Hoge standaarden, echte talen

Het einde van oktober wachtte ik af in Praag. Een heerlijke stad, zolang je maar uit het toeristisch centrum wegblijft, en voor mij ook een taalbad, want ik leer Tsjechisch. Maar welk Tsjechisch heb ik nu in Praag geleerd, was dat wel hetzelfde Tsjechisch als in de cursus? Tsjechië is een land waar tweetaligheid norm is: de standaardtaal verschilt er van de spreektaal, en welk van de twee je gebruikt, hangt van de situatie af, of, in mijn geval, van je cursus.

Natuurlijk was het geen verrassing, ik wist wat mij te wachten stond. Over de Tsjechische taalsituatie is het nodige geschreven en ik lees het liefst alles wat er over het Tsjechisch geschreven is. Ik ken de afwijkingen, ik weet welke naamvallen er in de spreektaal vereenvoudigd worden en ik weet ook dat ze op het tv-journaal nog echt dobrý zeggen en niet dobrej. Ik heb het allemaal thuis kunnen lezen. Soms las ik zelfs dat de Tsjechische situatie uniek is.

In Nederland vinden we dat standaardtalen met hun tijd mee moeten gaan. De Tsjechische situatie, met een statische standaardtaal en een gewone spreektaal die daar op allerlei manieren van afwijkt, vinden we een schrikbeeld en van schrikbeelden vertellen we graag dat ze uniek zijn, het kwaad is altijd eenmalig en nooit de norm. Toch hoeven ook de Nederlanders niet ver te reizen om een vergelijkbare situatie aan te treffen: in Vlaanderen verschilt de gewone spreektaal immers ook danig van de standaardtaal.

De standaardtaal is in België dezelfde als in Nederland. We hebben dezelfde spelling, op dat ene woord “Slovakije” na. We volgen dezelfde grammaticale regels. Ook Belgische kinderen knoeien met d’tjes en t’tjes. De uitspraak verschilt wel, maar dat is een recente ontwikkeling: in de begintijd van de televisie klonken Nederlandse en Vlaamse presentatoren bijna hetzelfde, maar waar de Nederlandse norm sindsdien veranderd en zelfs vernacheld is, daar is in Vlaanderen de taal van de jaren 50 bewaard gebleven. In het journaal, tenminste. Op straat is alles anders, daar overheerst de Tussentaal, de taal van “goe weer”, “nen ouwe vent” en natuurlijk ook “gij”.

Tsjechië en Vlaanderen hebben beide journaals die haast hetzelfde klinken als in de jaren 50, en beide ook straten waarop volstrekt anders gesproken wordt. De verschillen tussen het Journaalvlaams en het Soapvlaams lijken me zelfs meetbaar groter dan die tussen spisovná en obecná čeština. Maar is dat bij onze andere buren, zij die de Belgen en de Tsjechen uiteen houden, eigenlijk anders? Ook het Duits heeft een conservatieve standaardtaal die afwijkt van de gewone spreektaal (of spreektalen). Tijdens de Tagesschau vliegen de genitieven en conjunctieven je om de oren, op straat maar zelden. Nog extremer zien we zo’n tweetaligheid in Oostenrijk en niet te vergeten Zwitserland.

Mijn Praagse taalbad was dus zeker niet uniek. Zo had ik ook al gebadderd in mijn Leuvense jaren en natuurlijk ook tijdens mijn studie Duits. Ik ben gewend geraakt aan statische schrijftalen en rommelige spreektalen die naast elkaar bestaan, elkaar zelfs tolereren, maar geen van beide knievallen maken. Het is niet uniek, het is zelfs niet het kwaad, wat mij betreft. Ik ben meer en meer voorstander van een scheiding tussen formeel en informeel taalgebruik. Wat mij betreft hadden de nieuwslezers van de NOS hun uitspraak niet hoeven te veranderen na de jaren 50 en wat mij betreft hoeven mijn Belgische vrienden geen “jij” tegen elkaar te zeggen en zelfs niet tegen mij. We hadden best een Duitse situatie kunnen handhaven, met een standaardtaal vol genitieven zelfs, zonder ons te hoeven schamen voor de spreektaal van thuis.

Anders nog: een taal is pas compleet als ze verschillende, goed uitgebouwde registers heeft, die naast elkaar bestaan en als zodanig ook worden gewaardeerd. Laten we in navolging van de Tsjechen en de Duitsers spreektaal en schrijftaal gescheiden houden, niet eens als berusting, maar als een ideaal.

Eén reactie

  • Het schisma dat de Nederlandse taal gekend heeft, is ook in België gebeurd. Als kind kreeg ik een cd-rom encyclopedie met talloze filmpjes over De Goeden Oude Tijd. De Vlaamsche presentatoren daar spraken nog zeer verschillend van de huidige. Ik vind het mooi, maar misschien speelt mijn nostalgie (kan je nostalgisch zijn over iets wat je enkel als theorie kent) op.
    Onlangs probeerde Radio 1 hun presentator en nieuwslezer tussentaal te laten spreken. Ze hadden het niet aangekondigd op voorhand. Het publiek steigerde. Waar kwam deze verloedering vandaan?!
    Ik vond het experiment niet geslaagd, het klonk zo gechargeerd.

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.