Op reis in het Ruhrgebied

In het station van Mülheim aan de Ruhr kun je nog terecht bij een ouderwets loket, ook voor tram- en metrokaartjes. Daar stonden we vorige week donderdag, na een paar uurtjes treinen vanuit Alkmaar. “Hiermee kunt u 48 uur rondreizen met uw gezin”, legde de loketbediende uit. “In Mülheim, in Duisburg, in Essen… Maar u kunt ook de S-Bahn naar Düsseldorf nemen. Kent u Düsseldorf? Dat is een leuke stad.”

Zeker ken ik Düsseldorf, maar deze vakantie zou ons nou juist niet naar Düsseldorf moeten brengen, dat was er de bedoeling niet van. Wij wilden het Ruhrgebied verkennen. De man in het station zou de laatste niet zijn die dat maar moeilijk te geloven vond, zo bleek in de dagen erna. Toeristen, die gaan naar Düsseldorf, naar Xanten misschien, eventueel voor de Schwebebahn naar Wuppertal. Toeristen gaan niet naar het Ruhrgebied. “Echt? Toerísten zijn jullie? Die zien we hier nooit.”

Het Ruhrgebied, eindelijk

Toch waren wij vastbesloten. De plannen voor deze reis waren dan ook al oud. Het bestand waarin ik horeca-adresjes en andere Google Earth-vondsten bijhield, in voorbereiding op deze reis, werd begin 2020 aangemaakt. “Dan kan ik af en toe een dagje heen en weer ook”, zei ik daarover, want met de kinderen nog in de luiers leken lange rondreizen wat al te ambitieus. Maar het zouden uiteindelijk niet de luiers zijn die ons dat jaar, en de jaren erna, van het reizen weerhielden.

Toen we vorig jaar dan eindelijk weer naar Duitsland konden werd het toch eerst maar weer Düsseldorf. Daarna kwamen de Alpen, dit jaar bezochten we in juni Franken weer – en nu dan, in augustus, alsnog, eindelijk, het Ruhrgebied.

Het bestandje uit 2020 was inmiddels door de tijd ingehaald. Lang niet al die horeca-adresjes bestaan nu nog, helaas. De kinderen zijn ouder intussen, dat is dan weer mooi. De jongste heeft wel zó een fascinatie voor spoorvervoer aan de dag gelegd dat die infrastructuur een reisdoel op zich werd. Zo kreeg de Ruhrreis vorm en kozen we voor een appartementje in Mülheim.

Mülheim aan de Ruhr: een middelpunt

Mülheim is niet de spannendste bestemming van deze haast eindeloze industrieregio, maar voor OV-reizigers wel een mooi middelpunt. Er gaat een metrolijn naar Essen, een tram naar Oberhausen en iets daartussenin naar Duisburg. En Mülheim heeft wat een mens nodig heeft: een kleine oude binnenstad met vakwerkhuisjes, een kasteel met park, véél groen aan de rivier en nog een eigen bierstijl ook.

Dat bier heet Mölmsch. Het is blond en bovengistend, dus wel wat anders dan de Duitse pilsjes. Het is nauw aan Kölsch verwant, het stadsbier van Keulen. Maar het hopkarakter deed ook wel aan de altbieren van Düsseldorf denken; kölsch is in mijn herinnering vaak wat zachter. Zo heeft Mölmsch dus toch zijn eigen profiel. Het merk houdt zich ook staande tussen König uit Duisburg en Stauder uit Essen, bieren die in Mülheim óók veel gedronken worden.

Mülheim heeft verder een erg mooi raadhuis, waar ze helaas niet altijd even verstandige beslissingen nemen. Dat er vorig jaar een hele tramlijn werd opgedoekt, daar kom ik nog over te schrijven. Dat men jaren geleden heeft gekozen voor een ‘mall’, een groot overdekt winkelcentrum langs de snelweg, dát heeft al langer zijn uitwerking op deze stad. Het Rhein-Ruhr-Zentrum heeft de eigen binnenstad leeggezogen, zoals je had mogen verwachten. Waar ooit warenhuizen waren betalen nu kleermakers en nachtwinkels de huur. Als winkelstad is Mülheim eigenlijk wel opgegeven.

Gelukkig is er de schattige Altstadt nog, en dat kasteelpark. Daar zijn leuke terrassen en prima restaurants te vinden. Er staan ook twee kerken naast elkaar: een oude, lutherse, met een prachtig cassetteplafond, en een nieuwe, katholieke – een naoorlogs meesterwerk van baksteen en harde lijnen. Op zondagochtend beieren ze tegen elkaar op.

Een dag naar Duisburg

Vanuit Mülheim voert een deels ondergrondse tramlijn je in een minuut of twintig naar Duisburg. Die tram komt langs de Zoo en door de levendige studentenwijk, goede bestemmingen voor wie zich in deze stad wil amuseren. Zelf gingen we nog iets verder, want al wordt er weinig goeds gezegd over de Altstadt van Duisburg, de restanten ervan wilde ik toch eens zien.

Duisburg heeft eigenlijk een heerlijk eenvoudig, goed centrum: een lange winkelboulevard vanaf het hoofdstation naar de Altstadt aan het water, ten noorden van die boulevard wat aardige straten met restjes vooroorlogse architectuur, ten zuiden ervan een groot park met een museumkwartier en het karakteristieke pleintje Dellplatz. Het jammere is dat er veel autoverkeer door deze stad wordt gepompt, wat echt niet nodig zou zijn, en dat de buitenruimte niet in opperbeste staat is; met wat kleine aanpassingen zou het stadsbestuur van Duisburg een veel laagdrempeligere bestemming maken dan het nu is.

Toch: schoonheden genoeg. Dat Dellplatz bijvoorbeeld, dat is een prima plekje, met een brouwerij ook nog. Ze brouwen er pils en altbier. De Wallstraße is een leuk stadsstraatje met een pracht van een bierwinkel, waar je ook wat drinken kunt (Bierbude). Het raadhuis en de Salvatorkerk vormen een fraai ensemble. Het wijkje daar net achter lijkt wel Engeland. Prachtig is het park met speeltuin aan het water. Van de oude stadsmuur is verrassend veel bewaard.

In het grote park zaten we aan het einde van ons gewandel even in de Biergarten. Daar is óók weer zo’n mooie speeltuin, trouwens. En zo vers van de tap smaakte het stadspils me heel best, terwijl mijn vrouw aan het altbier zat en de kinderen elk aan een andere limonade. Daarin kan Duitsland heel gerieflijk zijn. Achter de bomen zagen we de stad, met wat er goed aan was, en wat minder. Van die schreeuwerige puien her en der, verslaafden in een kringetje, zwaar verkeer. Er zou van Duisburg wel wat meer gehouden mogen worden. Nu ademde de stad soms wel al te veel gelatenheid.

Borbeck, Essen: Dampfbier & de grote stad

Aan Essen begonnen we in Borbeck. We wandelden door een woud, zagen er een beek ontspringen, en bereikten even later het kasteel waar de zoveelste trouwerij gaande was. Hier is het Ruhrgebied wel op zijn gladst, als een ansichtkaart. Ook Borbeck zelf is een aardig plaatsje, met een autovrij centrumpje waar je lekker naar de trams kunt kijken, een schitterend oud stationsgebouw en, jawel, een eigen brouwerij. Daar genoten we van Dampfbier en Haxe en spraken we Nederlands met de uitbater van een charmante tweedehandsboekenwinkel. Alles best!

De S-Bahn verbindt Borbeck razendsnel met Essen. Waar Borbeck dorps is, daar is Essen in alles de grote stad. Er staan glimmende torens naast het station, de winkelcentra zijn er doolhoven met meerdere verdiepingen en binnentuinen, de winkelstraten een golvende deken van hoofden en tassen en muzikanten. Op de pleinen waren optredens, overal waar we keken was het druk, bruisend, stedelijk. Dat gaf toch ook wel weer energie.

Essen heeft een mooie Dom, met een binnenplaatsje ook, toch wat verstilling. Het autovrije centrum is verder weinig historisch, maar de wederopbouwarchitectuur straalt, de pleinen zijn er prettig ingericht, er zijn goede doorkijkjes. Essen is eigenlijk best goed gelukt, ondanks alle tegenslagen in de recente geschiedenis. Ten zuiden van de binnenstad, in de levendige wijk Rüttenscheid, genoten we er nog even van na op een straatterras, waar het ook vol leven was. Hier komen we graag nog eens terug, besloten we.

Het Ruhrgebied als toeristische bestemming

Zo keken we die maandag, na vier dagen en nachten in het Ruhrgebied, terug op heel deze kennismaking. We waren toen al onderweg naar huis, maar lunchten nog even in Oberhausen. Oók al een verrassende stad, met mooie parken, schitterende baksteenarchitectuur en een vriendelijk restaurant met goulash, pannenkoeken en Uerige Alt.

Hier willen we vaker heen, want het is zo dichtbij. Het is er veelzijdig genoeg. De ansichtkaartjes en de rauwere randjes wisselen elkaar snel genoeg af en met het OV kom je haast overal. Het is er tegelijk ook wel gewoon lekker Duits, met véél soorten limonade, véél lokaal bier, bij vullende maaltijden in gezellige, relaxte horeca. Kinderen zijn er nooit te veel, ze kunnen haast overal wel kiezen uit een kleine schnitzel of een ander kinderhoofdgerecht, en de speeltuinen zijn groots.

De grootste troef van het Ruhrgebied is wel zijn nabijheid, hier ben je echt zo. Dat er desondanks geen toeristen zijn mag misschien ook wel een troef heten. Al zie ik toerisme zelf niet alleen als negatief. Toerisme houdt ook voorzieningen in stand die het anders maar moeilijk hebben, zeker als er stadsbesturen zijn die zich een mall aan laten praten. Misschien moeten we het Ruhrgebied dus tóch dat toerisme gunnen. Opdat de bewoners zien dat er van deze regio heel veel meer te houden valt dan nu wordt gedaan.

Eén reactie

  • In verband met treinenbeurzen was ik vaak in de omgeving van Dortmund, later zijn daar het spoorwegmuseum in Bochum en de reptielenbeurzen van een vriend in Hamm aan toegevoegd. In de dagen ervoor of erna ben ik zodoende in veel steden in het Ruhrgebiet geweest. Zo ontdekten wij Moers in de loop der jaren als we op de terugweg snel moesten eten om de files te ontwijken. Duisburg hebben we uitgekamd vanwege de treinenwinkels. Na enkele jaren besloten wij een hele week onze vakantie eens door te brengen in de Jugendherberge te Hagen, dus toch een beetje in de heuveltjes van Sauerland. Wuppertal, Hattingen, Recklinghausen, Werne,Soest en Essen werden aan de rij toegevoegd, allemaal steden waar je nog wel een keertje wilt terug keren. Van Mulheim kan ik mij nog de parken in de Ruhraue herinneren, mooi aangelegd, hoor. En inderdaad, als je in de vakantie nog eens wat te doen wilt hebben, is het Ruhrgebiet met al haar attracties de aangewezen vakantieplek. Ik zou het zo weer over doen.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.