonde voor gemaakt, een rotonde met maar één oprit – een keerlus dus. De bus keert en dieselt weer naar de stad van de mensen toe, vliegtuigen trekken diagonalen over het rechte raamwerk van de stadsplanners heen, een trein wordt onze horizon en veel verder weg rookt de pijp van de chipsfabriek. Zo is het toch elke dag?

Champagne in de Beverkoog

Mijn collega en ik liepen onze middagse wandeling, die andersom gaat als die van de morgen, maar wel over de zelfde straten heen. Ik keek naar het lege raam waarachter soms een saxofoonspeler stond, hij was er niet, en keek dan vooruit naar een meisje dat hier wandelde. Nooit wandelden hier meisjes. “We moeten haar zeggen, dat haar broek gescheurd is,” zei ik tegen mijn collega, die die mode ook niet erg begreep, en samen verwonderden we ons over het meisje dat hier liep en niks verklaarde.

Bij de keerlus stonden we haast stil van verrassing: er was een kraampje opgesteld, een zwart glimmend kraampje met daar glazen in en flessen met gouden folie. Achter het kraampje was de bouwwerf van de brug, de brug die deze week gelegd werd en maar niet leek te passen, het wegdek rustte boven de schansen en wierp zo een drempel op. Hoe zou dat nog zakken? Hoe raakte de brug ooit af?

“Champagne, wat feestelijk,” zei ik amicaler dan het terrein aankon. De verrassing had ons naar het kraampje getrokken en nu keken we een meisje aan dat jonger was dan wij, en de man naast haar die de baas wel wezen zou. “Is het voor de brug?”

“Nee, de brug is nog niet af, dat duurt nog maanden.” We keken om, naar de brug. Er was verder niets hier, alleen de keerlus en de blikken bedrijfspanden en hun bewakingscamera’s. Over de straat liepen nog andere meisjes en een jongen in een groene jas, ze kwamen naar het kraampje toe. “Het is eigenlijk cava,” hoorde ik zeggen, “het is voor de BIZ.”
“De BIZ! Waar die die briefjes over gaan! Iemand is er tegen.”
“Ja, echt?” vroeg de man mij. “Waarom zou je daar tegen zijn?”
Ik wist dat ook niet, ik had geen tegenargument gelezen, alleen maar BIZ NEEN. Ik gaf de man gelijk, niemand kon daar tegen zijn. Hij gaf mij er geen champagne voor terug, ook geen cava, hij zei dat het voor de ondernemers was, en voor de BIZ, en dat hij zo zijn kraampje ergens anders neer zou zetten. Zo reisde de verrassing door de Beverkoog.

Wij trokken terug naar het kantoor, mijn collega en ik. Het was vrijdag, de vloer schitterde maar spiegelde niks. Had ik maar meer gevraagd aan de mensen die mij verrasten. Dat verweet ik me achteraf. Toen de dag voorbij was keerden we weer naar de stad van de mensen en daar dronken we bier en wijn, maar geen champagne.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.