Archief 2017

1
De kindertaal van Siem: korenbloemenblauw
2
Plat-Amsterdams in de ring van de geschiedenis
3
De kindertaal van Siem: de eerste dagen
4
Bier in de supermarkt
5
Tilburg en ’t theater
6
Hélène Devos en het kleine Nederlands
7
Wisselsporen in ’t Kooltuintje
8
Ontronding om de Berenkuil
9
Boeken in boekwinkels
10
Tekstschrijver: teksten over bier

De kindertaal van Siem: korenbloemenblauw

korenbloemenblauwOnregelmatig houd ik op dit blog de talige ontwikkeling van mijn zoon Siem bij. Siems kindertaal is sinds het vorige blog nog niet geweldig veel rijker geworden, maar hij heeft nu in ieder geval al meer taal gehóórd en ook dat is belangrijk voor zijn taalbrein. We weten dat kinderen eerst al heel veel leren verstaan voor ze beginnen te spreken. Zoals Siem onze ogen volgt als we naar iets kijken, zo zal hij gaandeweg ook onze woorden volgen, nog lang voor hij ze zelf kan zeggen.

Maar wat voor woorden hoort hij zoal? Heel normale, natuurlijk. “Papa”, “mama”, “eten”, “slapen”. En, in verschillende tonen van verontwaardiging, alles wat met de inhoud van zijn luiers te maken heeft. Maar ook hoort hij het volgende woord:

korenbloemenblauw

Dat woord zingt zijn moeder hem voor, het hoort bij het liedje van de drie kleine kleutertjes. Dat liedje gaat zo: Verderlezen…

Plat-Amsterdams in de ring van de geschiedenis

Gisteren trof ik in de kringloopwinkel een boekje over het Amsterdams. Erg goed zag dat boekje er niet meer uit, de vorige eigenaar moet er weinig van gehouden hebben, maar ík was er blij mee. Het valt namelijk nog niet mee om bruikbare bronnen voor het Amsterdamse dialect te vinden, maar dit boekje, uit de reeks Taal in Stad en Land, geeft een goed overzicht en het vat ook bondig samen wat die bronnen zoal over het Amsterdams te melden hebben.

dscn1161Vanmiddag sloeg ik Het Parool open en daar was het toeval dan: een artikel over het zieltogende plat-Amsterdams. Zo had mijn vondst van gisteren nog nieuwswaarde ook. Ik kon er wel over gaan bloggen, vond ik. En zo geschiedde.

Oud Amsterdams en het Tessels

Mijn bijzondere interesse voor het dialect van onze hoofdstad komt voort uit mijn nog grotere interesse voor het Tessels, de taal van mijn familie, waar ik momenteel onderzoek na doe (zie Academia voor ’n voorpublicatie). Van het Tessels weten we dat het door het vroegere Amsterdams moet zijn beïnvloed. De eilanders hadden vroeger ook intensief contact met Amsterdam. Een goed beeld van het 17e eeuwse Amsterdams zou me dan ook helpen bij mijn Tesselse studie. Verderlezen…

De kindertaal van Siem: de eerste dagen

Tien dagen geleden werd ik vader. Mijn zoon heet Siem en ik vind álles interessant aan hem. Veel vind ik interessant dat maar beter binnenskamers of -luiers kan blijven, maar de kindertaal van Siem is vast ook voor anderen relevant. De lezers van mijn blog vertel ik dan ook graag over Siems prille taalontwikkeling, van het eerste schreien tot de vroegwijze volzinnen die vast later komen.

Siems kindertaal bij thuiskomst

kindertaalToen Siem werd geboren huilde hij niet eens, hij brabbelde en snikte, eerst onrustig, toen kalm net onder zijn moeders gezicht. De nacht na zijn geboorte sliep hij nog in het ziekenhuis, de volgende dag zou hij thuiskomen in een thuis dat hij niet eens kende. Daar was ik en ik boende er, ik versierde de kamer en plakte zijn naam op de deur: vol verheuging wachtte ik op de auto van de vriendin die moeder en zoon zou rijden. En toen was Siem thuis.

Honger heeft een baby die eerste uren nog niet echt. Een pasgeborene heeft reserves, eten doet ’t kind dan nog vooral om de melkproductie bij z’n moeder op gang te brengen. Er was dus eerst ook nog helemaal geen taal bij Siem. Maar die eerste nacht riep hij voor het eerst luid om eten. En dat deed hij meteen met een woord, een woord dat ik de hele week ben blijven horen. In fonetisch schrift zou ik dit woord zo noteren:

[aˈlæ]

De eerste, onbeklemtoonde /a/ kan soms naar een middenklinker neigen, ongeveer /ə/; soms is het dezelfde klinker als de /æ/ ná de /l/. Het woord zou men ook als “alae” kunnen spellen, of, voor wie in de kindertaal een religieuze boodschap vermoedt, als “allah”.

De taalkunde achter alae

Dit alae is geen universeel kinderwoord, elke zuigeling heeft zo z’n eigen hongerhuiltje en lang niet elke zuigeling articuleert zo duidelijk een /l/. Maar toch is Siems eerste woord toch weer geen héél grote verrassing. Verderlezen…

Bier in de supermarkt

Nog maar enkele jaren geleden was één van de zekerheden in het leven van de bierliefhebber dat je voor bijzonder bier niet in de supermarkt moest wezen. Daarvoor ging je naar de slijter of, als je stad al zover was, naar de gespecialiseerde bierwinkel. Bier in de supermarkt, dat was pils en witbier, bij uitbreiding nog wel ‘ns Skuumkoppe en Westmalle. De supermarkt had nu eenmaal alleen de grote namen staan.

In buurland België was dat vanouds al anders. Toen ik voor het eerst, net na mijn verhuis naar Leuven, de Delhaize-om-de-hoek bezocht, kon ik mijn opwinding nauwelijks verbergen. “Ja, dat is veel hè,” lachte een oud dametje me toe. Of uit, want tja, Holland was toen nog wel ’n beetje belachelijk als ’t op bier aankwam.

Bierrevolutie in de supermarkt

Inmiddels is de bierrevolutie ook in de Nederlandse supermarkten voltrokken. Veel aandacht is gegaan naar Albert Heijn, sowieso de favoriete grootgrutter van de Nederlandse media. De Appie zette de grote stap dan ook in één keer overal, heel Nederland ging aan het speciaalbier, met speciale brouwerijen per regio, want bier is natuurlijk streekproduct. Bier&Co dacht hardop mee. Andere supermarkten moesten nu wel volgen – als ze de trend niet stiekem al gezet hadden, want franchisers waren eigenlijk al veel eerder bierrevolutionair. Verderlezen…

Tilburg en ’t theater

Gisteren was ik in Tilburg. Ik was daar niet voor het eerst, ik ben al vaker in Tilburg geweest, maar altijd was ik daar om iets anders dan om Tilburg zelf. Dat lijkt het lot van Tilburg. Ook gisteren was ik er om een andere reden, om een concert dat eigenlijk in Amsterdam had moeten zijn, maar was verplaatst naar theater 013 – een concert van de Amerikaanse band Dream Theater. Om Tilburg toch ’n beetje eer aan te doen nam ik ’s middags al de trein en wandelde ik door de stad.

Tilburg voor Koningsdag

Eenmaal aangekomen bleek al gauw dat Tilburg, ondanks dat lot, in afwachting is van hoog bezoek. Op Koningsdag komt ons staatshoofd naar de stad van Willem II. Daar had ik eerlijk gezegd geen idee van, zo intensief volg ik de gangen van ons staatshoofd niet, maar in Tilburg merkte ik ’t gelijk aan alles. Er stond een reuzenrad aan het station en bij het stadhuis, het oude paleisje, was een nostalgische kermis met een kleiner reuzenrad, van het soort dat mijn oma een karimata genoemd zou hebben. En vooral: er was een verkeersinfarct gaande. Verderlezen…

Hélène Devos en het kleine Nederlands

’n Oude Vlaamse uitdrukking, die mij door allerlei toevalligheden al dikwijls ter ore gekomen is, luidt: bijt niet de hand die u voedt. Ze wil zeggen: ga niet in tegen diegene, die je kost betaalt. ’n Waarheid natuurlijk; ik stoot als tekstschrijver mijn opdrachtgevers liever ook niet voor ’t hoofd. Maar om ’n andere reden dacht ik dit weekeinde nog ‘ns aan die uitdrukking.

Vlaanderen.svgDie reden was Hélène Devos. Hélène Devos is een actrice, één met krullen en grote ogen, volgens Het Parool toch heus van ’n uitzonderlijk type. Ze komt uit België, ik vrees dat zij vindt dat ze uit Vlaanderen komt. In Het Parool las ik over Hélène Devos. Ze liet zich er interviewen en bleek openhartig. Maar vooral zei zij – dat maakte mij schrijvende – dit:

Ik wil geen Nederlands kindje met een Hollands accent.

Verderlezen…

Wisselsporen in ’t Kooltuintje

Onlangs werd ik, als vaste bezoeker van de onvolprezen website Neerlandistiek.nl, attent gemaakt op het bestaan van de nog jonge versvorm wisselspoor. Een wisselspoor is, zo schreef Bas Jongenelen daar, een vers waarbij de tweede regel oogrijmt op de eerste en de derde regel klankrijmt op de tweede. De rijmwoorden kunnen dus “ongelijk / hachelijk /ongeluk” zijn. Meestal is dat middelste rijmwoord een leenwoord, dat ogenschijnlijk rijmt op de eerste regel, maar in werkelijk klinkt als de derde.

Gisteren belandde ik nog eens in het Alkmaarse café ’t Kooltuintje en daar herinnerde ik mij deze versvorm. Die herinnering ontlokte me enige pennenvruchten die natuurlijk vooral aardig zijn voor wie ’t Kooltuintje beter kent, maar ook zonder die context wel als nogal buitenissige voorbeelden van wisselsporen kunnen dienen. Geheel in stijl zocht ik namelijk in ieder vers de grenzen van het genre op, zoals dadelijk zal blijken. Échte wisselsporen zijn het geen van alle…

1.

“Tellen in het Frans, dat vind ik niks,”
zo verzuchtte moedeloos Red Rix,
“ik kom nauwelijks verder dan tot dix!”

2.

Ik ging met pake eens uit rijden.
We kwamen toen in ’t Sallands Wijhe,
riep hij: “ik wist net dat soks bestie!”

3.

In helder Duits weerklonk: “Ich will jetzt saufen!”
maar Wicher, die serveerde hem La Chouffe,
toen was z’n antwoord helaas wel wat stroef.

4.

ja, Wicher en Colin die zochten vertier:
ze vonden in Brussel ’t concert van Garnier.
Van Frans hadden beide alleen geen idee…

5.

Staot ter weer sou ’n toerissie te sake,
sou fàn weit je “This beer here is fake!
seg ik: màn, je bier heit Zonnesteek!”

6.

Ach als dat mooie meisje nou ‘ns vroeg,
om achterop te zitten op m’n Puch…
maar nee hoor, eerlijk, lijkt me dat toch stug.

7.

’n Turk in Vlaanderen maakte mee:
men zei: “e gij! wad een klak, allez!”
hij zei: “nee, dít hier, dat is mijn fez.”

8.

Op zak had ik eigenlijk niet veel
en toch vroeg ik India Pale Ale
ik kon net het bonnetje betalen.

9.

“Wel aan,” zei ik, “genoeg gezeurd
geef mij nog eentje dan van Bird
die zijn het brouwen niet verleerd.

De wisselsporen zijn zonder titel en alle geschreven op 12 april 2017.

Ontronding om de Berenkuil

duinenEr is veel moois in Alkmaar, maar er is nog meer moois om Alkmaar heen. Op zonnige dagen als deze lonken de duinen en de zee en omdat het duingebied zo uitgestrekt is, kun je er heerlijk lang wandelen zonder al te veel beschaving tegen te komen. Maar hoe je ook wandelt, uiteindelijk komt altijd wel De Berenkuil in zicht. De Berenkuil is een horecagelegenheid. Je kunt er een witbiertje drinken, of een kop thee, dat hangt van je smaak af en misschien ook wel van het weer. Als kind kende ik De Berenkuil al. De naam is in mijn hoofd direct aan lange wandelingen in het duingebied verbonden.

Ander moois om Alkmaar is de taal. De Noord-Hollandse dialecten hebben mijn grote belangstelling. Wie dit blog ’n beetje volgt weet dat ik onderzoek doe naar het Tessels, het dialect van mijn familie. Ook als ik niet op Texel ben kan ik iets van die taal terughoren in de dialecten van de streek rond Alkmaar. West-Fries, Volendams, Egmonds: allemaal hebben ze het nodige met het Tessels gemeen, het ene dialect meer dan het andere, Wierings en Enkhuizens wel het meest.

Berenkuil etymologie

Oude plaats- en veldnamen zijn natuurlijk ook een mooie bron voor streektalige eigenaardigheden. Die Berenkuil, bijvoorbeeld, wat leert me die naam? Beren zullen er ook vroeger wel niet zijn geweest, daar in de duinen, dus die naam moet naar iets anders verwijzen. Mannetjeszwijnen? Dat kan, maar die etymologie spreekt me niet bijzonder aan. Er is niets anders over te vinden, in ieder geval niet online. Terwijl ik niet de enige ben die zich dit afvraagt, blogger Frans op de fiets schrijft er ook al over:

In de Berekuil eet ik een ijsje, inderdaad een uitspanning in een kuil in de duinen. De etymologie van dit soort toponiemen is toch een dissertatie waard! Als je goed oplet, zie je zoveel namen van bedrijventerreinen, pannekoekenhuizen, patatkramen, bejaardentehuizen en ga zo maar voort, die verwijzen naar historische aanduidingen. Ik durf te wedden dat de naam Berekuil ook al op de oudste topografische kaarten voorkomt.

Een dissertatie gaat misschien wat ver, maar in ieder geval ben ik gistermiddag, toevallig (zoals dat gaat), op een mogelijke etymologie gestuit. Die vond ik in een Egmonds woordenboek. Verderlezen…

Boeken in boekwinkels

Hermans schrijft in één van z’n autobiografische Simmillionverhalen de volgende zin:

Alleen in straten vol boekwinkels heb ik het gevoel in een wereld te leven die rekening met mij houdt.

Dat is een zin die ik graag citeer, want ik denk er zelf zo over. Ik houd van boekwinkels. Als ik op reis ben, zoek ik altijd die straten vol boekwinkels op (wat in de landen waar ik ’t liefst kom ook best wil lukken), en ook in mijn eigen Alkmaar ga ik graag de boekwinkels binnen. Maar toen ik dat gisteren deed bij Van der Meulen overviel me droefheid, en gauw stond ik weer buiten. Het bezoek aan de boekwinkel had me treurig gemaakt over van alles.

De titels met achternamen

boekwinkelsHet begon al direct na binnenkomst. Een tafel met boeken lag voor me. Ik herkende er de naam Tolkien. Daar ben ik verder geen groot lezer van, al interesseren z’n talen me nog wel ‘ns, maar goed, ik herkende die naam en dus keek ik verder. Het bleek te gaan om Simon Tolkien, de kleinzoon, en het boek (“Niemandsland”) was ook geen fantasyboek, geloof ik. In ieder geval was het uitgegeven en vertaald naar het Nederlands, en vast ook naar andere talen, en daar voelde ik toch enig ongemak bij.

Goed, het zal wel afgunst wezen dat ik dat denk, ik zou die gedachte ook eigenlijk niet op moeten schrijven want daar krijg ik dan later gelazer mee, maar eerlijk: ik dacht dat die Simon Tolkien z’n succes aan z’n achternaam te danken had. Een gedachte die me vaker overvalt in boekwinkels. “Die ligt daar door z’n naam,” denk ik dan, “en door z’n netwerk.” En dan voel ik mij een afgunstige mislukkeling, want ik heb alleen dit blog en een achternaam die buiten Texel niemand wat zegt. Enfin, ’n stomme gedachte dus. Naar van mij.

Toch, al die achternamen. Een ogenblik langer liet ik de gedachte toe en het kostte nadien moeite het patroon níet te zien. Haast al die uitgestalde boeken kon je wel aanprijzen met een gele sticker “Bekend van TV!” Ik héb niet eens een tv. Ben ik dan nog wel de doelgroep? Verderlezen…

Tekstschrijver: teksten over bier

pils

Als zelfstandig tekstschrijver ben ik natuurlijk in de eerste plaats breed inzetbaar. Over allerlei onderwerpen kan ik voor u schrijven, als ik maar over de juiste informatie beschik. Slechts zelden verkoop ik “nee”, eigenlijk alleen als ik merk dat een onderwerp ál te ver van me af staat. Dat is dan eerlijkheid. Ook eerlijk: ik heb natuurlijk wel ’n paar specialiteiten. Wie dit blog ’n beetje kent zal wel weten welke. Voor teksten over bier kunt u bijvoorbeeld uitstekend bij mij terecht.

Webteksten voor brouwers

Klanten vinden mij online en meestal vinden ze mij omdat ze naar webteksten zoeken. De moderne tekstschrijver schrijft vooral voor het internet. Ook teksten over bier zijn meestal voor dat internet bedoeld. Heel simpel: een brouwer wil een website, om zich aan zijn klanten voor te kunnen stellen, en vraagt mij om die teksten voor hem te schrijven. Dat kan ik net zo goed als een brouwer brouwen kan. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.