Hoornse horeca in de lente
Vandaag begon de lente en dat ging ik zien in Hoorn. Die stad ligt niet ver van mijn woonplaats Alkmaar, maar ik reisde vanochtend wel om, met de bus door de Beemster en daarna met de trein van Purmerend, door het schitterende landschap van Zeevang. Eén moment zag ik rechts, over de dijk en over het water, al de koepels en torens van Hoorn. Alles glinsterde.
Koffie en de krant
In Hoorn zou ik de komst van ’n vriend afwachten, die in de buurt moest werken en rond de middag klaar zou zijn. Ik had er ’n goed uur de tijd voor en slenterde wat over het droge van de Gedempte Turfhaven, door smalle winkelstraatjes, tot een antiquariaat dat dicht was. Ik had onthouden dat het er was, maar niet de openingstijden opgezocht. Dan maar naar Stumpel, de boekwinkel met níeuwe boeken. Daar trof ik koffie en de krant, de boekwinkel had een cafeetje met uitzicht op de straat. Twee oude heren koutten met de serveerster over verliefde theeglazen. Theeglazen die elkaar later beminden in de gootsteen.
Over straten uitkijken doe ik graag, dus ik zette mij voor het raam. Mijn ogen gleden van de krant naar mijn koffie en dan naar buiten, waar de winkelstraat op dinsdag stond. Oudere dames in hun eentje, een enkele kinderwagen, een man met een pakketje. Het was niet druk, ook in mijn venster niet. Als er iemand passeerde dan keek die mij aan. Maar het licht was mooi en de wolken waren zo hoog, ik zag ze boven de lijstgevels van de winkelpanden.
De lunch op de Turfhaven
Mijn gezelschap arriveerde en met hem wandelde ik langs de weinige grachtjes van de noordelijke binnenstad. Het water is in Hoorn altijd in het zuiden. De Turfhaven is dan ook een Gedempte Turfhaven, waar auto’s naar parkeerplek zoeken. Er zijn ook terrassen. In de schelle lentezon at ik daar een uitsmijter en dronk ik een Texels biertje. Dat hoort ook bij de lente. Bier hoeft niet altijd ingewikkeld te zijn.
Het terras was vol. Iedereen spraagde, de zon was helder. Alleen wolken trokken schaduwen. De lege tafel naast ons hoorde bij een ander terras, waar sowieso niemand zat, maar toen kwam er ’n koppel zitten, net naast ons. Ik betwijfelde of ze wel door hadden dat ze voor het lege terras kozen en niet voor het volle. Maar ze bleven en ze vonden het goed. “Je bent zo ziek hoor,” zei zij eerst, toen haar man zijn jas losknoopte, maar even later was ze om: “We kunnen onze jassen wel los doen.” En dat deden ze toen.
Langs Hoornse gevelstenen naar de haven
Na die genoeglijke lunch slenterden we verder, langs nog een grachtje en toen door naar de Roode Steen, waar die geweldige gevel van het Westfries Museum staat. De wapens van Alkmaar, Enkhuizen, Edam, Monnikendam, Medemblik en Purmerend waren daarop te herkennen, net als dat van Hoorn natuurlijk. In het midden de gaande leeuwen van Westfriesland. Zo spelt men dat hier graag, zonder streepjes. Ik vond het goed.
Hoorn heeft veel grootste gevels, de Grote Oost staat er vol mee. Die van het Westfries Museum is wel de gaafste. De Rode Steen heeft ook een waaggebouw en ooit stond er een stadhuis, maar dat is hier verdwenen. Een gevelsteen in Amsterdam laat zien hoe dat was. Aan het einde van de Grote Oost zijn er de gevelstenen op de Bossu-huizen, waarop nog de middeleeuwse hoofdkerk van Hoorn te zien is, die ook niet meer bestaat. Gevelstenen bewaren geschiedenis die anders onzichtbaar zou zijn geweest.
Ook de Hoornse haven is geschiedenis. Ooit moeten hier de veermannen gewenkt hebben, voor overtochten naar Amsterdam en Friesland en naar steden dichterbij. Nog eerder lagen er de schepen van de VOC, waar ook gevelstenen naar verwijzen. Andere stenen en namen herinneren aan handel met Genua en Dantzig. Prachtig zijn de trapgevels op een rij, en heerlijk was het om naar de kim te staren, naar het water dat blauw en groen en geel tegelijk kleurde. Heel ver, in grijs, de nieuwbouw van Almere.
Toen alles misliep op het laatste terras
We lieten de gevels weer voor het water glijden en stapten nauwere straatjes in. Uiteindelijk kom je dan altijd wel weer op de Rode Steen. We kozen voor het terras van het zware, teruggetrokken waaggebouw, in grijze stenen, met oude luifels en een heerlijk zicht op dat Westfries Museum en het beeld van Coen. Toen, ineens, ging alles verkeerd.
We bestelden thee en taart en kregen eerst niks. De kelner zei dat hij stress had. Toen bestelden we nog eens thee en kregen we heet water. Ik ging naar binnen om de thee te halen. We hadden één sprits gekregen (om te delen?), maar nog niet de taart. Mijn gezelschap vroeg om z’n taart. De kelner zei dat hij stress had en dat zei hij daarna nog eens tegen een andere tafel. Hij kwam terug met een bestelling voor nog een tafel en liet die vallen. Er zaten mensen nat. Daarna kwam hij met de verkeerde taart. Hij zei weer tegen een andere tafel dat hij stress had en bood hen die verkeerde taart aan, zonder veel succes.
Toen de thee allang op was kwam de juiste taart. “Je maakt wat mee in Hoorn,” zei ik schamper. “Hoorn is anders best leuk hoor!” zei een dame achter mij, defensief. En toen we weggingen nog eens: “Hoorn is heel leuk!” Ik ontkende dat niet. Ik hoorde de kelner nog zeggen dat hij stress had.
Terugkeren in Hoorn
Het is maar één keer de eerste dag van de lente, maar op andere dagen en andere tijden kom ik heus weer terug in Hoorn. Daar leken die dames op dat terras aan te twijfelen, ten onrechte. Ik weet dat hier ook café CharlieS zit en dat is een heel fijn biercafé. Zo is er meer Hoornse horeca waar ik ook over had kunnen schrijven, op andere dagen en in andere seizoenen. Maar vandaag was Hoorn zó. En ik vond het zo goed.