Tag gedicht

1
Menno Wigman en het kustvolk
2
Wisselsporen in ’t Kooltuintje
3
De poëzie van SEO

Menno Wigman en het kustvolk

Eergisteren dacht ik zomaar aan Menno Wigman. Die gedachte heet nu ineens wrang toeval, want vandaag is de dichter dood. Niet zomaar, hij was ziek, maar dat wist ik niet. Toen ik eergisteren aan hem dacht ging ik er nog van uit dat hij lang zou leven. Menno Wigman werd 51.

BurgerbrugDat ik aan hem dacht heeft met mijzelf te maken en met de streek waar ik ben opgegroeid. De Noordkop, de kust daar, Burgerbrug, de polders en de geestgronden, Petten, de zeedijk en de kernreactor. Ik ben onderdeel van het kustvolk waarover Wigman schreef dat het “duurt en duurt”. Ik moest aan zijn gedicht over mijn streek denken omdat ik naar een oud kaartje staarde, Hollands Noorderkwartier in 1300, toen wij hier nog veel meer “een scheur in de natuur” waren dan tegenwoordig, of juist niet, misschien scheurde de natuur toen wel door ons. Hoe Wigman die woorden precies bedoelde, vroeg ik me af. En hoe hij ertoe kwam nu juist over deze streek te dichten.

Ik kan het hem nu niet meer vragen. Dat is voor een gedicht helemaal niet erg, natuurlijk, gedichten mogen mysterieus blijven. Maar voor de dichter is het droevig. Als klein eerbetoon aan hem, en aan mijn streek die hem overleefde, die mij ook zal overleven, hoeveel ik ook “duren” mag, bij dezen zijn gedicht:

ONDER DE REACTOR

Hier is Holland een scheur in de natuur
waar kale mannen redden wat ze redden.
Hier roddelt de reactor vadsig en
verzuurd over een dorp dat leven wil,
het kustvolk dat maar duurt en duurt.

Wie onder de reactor woont verplant
zijn angst of hij vertrekt. En wie hier werkt
buigt met een machtig brein de bliksem bij,
krijgt onvermoeibaar splijtstof klein.

Avond. Op straat gaan slaafs de lichten aan.
Het is ons brein dat geen defecten duldt
en dorp, Bach, bed, stad, ringweg – alles blijft.

In Petten zijn de duurste huizen grijs.
In Petten spookt het van oneindigheid.

Menno Wigman

Wisselsporen in ’t Kooltuintje

Onlangs werd ik, als vaste bezoeker van de onvolprezen website Neerlandistiek.nl, attent gemaakt op het bestaan van de nog jonge versvorm wisselspoor. Een wisselspoor is, zo schreef Bas Jongenelen daar, een vers waarbij de tweede regel oogrijmt op de eerste en de derde regel klankrijmt op de tweede. De rijmwoorden kunnen dus “ongelijk / hachelijk /ongeluk” zijn. Meestal is dat middelste rijmwoord een leenwoord, dat ogenschijnlijk rijmt op de eerste regel, maar in werkelijk klinkt als de derde.

Gisteren belandde ik nog eens in het Alkmaarse café ’t Kooltuintje en daar herinnerde ik mij deze versvorm. Die herinnering ontlokte me enige pennenvruchten die natuurlijk vooral aardig zijn voor wie ’t Kooltuintje beter kent, maar ook zonder die context wel als nogal buitenissige voorbeelden van wisselsporen kunnen dienen. Geheel in stijl zocht ik namelijk in ieder vers de grenzen van het genre op, zoals dadelijk zal blijken. Échte wisselsporen zijn het geen van alle…

1.

“Tellen in het Frans, dat vind ik niks,”
zo verzuchtte moedeloos Red Rix,
“ik kom nauwelijks verder dan tot dix!”

2.

Ik ging met pake eens uit rijden.
We kwamen toen in ’t Sallands Wijhe,
riep hij: “ik wist net dat soks bestie!”

3.

In helder Duits weerklonk: “Ich will jetzt saufen!”
maar Wicher, die serveerde hem La Chouffe,
toen was z’n antwoord helaas wel wat stroef.

4.

ja, Wicher en Colin die zochten vertier:
ze vonden in Brussel ’t concert van Garnier.
Van Frans hadden beide alleen geen idee…

5.

Staot ter weer sou ’n toerissie te sake,
sou fàn weit je “This beer here is fake!
seg ik: màn, je bier heit Zonnesteek!”

6.

Ach als dat mooie meisje nou ‘ns vroeg,
om achterop te zitten op m’n Puch…
maar nee hoor, eerlijk, lijkt me dat toch stug.

7.

’n Turk in Vlaanderen maakte mee:
men zei: “e gij! wad een klak, allez!”
hij zei: “nee, dít hier, dat is mijn fez.”

8.

Op zak had ik eigenlijk niet veel
en toch vroeg ik India Pale Ale
ik kon net het bonnetje betalen.

9.

“Wel aan,” zei ik, “genoeg gezeurd
geef mij nog eentje dan van Bird
die zijn het brouwen niet verleerd.

De wisselsporen zijn zonder titel en alle geschreven op 12 april 2017.

De poëzie van SEO

SEO is droge kost. Teksten zo schrijven dat ze goed worden gevonden door Google, daar valt weinig moois bij te bedenken. Zo wordt er tenminste vaak over mijn werk gedacht. Men heeft erbarmen, dat nu juist een literatuurliefhebber als ik broodschrijver moest worden – ach. Maar ik zie het zo zwaar niet. Er zit poëzie in SEO, als je maar creatief genoeg bent.

SEO poëziePoëzie en commerciële teksten

Dat commerciële teksten, zoals reclameteksten, vaak van dezelfde vormen en trucjes gebruik maken als gedichten, dat is niet alleen mij opgevallen. We kennen ze allemaal wel, die slagzinnen met beginletterrijm (Heerlijk helder…), we weten hoe reclamemakers spelen met ritme, met dubbelzinnigheden, met associatief taalgebruik. Ook al is het doel van ’n gedicht heel anders dan van ’n poster op het station, toch hebben ze veel gemeen.

In de kern hebben poëzie en reclame ook wel hetzelfde doel: een zekere boodschap zó overbrengen, dat die voor het publiek aantrekkelijk wordt. De boodschap moet ook blijven hangen, makkelijk te onthouden zijn. Beide tekstvormen moeten ook beknopt blijven, het publiek heeft geen uren de tijd. Snel, puntig, mooi en soms met ’n beetje humor: zo is reclame en zo is poëzie.

SEO-poëzie is anders

Maar de poëzie van SEO gaat nog iets verder dan dat. Natuurlijk let ik er in mijn teksten ook op dat ze prettig lezen en aansprekend zijn, maar dat is niet wat ik met SEO-poëzie bedoel. Die SEO-poëzie, dat is een echt taalspel, het is gegoochel met de volgorde van woorden, en dat voor Google. Of nee, eigenlijk niet, van Google hoeft het niet. Het is gegoochel voor de opdrachtgever die iets starder is dan Google, of stiekem echt een poëzieliefhebber.

Waar het om gaat, zijn zinnen als deze: Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.