Van gender en geslacht
In aanvulling op mijn eerdere blog over genderneutraal taalgebruik, is het misschien goed ook kort iets over die woorden gender en “geslacht” te zeggen. Dat woordje gender is er, volgens de pleitbezorgers van dat woord, omdat “geslacht” de lading niet dekt. Dat lijkt mij een verkeerde inschatting.
Gender is natuurlijk een Engels woord. Ook de argumenten voor gender komen uit het Engels. In die taal is het namelijk zo dat er twee woorden voor “geslacht” zijn, sex en gender, en die twee woorden hebben elk hun eigen connotatie. Sex is ons woord “sekse”, het slaat specifiek op het biologische geslacht. Gender is dan “hoe je je voelt”. Het is “geslacht” in de zin: daar hoor ik bij. Ook het woordgeslacht heet in het Engels bijvoorbeeld gender. Het gaat om een indeling die niet zuiver biologisch is.
De Nederlandse vertaling voor gender is “genus”. Dat woord kom je echter vrijwel uitsluitend in wetenschappelijke teksten tegen, ook wel in taalkundige (waar “genus” dan dus “woordgeslacht” betekent). Ook “sekse” is trouwens wat beperkt in gebruik. Dat komt omdat we een algemener woord hebben, “geslacht”, dat beide betekenissen kan hebben. En meer: als “geslacht” íets betekent, dan is het wel: “daar waar je bij hoort”. Ook een familie heet bijvoorbeeld wel “geslacht” (“het geslacht Plaatsman”, bijvoorbeeld). “Geslacht” heeft dus niet alleen een biologische betekenis, het is eerder omgekeerd: “geslacht” is eerder gender dan sex.
In het Nederlands is er dus keuze uit drie woorden, maar van die drie is “geslacht” het meest neutrale.
Marcel
'n Beetje omgekeerd, geloof ik. Het Rotterdams heeft in de 19e en 20e eeuw juist veel invloeden van de "provincie"…