De tekstschrijver en correct Nederlands
Er zijn verschillende zaken die je als tekstschrijver goed moet kunnen. Dat SEO tegenwoordig erg belangrijk is (voor webteksten, in elk geval), dat kunt u elders op deze site al lezen. Dat enig talent om veel over hetzelfde te kunnen schrijven ook geen overbodige luxe is, dat spreekt redelijk voor zich (maar zie ook mijn verhaal over content en kwaliteit). Wat je ook moet kunnen, daar is iedereen het toch wel over eens, is correct Nederlands schrijven. Maar hoe belangrijk is dat nou echt?
Taal: de regels of de natuur?
Ik ben een taalspecialist, maar dat betekent nou net niet dat ik me uitsluitend met correct taalgebruik bezighoud. Ik bekijk de taal ook op een wetenschappelijke manier, als een natuurfenomeen, taal kan (en mag) veranderen. Ik vind taalvariatie interessant, doe onderzoek naar dialect, heb zeker niet over alles meteen een oordeel klaar. Zo sta ik ook niet meteen afwijzend tegen zinnen als „hun staan daar”, ik vind ze eerst en vooral interessant en probeer zulk taalgebruik te analyseren.
Dat alles stelt een potentiële opdrachtgever vast niet meteen gerust. Iemand die dat gevreesde „hun” interessant vindt, kun je die het schrijven van correct Nederlands wel toevertrouwen? Ik zou zeggen van wel. Ik bestudeer allerlei taalverschijnselen zonder oordeel, maar dat kan ik niet zonder de norm dondersgoed te kennen. En ik pas de norm ook toe, want ik weet dat dat goed is voor mijn opdrachtgevers. Correct taalgebruik is namelijk echt belangrijk.
Correct taalgebruik: meer dan beleefdheid
In de gewone omgang, in de mails die we elkaar sturen bijvoorbeeld, is correct Nederlands vooral ’n kwestie van beleefdheid. Het staat netjes en het maakt het voor de ontvanger ook makkelijker leesbaar. Een halszaak is het niet, een tikfout wordt meestal niet erg gevonden, af en toe een slordigheidje vinden we in die context ook niet erg. Maar bij een professionele tekst ligt dat anders, daar is correct taalgebruik meer dan beleefdheid. Verderlezen…

Het staat niet op zichzelf en het zal allemaal ook wel ’n beetje aan de komkommertijd liggen, er was in ieder geval volop tijd voor bij de 





Alkmaar is hip tegenwoordig. Je zou zeggen, terecht, want het bier in Alkmaar is weer best. Brouwerijen en biercafés te over. De kaasstad wordt zelfs, aan de lopende band welhaast, verblijd met foodtruckfestivals. ’n Plezierig genre festivals, waar je allerlei zaken kunt proeven, malle hippe dingen en plezierig traditionele happen. En bier. Uiteraard. Bij ’n hip festival hoort bier en dus hoort ’t ook bij foodtruckfestivals.
Onregelmatig houd ik op dit blog de talige ontwikkeling van mijn zoon Siem bij. Siems kindertaal is sinds het vorige blog nog niet geweldig veel rijker geworden, maar hij heeft nu in ieder geval al meer taal gehóórd en ook dat is belangrijk voor zijn taalbrein. We weten dat kinderen eerst al heel veel leren verstaan voor ze beginnen te spreken. Zoals Siem onze ogen volgt als we naar iets kijken, zo zal hij gaandeweg ook onze woorden volgen, nog lang voor hij ze zelf kan zeggen.
Vanmiddag sloeg ik Het Parool open en daar was het toeval dan: een
Toen Siem werd geboren huilde hij niet eens, hij brabbelde en snikte, eerst onrustig, toen kalm net onder zijn moeders gezicht. De nacht na zijn geboorte sliep hij nog in het ziekenhuis, de volgende dag zou hij thuiskomen in een thuis dat hij niet eens kende. Daar was ik en ik boende er, ik versierde de kamer en plakte zijn naam op de deur: vol verheuging wachtte ik op de auto van de vriendin die moeder en zoon zou rijden. En toen was Siem thuis.
'n Beetje omgekeerd, geloof ik. Het Rotterdams heeft in de 19e en 20e eeuw juist veel invloeden van de "provincie"…