Tag België

1
Met de tram door Luik
2
Van gisten en geschiedenis: Orval proeven met Arvid Bergström
3
Een verscholen verscheidenheid
4
Biergondisch Alkmaar
5
De bevrijding van Brussel
6
Het vijfde beste station
7
Litouws bier in Brussel
8
Proeven van taal: het zojuist gepresenteerd akkoord
9
De kindertaal van Siem: Franse klanken
10
Hélène Devos en het kleine Nederlands

Met de tram door Luik

Heel lang kon het niet, maar nu het zover is, lijkt heel de stad er wel voor opgepoetst: rijden met de tram door Luik.

De ‘vurige stede’ aan de Maas was de afgelopen decennia toch vooral een autostad met vaak krappe stoepen, nu ineens zijn er de groene tapijten er uitgerold en krijgen tram én voetganger ruim baan. Leve de Luikse tram.

Goedkeurende blikken van connaisseur Roel

Ik bezocht Luik op vrijdag 2 mei, met m’n gezin – onze jongste (5) legt nogal belang in metro’s, trams en treinen, dus dit bezoekje moest er echt van komen. Het voornemen stond al even, met in het achterhoofd de belofte dat de tram medio april zou gaan rijden. Maar eind maart schoof de datum van ingebruikname van dit nieuwe tramnet nog eens op. De opening viel op maandag 28 april en dus waren wij er in de eerste week van het trambedrijf.

Tramstad Luik

Zoals veel steden heeft Luik al eerder trams gehad, ze hebben er zelfs een heel museum voor. Met in dat museum trouwens ook aandacht voor de volautomatische metro die Luik ooit had moeten krijgen, maar die er uiteindelijk nooit kwam. Dat deze stad, toch één van de grootste van België en ook een stad met behoorlijke afstanden (bijvoorbeeld van hoofdstation naar binnenstad), al het openbaar vervoer met bussen afwerkte was eigenlijk maar gek, toch duurde het dus lang voor de tram er terugkeerde.

Luik, tram,
Tramhalte Charlemagne

Het Luik zoals ik en velen met mij hebben leren kennen was dus een stad van volle bussen en veel autoverkeer. Maar óók een stad vol middeleeuwse kerken en goedbewaarde gevels in een typische lokale stijl. Er is de voorbije halve eeuw een ontzagwekkende hoeveelheid auto’s door dat eeuwenoude centrum geperst en daar heeft dat centrum onder geleden. Het imago van Luik als een ‘lelijke stad’ zal er deels mee samenhangen.

Al bij eerdere bezoeken fantaseerde ik over hoe Luik zou kúnnen zijn met een betere OV-oplossing dan die bussen, en vooral dus: minder auto’s. Dat het doorgaande verkeer tegenwoordig grotendeels om de stad heen gaat, dat was al wel een stap vooruit, maar er was veel meer te halen. Een deel daarvan is nu verwezenlijkt.

Lijn langs de Maas

De Luikste tram volgt in wezen de grote, eeuwenoude hoofdstroom van alle verkeer in deze regio: de Maas. Dat levert een mooi slingerend tracé van oost naar west op, dat de belangrijkste knooppunten wel aandoet.

Trams hebben altijd voorrang – de Luikenaren moeten er nog even aan wennen

Belangrijk hierbij is de verbinding tussen het station Luik-Guillemins en de eigenlijke binnenstad, die nogal ver van dat station af ligt. Toen het spoor naar Luik kwam is voor een tracé gekozen dat het oude Luik eigenlijk voorbijrijdt; het bergachtige landschap zal hier wel een rol in hebben gespeeld. Er is later wel een spoorlijn langs de oude stad gelegd, deels ondergronds, met een station direct aan de grote pleinen (Liège-Saint-Lambert), maar zolang de frequentie daar niet op peil is blijft de binnenstad relatief slecht te bereiken met het ov.

Luik, tram,
Informatie op de halte

De tram voorziet dus wel in een behoefte, dat was ook een reden om ‘m aan te leggen. De eerste dagen van de dienstregeling lieten ook een behoorlijke drukte zien en zo was ook onze ervaring. Vrijdag 2 mei was voor veel mensen een vrije dag, zo tussen de Dag van de Arbeid en het weekeinde, maar ook zonder forenzen zaten de trams goed vol. We maakten drie ritten en moesten telkens staan. Benieuwd wat dat de komende weken nog gaat geven…

Nieuw stadsgezicht

De tramstellen zijn modern en comfortabel. De airco kreeg het meteen voor de kiezen die eerste week, met hoge temperaturen en veel zon. Toch bleef het heerlijk koel in de rijtuigen. De ruime, brede opzet van de interieurs zorgde ervoor dat de drukte niet als vervelend aanvoelde.

Luik, tram,
Schaduw op halte Pont Maghin

De haltes waren ook netjes en voorzagen in schaduw, hier leek men bij het ontwerp nadrukkelijk aandacht aan te hebben besteed. Op halte Pont Maghin waren naast bankjes aan de zonzijde ook bankjes áchter de schermen voorzien, waar we dus in de schaduw konden zitten. De informatie is op moderne borden zichtbaar gemaakt en verder hoor je dat de trams eraan komen door een subtiel geluidseffect. Dat werkt allemaal prima.

Wat vooral opvalt is de verzorgde indruk van het tracé zelf. Mooie ‘groene tapijten’ van gras in de ooit asgrauwe Boulevard de la Sauvenière, dat vonden we wel een pracht; zo werd toch iets van de hier gedempte waterloop teruggebracht.

Luik, tram,
De vroegere rivierarm is nu groen

In de oude binnenstad ontbreekt op een aantal stukken bovenleiding (de trams rijden dan op batterij verder), zodat de historische bebouwing goed zichtbaar blijft. Rondom de haltes liggen luxueus ingerichte pleinen met volop ruimte voor de voetganger. De auto is meer en meer teruggedrongen.

Luik, tram,
In de oude binnenstad

Een curiosum is nog wel een passeerspoor in de krappe Féronstrée, bedoeld voor een alternatieve tramroute op zondagen, als de grote Luikse rommelmarkt La Batte de Maasoever bedekt; waar de trams anders maar in één richting door de Férontrée rijden en de andere richting over die over, moeten ze dan in twee richtingen door de straat en dus is er een passeerspoor met wissels. De extra tram wijkt dan nog eens uit naar links ook, dus er wordt even niet rechts gereden. Maar we waren er op vrijdag, dus dit zagen we niet in gebruik. Onze jongste vielen de wissels niettemin wel op.

Toekomst

Het netwerk waar Luik nu aan werkt is nog niet af. De huidige lijn kan worden verlengd en daar bestaan ook uitgewerkte plannen voor. Voorlopig moeten bussen het hier nog redden, omdat de Waalse regering niet met meer geld over de brug wilde komen, maar het zou best kunnen dat daar nog eens anders over wordt beslist. Ik zou het Luik wel gunnen.

Het succes van de tram laat wel zien dat er in de toekomst zelfs extra uitbreidingen kunnen worden gedaan. Een idee dat ik zelf wel heb gehad is het zwaarder inzetten op het bestaande spoor door de stad, waar je met extra haltes en een hogere frequentie een betrouwbare stadsspoorlijn van kan maken; met Maastricht dan als één van de eindpunten wat mij betreft. Het tramnetwerk is hier al deels mee verweven, dus beide kunnen elkaar versterken. Een extra tramlijn dwars op de huidige zou dit netwerk nog fijnmaziger kunnen maken.

Luik, tram,
Een folklorewinkel langs de trambaan

Maar los van deze toekomstdromen is de winst die voor Luik behaald is al behoorlijk spectaculair, vind ik. Al wie voorheen op Luik-Guillemins overstapte en dacht: dat hele stuk naar de binnenstad, dat is vandaag de moeite niet, die zou nu echt de tram eens moeten nemen om te zien hoe prachtig deze oude stad er nu bij ligt. Luik verdient dat.

Van gisten en geschiedenis: Orval proeven met Arvid Bergström

Een dinsdagavond in Alkmaar: regen, glimmende tegeltjes, en als altijd de warme gezelligheid van proeflokaal De Boom. Daar had Richard Moerkerk, barman én biersommelier, de Orvalkenner Arvid Bergström uitgenodigd voor een masterclass vol verhalen over dat ene magische bier: Orval. De trappist die anders is dan alle andere trappisten, dan alle andere bieren haast. De masterclass ging voorbij de mythes en maakte het bier daarmee alleen maar mysterieuzer. Wat een pracht.

Orval Masterclass

Arvid Bergström presenteerde deze bijzondere avond echt als een masterclass. Orval proeven is niet slempen, natuurlijk niet. De spreker hield de touwtjes in handen, vertelde wanneer er geroken moest worden, wanneer gedronken. Die ene fles ‘referentiebier’, daar moest je wel de héle avond mee, hield hij ons voor.

Zij die gezegend zijn met een gezonde dorst keken toen wel een beetje bezorgd, maar al gauw bleek dat geen proever te kort kwam op deze avond. De tafeltjes veranderden in een waar kerkhof van lege en halflege flessen en dan stond Richard tussendoor nog wat te tappen ook, want er kwamen zeker ook andere bieren dan Orval aan bod.

Anders dan al het andere

IPA, lambiek, geuze: het zijn bierstijlen die elk op hun eigen manier wel raakvlakken hebben met Orval. Maar toch zijn ze niet één op één vergelijkbaar. Orval is onder bierliefhebbers juist zo begeerd omdat het echt een bier op zichzelf is, anders dan alle andere bieren. En dat terwijl het recept redelijk rechttoe rechtaan is, op het eerste oog. Bergström kent de ingrediënten – daar is de brouwmeesters ook openhartig over, vertelde hij. Zelfs over het ‘geheim’.

Dat geheim is een, zij het getemd, ‘wild’ gist, ofwel ‘brettanomyces’. Een biergist dat door Bergström met een diesel werd vergeleken. Traag komt dit organisme op gang, maar als het eenmaal aan het werk is, is deze ‘pacman’ niet te stoppen. Het zet alle aanwezige suikers om in alcohol en koolzuur, veel meer dan een gewoon biergist kan. Dat maakt een rijpe Orval zo bijzonder. Het gist heeft na een jaar vrijwel niets te vergisten meer overgelaten, dit bier is een ‘droog’ bier, zonder restsuikers.

Maanden en weken vergeleken

Dat voltooide bier, van een jaar oud dus, liet Bergström ons zeker proeven. Maar het fascinerende van Orval is dat het bier al op de markt wordt gebracht vóór dat die veelvratige brettanomyces klaar met werken is. Soms is het bier zelfs zo jong dat er onvolkomenheden in te herkennen zijn. Dat boterige bijsmaakje dat het gist nog weg moet werken, bijvoorbeeld, in een jonge Orval is dat nog gewoon aanwezig.

Dáár zat het werkelijke avontuur van deze masterclass. We vergeleken Orvals die onaf waren, maar vaak al lekker zat. We vergeleken ze met de botteldatum scherp in het oog, met soms enkele weken verschil. En ja, die verschillen waren duidelijk te proeven. Een fenomeen waar ik op dit blog ook al wel eens aandacht aan geschonken heb, trouwens, maar waar dat bij een observatie bleef, daar had Bergström er een geweldige studie van gemaakt.

Genieten van Orval

Die veelheid aan smaken en rijpingen maakt van Orval een heel aantrekkelijk bier. Smaken zo vergelijken is plezierig, prikkelend, soms ook domweg grappig – Bergström deed zijn verhaal met humor, zonder zijn precisie te verliezen. En ik genoot, zeker. Van het bier, van die verhalen, maar vooral van de machtige toewijding van Arvid Bergström. Zo maakte hij het grote mysterie van die bijzondere abdij met dat eigenwijze bier voelbaar in Alkmaar.

Een verscholen verscheidenheid

In mijn dagelijks leven zou ik tekstschrijver moeten zijn, wat ook maar een mal woord is en ook een mal beroep, want het komt er op neer dat ik een groot deel van de dag op Twitter zit in plaats van hard te werken. Daar, op Twitter dus, las ik van de week dat een Belg, Kris Kuppens, in De Morgen schreef dat ‘ie naar adem hapte nadat hij Antwerpse klanken hoorde op televisie. Dat schreef hij in een column voor die krant. Het was voor hem dus toch wel zó belangrijk, dat happen naar adem, dat hij er een column aan besteedde.

Verderlezen (in het Fries)…

Biergondisch Alkmaar

Ome RemNederlanders houden Belgen voor bourgondisch. Dat krijg ik altijd weer te horen als ik vertel dat ik in België heb gestudeerd en anders hoort m’n vrouw het wel, want die is er geboren en getogen. Meestal hebben die Nederlanders dan wel een beeld van bourgondisch in hun hoofd dat niet helemaal klopt met de Belgische definitie. Ze denken dan aan heel veel krullen en liflafjes en ander hoogculinair gedoe, terwijl bourgondisch in de eerste plaats staat voor lekker eten en drinken waar je zin in hebt. Een stevig bord stoemp en een goeie pot bier, dat is ook bourgondisch. Wat dat betreft zou het voor Nederlanders helemaal zo exotisch niet hoeven zijn.

Bourgondisch genieten in Alkmaar

Dat je heel bourgondisch kunt leven in Alkmaar bewijzen mijn Belgische eega en ik als geld en weer het ’n beetje toelaten het liefst elke dag. Ook zoonlief doet al een aardige duit in het zakje, al geloof ik dat er in zijn definitie van bourgondisch iets meer plek is ingeruimd voor “je lijf en het meubilair ondersmeren”, maar goed, bij bourgondisch gaat het dus in de eerste plaats om waar je zélf zin in hebt, dus hij heeft ’t heus begrepen. In Alkmaar kun je heerlijk eten en drinken en het kan in een gemoedelijke sfeer, dat laatste vind ik zelf ook wel van belang.

Op mijn website heb ik al vaker een lans gebroken voor de fijnere bourgondische gelegenheden in onze stad. De Binnenkomer noem ik graag nog maar eens even. Daar kun je ook gewoon warm lunchen, wat in Nederland nog steeds te zeldzaam is. De keuken is er ook tot laat nog open, waarvoor alle lof. Want bourgondisch is ook: eten wannéér je dat wilt. Ik teken meteen wel aan dat er wat dat betreft echt nog wel veel te winnen is. Toen ik onlangs in Brussel was en nog met ’n laat hongertje kampte, kon ik gewoon bij een buurtrestaurantje terecht voor een stevig bord eten om middernacht en een glas Orval. Fantastisch. Maar het begin is er tenminste.

Een belangrijk begin is ook gemaakt door “ome Rem” van De Kleine Deugniet, die in het kleine zaakje aan de Koorstraat ’n heel mooi bourgondisch proeflokaaltje heeft kunnen doen ontluiken; inmiddels is dit café groot geworden en zit het op de Gedempte Nieuwesloot. Er komt zelfs een festival uit voort. Daarover zo meer. Nu eerst mijn wanklank. Verderlezen…

De bevrijding van Brussel

BrusselIn Brussel kom ik al heel wat jaren met enige regelmaat. Het is opmerkelijk dat ik de stad al die jaren wel dacht te kennen, maar dat ik dat steeds op een andere manier deed. Nú noem ik Brussel een bevrijding, maar goed, dat is dus hoe ik de stad nú denk te kennen. Misschien is dat over wat jaren ook wel weer anders. Wat tenminste een constante is en wat ook bewaard blijft, zijn de foto’s die ik er maak: doorkijkjes, alsmaar doorkijkjes, want Brussel is een stad om doorheen te kijken.

De eerste kwam ik in Brussel, zoals de meeste Nederlanders, als toerist. Ik draaide mij een paar keer om op de Grote Markt, vond dat ik Manneken Pis moest ontlopen maar keek toch, ik ging het gangske van À la Bécasse door en ik deed iets na wat ik verder niet kende bij À la Mort Subite. Nu, jaren later, lijkt dat nog steeds het rondje van de meeste Nederlandse bezoekers te zijn die daarna, net als ik destijds, vaststellen dat Brussel best mooi is, maar toch niet echt ’n stad om van te houden. Ik dacht toen ook dat Brussel maar een klein historisch hart had met kantoren en verkeer daar omheen. Verderlezen…

Het vijfde beste station

Toen ik, onderhand alweer ruim tien jaar geleden, als Nederlander in België kwam wonen, moest ik aan een hoop taalverschijnselen wennen. Eén van de dingen die ik noteerde was dat Nederlandstalige Belgen niet “de op vier na beste” zeiden, maar: de vijfde beste. Wat natuurlijk wel zo economisch is, het scheelt heel wat lettergrepen en misschien klinkt “de op vier na beste” zelfs wel wat kinderachtig – ik vond het een prima vorm. Maar ja, het was vast Franse invloed, en anders wel Engelse, want in het Engels zeg je ook the fifth best. Dat maakte het toch minder mooi.

Nu vele jaren later zijn wel meer Vlaamse eigenaardigheden in Nederland gewoon geworden, vooral, misschien wel uitsluitend, als die eigenaardigheden ook Engels zijn. Voor taalcontact is niemand ongevoelig en we horen nu eenmaal heel veel Engels. Het verbaasde me dan ook nauwelijks toen ik deze tweet voorbij zag komen:

Het AD schrijft hier “de vijfde beste”. Nou zijn al onze kranten inmiddels wel op de één of andere manier Belgisch, ook iets wat de voorbije tien jaar is gebeurd, maar dit artikel moet toch wel in Rotterdam geschreven zijn. De vorm is inmiddels ook bij ons gewoon genoeg voor krantenkoppen. Zou iemand die nu, zoals ik toen, in België ging studeren nog die notities maken die ik toen maakte? Ik betwijfel het.

Litouws bier in Brussel

In 2012 was ik in Vilnius, Litouwen, en maakte ik er kennis met de Litouwse biercultuur. Dat die biercultuur in ons deel van Europa nog steeds zo onbekend is, heeft me sindsdien verbaasd. Gose is inmiddels hip geworden en zelfs het Poolse rookbier is weer tot leven gewekt, maar over Litouwen hoor je nog altijd niks. Tot dit jaar dan, want er lijkt eindelijk aandacht voor Litouwen te komen, vanuit België nog wel.

Schrijven over Litouws bier

VilniusNu heb ik zelf de voorbije jaren ook niet helemaal stil gezeten. Zo blogde ik enthousiast over mijn Litouwse bierreis en ook op Wikipedia deed ik mijn best om mensen te informeren over bier in Litouwen. Met enige regelmaat ben ik in allerlei discussies over goed bier blijven herhalen dat mensen echt ‘ns naar Litouwen moesten. Verderlezen…

Proeven van taal: het zojuist gepresenteerd akkoord

Er is een regeerakkoord! Tegelijk is er ook interessante taal bij de NOS:

bijvoeglijk-naamwoord

“Het zojuist gepresenteerd akkoord”, daar ontbreekt voor mijn aanvoelen een -e. Ik zou zeggen: “het zojuist gepresenteerde regeerakkoord”. Nu gaat het om heel vers nieuws, dus dit kan een slordigheidje zijn; dat is de NOS natuurlijk vergeven. Maar er kan ook meer aan de hand zijn.

Sterke en zwakke bijvoeglijke naamwoorden

In het Nederlands eindigen bijvoeglijke naamwoorden meestal op een -e, tenzij ze tussen “een” en een onzijdig woord staan: “een mooi huis”, “een lang verhaal”, “een zojuist gepresenteerd regeerakkoord”. Ook als er helemaal geen lidwoord is, heeft het bijvoeglijk naamwoord deze vorm, maar alleen voor het-woorden: “Mooi huis hoor,” zeg je, maar ook: “mooie fiets.” Verderlezen…

De kindertaal van Siem: Franse klanken

Inmiddels is Siem 10 weken. Zijn taal groeit elke dag. In mijn eerste bericht over Siems kindertaal schreef ik al dat het soms lijkt, alsof hij Frans spreekt. Als hij om melk vraagt zegt hij iets dat klinkt als lait. Dat Frans is inmiddels verder uitgebreid: als zoonlief tevreden is (wat hij gelukkig vaak is), dan zegt hij “örö”, /œ’ʀœ/, dat doet denken aan het Franse heureux.

be10-185Dat Frans is natuurlijk wel toepasselijk, want Siem heeft Belgische wortels. We zeggen wel eens gekscherend dat hij een waalse baby is. Hij zal z’n prille Frans vast niet volhouden, thuis krijgt hij immers Nederlands mee, maar mooi is het toch. Al kun je ook zeggen: dat Frans is kennelijk maar ’n baby-taal, veel stelt het niet voor dan. Een uitleg die het in Vlaanderen goed doet.

Vanochtend breidde Siem z’n palet medeklinkers uit met /ɡ/. Dat is de stemhebbende k van zakdoek. Die g- hoor je ook veel in het Frans (in garçon, bijvoorbeeld). Waar hij met /l/ begon, en later de /ʀ/ leerde (een stemhebbende Hollandse ch, eigenlijk, maar ook de Franse r), beide “vloeiende” klanken, daar is er nu dus ook een plofklank. Veel gebruikt Siem z’n Franse g nog niet, overigens, het was misschien meer een toevalstreffer. Maar ik heb vertrouwen, nu zullen andere plofklanken wel gaan volgen, tot Siem ook “papa” zeggen kan. Dat is dan Frans en Nederlands tegelijk.

Hélène Devos en het kleine Nederlands

’n Oude Vlaamse uitdrukking, die mij door allerlei toevalligheden al dikwijls ter ore gekomen is, luidt: bijt niet de hand die u voedt. Ze wil zeggen: ga niet in tegen diegene, die je kost betaalt. ’n Waarheid natuurlijk; ik stoot als tekstschrijver mijn opdrachtgevers liever ook niet voor ’t hoofd. Maar om ’n andere reden dacht ik dit weekeinde nog ‘ns aan die uitdrukking.

Vlaanderen.svgDie reden was Hélène Devos. Hélène Devos is een actrice, één met krullen en grote ogen, volgens Het Parool toch heus van ’n uitzonderlijk type. Ze komt uit België, ik vrees dat zij vindt dat ze uit Vlaanderen komt. In Het Parool las ik over Hélène Devos. Ze liet zich er interviewen en bleek openhartig. Maar vooral zei zij – dat maakte mij schrijvende – dit:

Ik wil geen Nederlands kindje met een Hollands accent.

Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.