Auteur Marcel

1
Franekers beschreven en vergeleken
2
“Tessels. Taal over zee” in druk
3
De spiegeling van een eiland
4
Mijn eigen boekwinkeltje
5
Alle talen op een eiland
6
Sherry voor bierliefhebbers
7
Bierrecensie: Weiherer Zwickerla hell
8
Pilsschaamte
9
De kindertaal van Siem: kant niet
10
Wandelend voorbij de nevel

Franekers beschreven en vergeleken

Zaterdag zag ik Wieringen, Harlingen en als het niet zo mistig was geweest, had ik vanaf de Afsluitdijk vast Texel ook gezien. Heel het dialectlandschap uit mijn boek en dan ook nog in grijstinten, zoals ik het zo graag zie en beschreven heb – ik had toch maar geluk, al hing me dan een lockdown boven het hoofd. De bus bracht me naar de trein en die reed naar Franeker, dáár moest ik zijn. In Franeker werd afgelopen zaterdag namelijk een bijzonder dialectboek gepresenteerd, het uitzonderlijk uitgebreide Franeker Woardeboek.

Franekers in Tesselse oren

Ik kwam uit Alkmaar, maar de Franekers dachten wel, dat ik van Texel kwam. Dat was te begrijpen, want ik was er omdat ik dat boek over het Tessels heb geschreven, “Tessels. Taal over zee”, het dikke boek waar ik de afgelopen weken mee rondzeul, omdat ik het zo graag aan iedereen persoonlijk wil bezorgen. Wat natuurlijk eigenlijk niet kán, maar als het om dialectboeken gaat, dan willen mensen voorbij het mogelijke gaan. Dat werd ook wel duidelijk tijdens de presentatie van het Franeker Woardeboek.

Dramme, dat was het Franeker woord dat het meest bleef hangen, al is dat natuurlijk helemaal geen bijzonder woord. Dat hoeft ook niet, het Stadsfries van Franeker is niet bijzonder omdat het zo exotisch is (zoals het Schiermonnikoogs of zo), het is bijzonder omdat het zo vertrouwd voelt, voor wie Tessels spreekt en zelfs voor wie Nederlands spreekt. Hier hoor je het vroegere “algemeen beschaafd” van Friesland in terug, de taal die Friezen spraken als ze buiten eigen kring kwamen (ze vertrokken met een hynder van de boerderij maar verkochten het als eem peard op de markt), de taal die in Franeker door professoren en studenten werd gesproken toen de Academie er nog was, de taal die in de stad de moedertaal van de Franekers werd en er het Fries wist te verdringen. Zo is het Franekers een plaatselijke variant van een noordwestelijk Standaardnederlands waar ook m’n eigen Tessels onder te scharen valt. Vanzelfsprekend sprak ik dan ook Tessels met de Franekers, en zij Franekers met mij. Dat kan best.

Maar dramme dus. Dat is wat een woordenboekenmaker doen moet, anders wordt het nooit wat. En Wim Aalbers had het gedaan, hij had gedramd, steeds opnieuw, en spoorde zo heel het Genoatskap foar ut Behoud fan ut Franekers aan om er wat bijzonders van te maken. In het bijzonder Anneke Tulp en Annalies van der Pol-Bouma hebben er veel geduld voor over gehad, bleek wel uit de speldenprikjes die tijdens de presentatie uitgedeeld werden. Een ondankbare klus misschien, dramme, maar uiteindelijk kwam de dankbaarheid dan toch, in veelvoud. Wat een werk is er verzet! Het boek was zonder dramme toch anders geworden, het was er misschien zelfs niet geweest. Dan was het Franekers niet het best beschreven Stadsfries geweest en nu is het dat wel. Verderlezen…

“Tessels. Taal over zee” in druk

Het is gedrukt!

Heel mijn dikke dialectboek. Ik kan het nu in m’n handen houden en dat is toch wel heel bijzonder. Er zit toch vijf jaar werk in, natuurlijk… En nu is het een pak papier, met een mooie kaft erom, en een leeslint erin. Een beetje luxe mag best.

Je kunt het boek online bestellen in mijn boekwinkel: “Tessels. Taal over zee” (druk: €50,-; e-boek: €10,50).

De spiegeling van een eiland

Gaat een eilander op vakantie? Die vraag krijgen Texelaars wel eens van de toeristen die er komen. Het antwoord verschilt natuurlijk van persoon tot persoon. Mijn vader kan in zo’n geval in ieder geval vertellen dat hij in zijn Texelse jeugd één keer op vakantie is geweest. Dat was een tochtje naar Urk, waar mijn opa netten moest hebben, of iets anders dat met z’n werk te maken had – het is maar wat je vakantievieren noemt.

Gaan Urkers op vakantie? Jawel, weet ik nu. Sommigen gaan zelfs heel ver weg, naar Spanje of naar Los Angeles. Maar er zijn er ook die op de camping van Urk gaan staan, samen met andere Urkers, omdat je daar elkaar tenminste kent. Het is één van de vele vrolijke feitjes die ik haal uit De ontdekking van Urk, door de Vlaamse journalist Matthias M.R. Declercq. Een half jaar woonde hij op het eiland om het te leren begrijpen en zijn boek is daar de weerslag van.

Eiland op, eiland af

Een boek over een eiland, zelfs al is dat eiland niet echt een eiland meer, dat fascineert mij natuurlijk. Ik begon aan De ontdekking van Urk ook zeker met de hoop er iets van Texel in te herkennen, het eiland van mijn familie; ook iets van Wieringen misschien, dat inmiddels óók een eiland van familie geworden is en net zo „eiland af” als Urk. Maar daarnaast was er bij mij toch vooral dezelfde fascinatie die ook Declercq gegrepen heeft: Urk als iets onbekends en ongenaakbaars, een verre wereld. Exotisme.

Dat exotisme houdt de Urker graag in stand: Verderlezen…

Mijn eigen boekwinkeltje

Als ik een stad bezoek, hoop ik er een goed brouwcafé te vinden en een fijne boekwinkel. Iedereen heeft zo z’n noden, ik houd van boeken en van bier. Dit blog is ook rond die interesses opgebouwd. Hoewel bloggen ook wel iets van brouwen heeft, heb ik een eigen brouwerij alleen nooit geambieerd. Een eigen boekwinkel eigenlijk ook niet, tenminste, niet als broodwinning want iedereen vertelt me dat dat maar moeilijk gaat. Nu presenteer ik, op mijn nieuwe bedrijfswebsite, een hybride: een boekwinkel met zelfgeschreven boeken.

Boekverkoper

Dat ik mijn eigen boeken verkoop is niet helemaal nieuw. Ik geef geregeld lezingen en presentaties over het Tesselse dialect en dan verkoop ik daar de gedrukte exemplaren van mijn Tessels Taalboekje en van Beurd en deen. De voorraad Taalboekjes is wel zo goed als uitgedund, dus het idee om dit werkje ook als e-book aan te bieden ging al langer door mijn hoofd.

Ach, en toen kwam er een crisis waar we het hier verder maar niet zullen hebben en rijpte het idee nog wat vlugger: als ik mijn eigen boeken nou allemaal zou aanbieden, in een eigen kleine webwinkel? Dat zou een mooi appeltje voor de dorst wezen, nietwaar?

Het idee was er gauw en ook het winkeltje kon door de kundige mensen van Dreamlab wel snel in elkaar worden geknutseld. Het openstellen van de veilige betaalomgeving had iets meer voeten in de aarde, maar dat is nu ook gelukt. Er kan dus gewinkeld worden in mijn webshop, mijn online boekwinkel. Wees welkom! Verderlezen…

Alle talen op een eiland

In herberg De Zwaan te Hollum zat ik en at ik zaterdagavond tussen mensen van alle Waddeneilanden aan dezelfde tafel. Amelanders waren er thuis, Schiermonnikogers, Terschellingers en Texelaars waren er gast. Door een speling van het lot was één van de Schiermonnikogers op Vlieland geboren, wat de vertegenwoordiging compleet maakte. Een bijzondere samenkomst die een vrolijk resultaat was van het Wadden Vertel Festival dat in het weekend van 16 en 17 november op Ameland werd georganiseerd. Twee sprekers van Texel, één van Terschelling, één van Ameland en één van Schiermonnikoog hadden die middag over hun eiland en de zee verteld en zouden dat zondagmorgen nog eens doen.

Het is niet eenvoudig om mensen van al die eilanden samen te brengen, de afstanden zijn nu eenmaal lang. Maar als het dan eenmaal lukt, dan vergeet je haast alle moeite, zo vanzelfsprekend lijkt het dan. Het praat toch wel makkelijk, zo van eilander tot eilander. De Waddeneilanden delen eeuwen van geschiedenis, ze hebben misschien wel meer gemeen met elkaar dan met het vasteland. Dat spreekt ook uit de talen van de eilanden en juist die kregen bij het Wadden Vertel Festival alle aandacht: alle vertellers deden hun verhaal in hun dialect. Het ging dus van Tessels tot Schiermonnikoogs, van Simon Dros tot Jelle Woudstra – zelfs in die namen ligt al iets van de taalrijkdom besloten.

Dat ik er op Ameland bij mocht zijn was natuurlijk een eer. Hoewel ik Tessels spreek en ook een eilander achternaam heb, ben ik eigenlijk giên echte, ik ben nou eenmaal opgegroeid op het vasteland. Ik kwam ook gewoon met de bus naar de veerhaven van Holwerd. Mijn onderzoek naar het Tessels en mijn publicaties over dat dialect (zoals het Tessels Taalboekje en Beurd en deen) zorgden ervoor dat de Historische Vereniging Texel me uitnodigde mee te komen en er vooral notities van te maken. Al die Waddendialecten samen, dat zou voor mij toch gefundenes fressen zijn? Verderlezen…

Sherry voor bierliefhebbers

Wie over bier schrijft, moet vooral bier drinken, dat spreekt toch vanzelf. Dat ik ook wel ‘ns koffie en thee drink, dat is tot dáár aan toe, maar sherry? Sherry drink ik inderdaad maar zelden. Toch vind ik sherry interessant genoeg om af en toe ‘ns echt te proeven en ik vind het zelfs interessant genoeg voor mijn bierblog. Dus bij dezen: sherry proeven, tussen de pilsjes en de stouts door.

Sherry proeven

Nou maak ik op dit blog vaak een punt van pilsschaamte, er is ook zoiets als sherryschroom. Sherry heeft nog vaak een slecht imago, omdat er in het verleden zoveel bocht versleten is; het wordt geassocieerd met matige tapasbarretjes en een halfduister schap bij de Albert Heijn. Sherry is ook vaak iets van vroeger, in de hoofden van mensen. De angst dat sherry snel verzuurt nadat het flesje open is helpt ook niet mee – die is alleen onterecht, je kunt sherry prima verspreid over de week opdrinken. Dat er zo weinig informatie over is… Dat is waar, maar de sympathieke website SherryNotes helpt best.

Om het nog even kort uit te leggen: sherry is wijn het diepe zuiden van Spanje. Het klimaat is daar subtropisch en dat vinden de druiven niet erg, dus er wordt al heel lang wijn gemaakt. In Jeréz doet ook de zee z’n invloed gelden, in het binnenland gedijen dan weer druiven die wat zoetere aroma’s leveren. De wijn bleek, versterkt met brandewijn, bijzonder geschikt voor de export en zo gingen de Engelsen er mee aan de haal (en de Schotten, want whisky rijpt vanouds op sherryvaten). In Nederland wisten we er ook al vroeg raad mee, trouwens, in de Gouden Eeuw werd er al sherry geïmporteerd. Om tot een stabiel exportproduct te komen werd de sherry steeds vaker gestapeld (solera: drie of meer vaten op elkaar), door continu uitschenken en aanvullen werd de oude sherry zo voortdurend met jongere gemengd – dat maakte het eindproduct gelaagd, maar ook voorspelbaar. Ongemengde sherry bestaat ook nog en die is eigenlijk mysterieuzer.

Het échte mysterie van sherry is de flor, de gistlaag die bovenop de wijn drijft en voorkomt dat er ongewenste dingen mee gebeuren. De gisten vormen een soort huid, die ademt en tegelijk beschermt. De wijn krijgt er een nootachtig aroma door, dat behoorlijk intens is. Voor de export werd die flor er meestal nogal agressief uitgefilterd, maar tegenwoordig zijn er sherry’s verkrijgbaar die minder strak gefilterd zijn en waar de flor dus nog in aanwezig is. Daar begon voor mij de echte fascinatie, want ik houd wel van wat gistaroma’s. Verderlezen…

Bierrecensie: Weiherer Zwickerla hell

In mijn vorige blog over pilsschaamte had ik het er al over: dat Zwickerla van brouwerij Kundmüller uit Weiher, dat is heel best. Ik dronk ’t al even geleden voor ’t eerst bij café In de Wildeman in Amsterdam en daarna nog wel ’ns bij ’t Kelkje en steeds beviel ’t me geweldig. Maar hoe herbeleef ik die herinnering, als zulk bier tegelijk zo lastig te krijgen is? Nu, het geluk lachte me toe: toen ik vrijdag bij de Bierhut in Castricum binnenging stonden er precies twee flesjes van. Dat is toch dicht bij huis! Gelegenheid dus voor een nauwkeuriger bespreking.

Bier uit Weiher

Toen ik in februari dit jaar in de trein naar Wenen zat – niet mijn gewoonte, maar ik was op reis, met Boedapest als einddoel – raakte ik aan de praat met een vriendelijke Duitse heer die er in Regensburg uit moest. We hadden het over het landschap, over de kleur van Neurenberg, over de sneeuw en over de Brexit – maar uiteraard ging het ook over bier. De heer boog wat naar voren en gaf me z’n Geheimtipp: een echt goede, kleine Frankische brouwerij zou ik vinden in het dorpje Weiher.

„Dat dorp ken ik,” antwoordde ik naar waarheid, „ik ben daar geweest.” Weiher is een mooi dorpje in een mooier dal, niet ver van Bamberg vandaan, die mythische bierstad waar iedereen met ’n hart voor Duits bier heen wil (en wie er al geweest is, wil terug). In Bamberg ben ik al vaker geweest dan in Boedapest. De laatste keer gingen we op de terugweg langs Weiher en daar dronk ik toen al bier van die sympathieke brouwerij daar, brouwerij Kundmüller. Hun assortiment is plezierig gevarieerd: van IPA tot Schwarzbier, van rookbier tot pils. En ze brouwen daar dus Zwickerla. Verderlezen…

Pilsschaamte

Als het bij De Speld over bier gaat, dan kunnen ze daar op mij rekenen, want ik word er graag aan herinnerd dat ik m’n hobby vooral niet te serieus moet nemen. Dit weekend legden de satirici echter de vinger wel heel nadrukkelijk op de zere plek, ik werd er zowaar weer serieus van. Want je schamen voor je pilsje, dat is een gevoel dat ik wel herken. Laat ik ’t anders pilsschaamte dopen.

Pils bestellen

bier-hannoverAls bierliefhebber kom ik natuurlijk nogal eens in die speciaalbiercafés, waar ze me vele tientallen lekkere bovengistende bieren kunnen voorschotelen, als ik dat wil. Daar laat ik me ook geregeld toe verleiden, want ik wil zoiets best. Er is immers zoveel heerlijks te proeven. Van bijna branderige IPA’s tot koffiestouts waar je haast wakker van wordt, van friszuur tot donkerzoet, van delicaat tot buitenissig – jawel, ik mag het allemaal graag proberen. Maar ik wil ook wel eens een lekker pils bestellen en dan gaat het verkeerd.

Eerst mijn ideaalbeeld: een stevig glas, liefst met een oor; een groot glas, een halve liter natuurlijk; en daarin dan zo’n prachtig vol pils, waar je gebakken brood in proeft maar ook grassige hop, met van dat schuim waar je wel een hap van wilt nemen… En dan, na die eerste voorzichtige slok, een paar flinke teugen uit dat halveliterglas om er helemaal vól van te zijn. Mijn hemel, dat is genieten. Maar zo kan het eigenlijk bijna nooit.

Halveliterschaamte

Het begint al met dat glas. Een halve liter bestellen, dat hoort eigenlijk niet. In Nederland drinken we uit kleine glaasjes. Dat bier behalve lekker en delicaat ook wel degelijk dorstlessend is, dat verzwijgen we liever. Voor je het weet heet je „dorstig” en dat is toch een eufemisme voor een alcoholprobleem, nietwaar? Heel de wereld drinkt uit halve liters, maar hier hoort het niet. In België ook niet, trouwens, al begint het daar stilaan te veranderen, zeker in Brussel. Hier in Alkmaar heb ik al eens toegebeten gekregen „dat ik me niet zo uit moest sloven,” en daar stond m’n vaasje. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: kant niet

Van de grammatica maakt Siem werk. Hij weet dat er een systeem in zit en hij voelt ook wel aan, dat dat systeem in principe zonder uitzonderingen werkt. Wat voor het ene woord geldt, geldt ook voor het andere. Er zijn natuurlijk wel een páár uitzonderingen, dat weten we als moedertaalsprekers van het Nederlands allemaal. Siem maakt ons van die uitzonderingen bewust.

Meervouden maken

Eén van de handigste en gemakkelijkste regels van het Nederlands is dat je van één ding meer dingen kunt maken door „-en” achter een woord te plakken. Dat weet Siem ook. Je hebt één stoel, daar maak je dan „stoelen” van (in Siems uitspraak: toelen – met eind-n dus). Is er één mens, dan kun je daar weer „mensen” van maken (Siem: menten). Wat een heerlijke regel!

Moeilijker is dat er wat uitzonderingen zijn. Voor Siem is „kind” een belangrijk woord, hij vertelt het ons altijd meteen als hij ergens een ander kindje ziet. Dat is immers een potentiële speelkameraad! Maar wat nu als er meer van zijn? Wel, dan zijn het kinten. Dat de laatste letter van „kind” eigenlijk een „d” is, dat is al moeilijk genoeg, dat het meervoud van „kind” toch echt „kinderen” is, dat gaat er bij Siem nog niet in. Verderlezen…

Wandelend voorbij de nevel

Wie wandelt, heeft precies het juiste tempo. Tijd en ruimte vallen dan samen. Je ziet nog eens wat, je hoort nog eens wat. Fietsen gaat eigenlijk al te vlug. De auto is helemaal zonde van het landschap, in een auto merk je daar haast niks meer van. Dat vind ik – het boek Eiland in de nevel, door Lodewijk Dros, leert dat de kunstenaar Pieter Kikkert er vast óók zo over had gedacht, als hij in de tijd van de fiets en de auto had geleefd. Maar Pieter Kikkert leefde tweehonderd jaar geleden. Zijn schrikbeeld was de diligence.

Kennismaken met Pieter Kikkert

Een echte biografie van Pieter Kikkert (1775-1855) zal wel nooit geschreven worden, maar Dros’ Eiland in de nevel komt dicht in de buurt. Dat Dros deze etser, dichter en reder zoveel eer bewijst is het gevolg van een toevallige kennismaking. Dros, Kikkert, het zijn beide Texelse namen en omdat oud-Texelaars nu eenmaal vaak met „hun” eiland vereenzelvigd worden, werd Lodwijk Dros een curiosum uit het Kikkert-archief onder ogen gebracht: een handgeschreven verslag van de wandeling die Kikkert eind 18e eeuw over Texel maakte. Texel bracht Dros én zijn lezers zo in contact met een vrijwel vergeten intellectueel en zijn bijzondere netwerk.

De wandeling die Pieter Kikkert maakte, vermoedelijk in 1791, heeft historisch wel enige betekenis. Texel lag er toen anders bij dan nu, de zee kwam nog tot veel dichter bij de dorpen, de polders stonden onder zware druk. Het eiland was nog niet bezaaid met ANWB-paddestoelen, zijn natuur was nog geen vakantiepark voor wandelaars geworden. Kikkert leerde een heel ander Texel kennen dan de volksstammen die zijn advies, vooral uit wandelen te gaan, nu hebben opgevolgd. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.