Ward Ruyslinck ging voorbij
Mijn vader is ooit een lezer geweest. Hij las als kind elke dag en heel veel, dat heeft hij mij verteld. Tegenwoordig leest hij zelden nog boeken. Wel print hij het internet uit, dat hoort bij zijn generatie.
Toen ik interesse kreeg in de grotemensenliteratuur zocht ik in de boekenkasten thuis naar boeken om mee te beginnen. Er stond ’n Couperus die m’n moeder ooit van haar zus cadeau gekregen had: Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan…. Daar moest ik maar niet mee beginnen, zeiden de grote mensen. Gelukkig stond er ook iets van Ward Ruyslinck en dat hadden we niet gekregen, mijn vader had het boekje zelf gekocht.
Ik heb het boekje uit de kast gepakt en mijn vader er naar gevraagd. Het was een oud bibliotheekboek, “Afgeschreven” stond er, en Het reservaat. Veel had ‘ie er niet voor betaald. Waarom was het er, waarom had hij het gekocht? Het antwoord was de verrassende ontboezeming, dat hij ooit een lezer was geweest, en dat het boek dat ooit de meeste indruk op hem had gemaakt een boek van Ward Ruyslinck was. De titel was hij toen vergeten, het verhaal niet, hij hervertelde het en later leerde ik, dat hij De ontaarde slapers had bedoeld.
Dezelfde avond nog sloeg ik het boek over Jonas en de walvis open. Ik verdronk er haast in. Het reservaat is echt een prachtboek. Ruyslinck werd zowaar een beetje mijn held, ik heb voor ’n jaar of wat véél van hem gelezen. Dreigende verhalen las ik, maar ook meer essayistische boeken als Het ganzenbord, en natuurlijk Ruyslincks oefening in geofictie, De karakoliërs, waar ik vast nog meer van genoten had als ik België toen al beter had gekend.
Ruyslinck was een groot schrijver in mijn ogen, maar de naslagwerken besteedden maar een paar regels aan hem en ook mijn leraar Nederlands leek niet bijzonder enthousiast. Gelukkig had mijn leraar filosofie wel alles van hem gelezen. Ik was dus niet de enige. Toch, toen ik jaren later in Antwerpen een stapeltje boeken van Ruyslinck meenam, keek de verkoper daar wel van op. Hij verwachtte niet de andere boeken op hetzelfde plankje ooit nog te verkopen.
Ik lás veel Ruyslinck, maar ik herlees hem al jaren niet meer. Dat is geen keuze, het is zo gekomen. Nooit werd er nog over hem gepraat. Die leraar filosofie heb ik na school ook maar één keer nog gezien. “Ruyslinck is in de vergetelheid geraakt,” zeiden ze gisteren op tv. Hij had Alzheimer en nu is hij dood en nog één keer nieuws geworden. Ik hoor hem te herlezen, maar ik ben er nog niet aan begonnen.
Gisteren heb ik nog eens naar mijn eigen plankje Ruyslinck staan staren. Toen zag ik ook dat ene boekje weer, Het reservaat, afgeschreven. Mijn vader is niet opnieuw gaan lezen, het staat nu bij mij, net als Couperus trouwens. Zo gaan de dingen voorbij en blijven ze toch ook steeds hetzelfde.