De diepe meren van Metz
Les Lacs du Connemara galmde over het plein dat naar Sint-Jacob was vernoemd. De stem was die van het meisje dat het lied eerder die middag al had ingezet in een café, dat ook al naar Sint-Jacob was genoemd. Heel Frans zag ze eruit, met donker haar, een scherp gezicht en een lange modieuze jas aan. Ongelooflijk dronken was ze ook, een whisky zou niemand haar nog gegeven hebben, en in het café waren haar zangkunsten niet enthousiast onthaald. Wilde ze hier vandaan?
Hier was Metz, daar was ik deze middag. Ik was er niet voor haar en ook niet voor café Saint-Jacques, waarover verder best aardige dingen te vertellen zijn, zoals dat ze er normaal gesproken een stout tappen maar net niet vandaag, en dat er een hele cd van de Spice Girls gedraaid werd voor het meisje met Les Lacs du Connemara begon. Ik was in Metz omdat ik Metz nog niet eerder had gezien, terwijl ik goede dingen had gelezen over de kathedraal en het Teutoonse station.
Dat station heb ik niet gezien, want ik kwam in een Jaguar, wat helemaal niet mijn gewoonte is (ik heb ook geen rijbewijs). Maar de gelegenheid was er en een Jaguar is tenminste nog een echte auto. De snelweg was een aaneenschakeling van hellingen geweest, tot de baanwinkels kwamen, na het zoveelste bordje over een kasteel dat niet te zien was en de aire van alle randgemeenten. De kathedraal is vanaf de weg wel het eerste dat je van Metz ziet. Er stond een reuzenrad voor.
Nu, de Metzer kathedraal is werkelijk heel mooi. Hoog ook: de gotiek is geslaagd, alle lijnen wijzen de hemel in. Van binnen is de kerk donker en daardoor wel intiem, maar de afmetingen blijven kolossaal. Ver weg is het dak, waar de kruisbogen elkaar vinden. De toegangspoorten worden door beelden bewaakt, het ene nog surrealistischer dan de andere. De waterspuwers bleken paarden, koeien en varkens, maar één was er de duivel.
De kathedraal van Metz is de bekendste bezienswaardigheid van deze stad, maar niet ver van de parkeerkelder waar de Jaguar was geparkeerd stond nog een kerk, die veel ouder was, nog voorbij romaans. Antiek is de vormentaal van Saint-Pierre-aux-Nonnains, dit gebouw gaat op Romeinse funderingen terug, het is de oudste kerk van Frankrijk.
Frankrijk. Overal is Metz Frans, al sprak men hier een eeuw geleden nog voornamelijk Duits. De vlaggen, de namen van de pleinen, ze zijn nu die van Frankrijk en Frankrijk was ook het land van dat meisje, dat almaar luider Les Lacs du Connemara zong op het plein van Sint-Jacob. Tot in de straat was ze te horen. In de boekwinkel bladerden oude heren in platenboeken over de Duitse tijd, ik bladerde in een boekje over het Lotharings, waarin mensen schlof gaan als ze het bed opzoeken – maar dat zijn oude resten, Metz is niet meer Duits en ook niet Romeins of gotisch, het is nu de stad van háár, het dronken zangeresje, en van haar vrienden die binnen bleven in bar Saint-Jacques, hoewel ze nauwelijks minder zat waren en misschien ook wel weg wilden, naar Ierland of zoiets, maar niet gingen.
Zo zal Metz verder leven en levendig is het, ook op een zondag in januari, al moet je wel van Sardou houden.