Tag dialect

1
Altijd Schokker blijven – of worden
2
Een monument voor het Meslânzers
3
Franekers beschreven en vergeleken
4
“Tessels. Taal over zee” in druk
5
Niet over taalgrenzen heen
6
Alle talen op een eiland
7
Beurd en deen & de Lange Juni
8
Heel de toekomst van het Hylpers
9
Noord-Hollandse dialectenmiddag
10
’n Tessels gedicht

Altijd Schokker blijven – of worden

Schokland is geen eiland meer, toch zal het dat altijd blijven: een eiland, een herinnering, een legende zelfs. Een plek voor verhalen en verbeelding. Het eiland kan gebruikt worden voor gelaagde fictie, liet Haro Kraak zien in zijn roman ‘Het water bewaart ons’, en hij is zeker de enige niet die zich door het smalle strookje ander land in de Noordoostpolder liet inspireren. Maar het échte Schokker verhaal moeten we zoeken in ‘Het eiland van Anna’ door Eva Vriend.

‘Het eiland van Anna’

Dat eiland van Anna is Schokland dus, en eigenlijk juist niet, want deze Anna Diender (1910-1988) werd geboren toen Schokland al lang niet meer bewoond werd. Wél was het nog een eiland, dat wel; de Noordoostpolder moest nog droogvallen. Maar Anna was geen Urkse of Wieringse die dat vanuit haar keukenraampje zag gebeuren, ze was een vastelander, een vrouw uit Brunnepe bij Kampen. Daar groeide ze op tussen andere vastelanders die tegelijk eilanders waren, in hun hoofd en ook in de hoofden van anderen: Schokkers. Mensen van Schokland.

Deze merkwaardige situatie was ontstaan in 1859. Toen was Schokland ontruimd, of ‘opgeruimd’ zoals toen wel gezegd werd. “Opruiming. Het verschilt twee letters met ontruiming, maar het klinkt veel harder”, merkt Vriend daarover op.

Verderlezen…

Een monument voor het Meslânzers

Midslands, heet het in het Nederlands, maar in het woordenboek dat vorige week van deze kleine Waddentaal verscheen, lees je vooral ‘Meslânzers’. In oudere bronnen komt ook nog wel de spelling ‘Meslônzers’ voor. Ergens daartussen ligt de werkelijke klank van dit woord, maar wie dat horen wil, moet er een lange reis voor overhebben. Meslânzers wordt gesproken op het midden van Terschelling.

Terschelling is lang en vrij smal, tenminste, voor wie het met Texel vergelijkt. Het is een richel duin met wat bescheiden polders aan de waddenkust, met dan aan het westeinde die geweldige vuurtoren waar de boot op aan vaart, en in het oosten een wildernis van platen en kreken waar de menselijke taal verstomt.

Op het kleine stukje wereld waar wél Terschellingers wonen, daar spreken zij minstens vier talen. Nederlands, natuurlijk, maar dat is pas van de laatste tijd, die taal is aan komen spoelen met de badgasten en het onderwijs. Het bijzonderste zijn toch wel de drie éígen talen van Terschelling: Westers, Aasters, Meslânzers. Twee van die talen zijn Friese dialecten die aardig afwijken van wat er op het Friese vasteland voor Fries doorgaat. Het Meslânzers, dat is – ja, wat eigenlijk?

Een taal met een woordenboek én een grammatica

Het Meslânzers was tot voor kort het minst beschreven Waddendialect, als we het uitgestorven dialect van Vlieland buiten beschouwing laten. Er was geen grammatica van, geen woordenboek; de beginnetjes die er waren konden niet tippen aan de woordenboeken die er over Westers, Aasters, Schiermonnikoogs, Amelands en Tessels verschenen waren. Aan die scheefgroei heb ik zelf nog bijgedragen ook door mijn eigen dikke boek over het Tessels, maar daar stond dan tenminste nog een hoofdstukje over het Meslânzers in. Met in dat hoofdstuk gelukkig wel het bericht dat er aan iets geschreven werd.

Het boek, met de kerk van Midsland op de kaft

Nu is dat er: het Meslânzer Woardeboek. 286 bladzijden telt het en op die bladzijden staan niet alleen maar woordenlijsten, er is ook een stevige grammatica in het Woardeboek opgenomen. Geweldig. Hier is duidelijk werk in gestoken, door de Meslânzers zelf (Triny Martens, Gettje Pals, Piet Smit en Nel Swart vormden de ‘werkgroep Meslânzers’), maar zeker ook door de Friese taalkundige Siebren Dyk.

Siebren Dyk is in deze materie geen onbekende naam. Dyk verzorgde eerder ook al de woordenboeken over het Amelands en het Hylpers, met bij dat laatste woordenboek óók al zo’n prettig uitgewerkte grammatica.

Die grammatica is het gouden randje van het Meslânzer Woardeboek. Dat we nu in een heldere uitleg kunnen lezen dat men in het Meslânzers, net als het Engels, stemhebbende medeklinkers ook stemhebbend uitspreekt op het woordeinde – dus: braav, echt waar – dat is een ontzettende rijkdom. Daar kan heel de Nederlandse taalkunde mee toe, ik zou zelfs zeggen: dit feitje mag voortaan niet onvermeld blijven in de inleidingen op onze klankleer. En dat is dan nog maar het begin van die grammatica.

Zo heb je haast heel de taal in handen met dit Meslânzer Woardeboek en dat is meer dan mooi. Later dan al die andere eilandtalen, maar tóch: het Meslânzers heeft nu een eigen spelling, een eigen grammatica en een eigen woordenboek waaruit wie wil veel van deze taal leren kan.

Een plekje op de dialectenkaart

Met zo’n boek in handen moet de vraag wat voor taal dat Meslânzers nou is toch best te beantwoorden zijn. Maar de moeilijkheid is toch wel dat ieder hier een eigen bril opzetten kan. Voor mij, natuurlijk, is dit boek in de eerste plaats een feest van herkenning. Het Midslands heeft onmiskenbaar veel woorden, klanken en ook taalregels met het Tessels van mijn familie gemeen.

Met ’n Tesselse bril op

Ik heb daar ook bést naar gezocht, natuurlijk. Dat het Midslandse scheap rijmt op het Tesselse skéép (schaap), dat wist ik al en het is bijzonder genoeg, want in het Amelands is het skaap en zo is het in Harlingen of in ’t Bildt ook. Deze overeenkomst tussen het Midslands en de dialecten van Texel, maar ook Wieringen, Enkhuizen en vroeger Vlieland, prikkelt eenieder die in het Midslands een gaaf oud Hollands wil zien. Met scheap, maar ook met sleape, dread, sead en zelfs een readhús (raadhuis), allemaal ee-klanken voor wat in de Standaardtaal een aa geworden is.

Een ander zal misschien kijken naar woorden die in deze taal verdwaald lijken, die naar andere talen wijzen. Waar in het Meslânzers gezegd kan worden dat het braav drok is, daar valt te denken aan het Zweedse bra, dat ook op ‘braaf’ teruggaat, maar net als in het Meslânzers versterkend kan worden gebruikt (‘zeer druk’). En wat te denken van et smaakt as eul, voor iets dat lekker is. Moet ik hier aan een Noord-Europees biertje (öl/øl) denken? Of is dat mijn bierbril…

Siebren Dyk spreekt natuurlijk geen Tessels, zijn referentiekader is het Fries en ook met die taal zijn er genoeg overeenkomsten aan te wijzen. Dat laat Dyk dan ook niet na: in de grammatica wordt steeds de vergelijking met het Fries gemaakt. Dat geeft extra gelaagdheid aan de uitleg die gegeven wordt en dat is mooi. Maar niet altijd voegt dat helemaal. Waar Dyk het Meslânzer jij lope vergelijkt met de Friese verbuiging van jo (de vertaling zou jo rinne zijn, dus ook met -e), daar miste ik als Noord-Hollander toch wel de vermelding van het Westfriese jij loupe. Zulke vormen staan misschien in een groter, zelfs ander verband.

Fragment van de grammatica

Dyk ziet het Meslânzers ook in de eerste plaats als een vermenging van Fries en Hollands. Dat maakt die vergelijking met het Fries relevant, daar waar ik eerder zal denken: dit is gaaf Noord-Hollands, al hebben die mensen wel altijd Friestalige buren gehad, maar kijk dus zeker ook naar Texel en de rest van Noord-Holland. Het is een oude discussie die nog steeds gevoerd wordt.

Dat die discussie er is, dat is ook wel heel mooi natuurlijk. We misten dit woordenboek nou juist zo omdat we allemaal wel wisten dat het materiaal nieuwe invalshoeken kon bieden. Al hoeven natuurlijk lang niet al die invalshoeken, al die interpretaties en overwegingen ook in een woordenboek te komen. De verdienste van het woordenboek moet toch eerst en vooral zijn dat al dat materiaal erin verzameld staat.

Een monument met toekomst

Die verzameling is geweldig. Goed, niet alle woorden staan erin. Dat bijvoorbeeld ‘kunnen’ wel, maar ‘kennen’ niet is vertaald, dat viel me wel op. Maar er zijn gelukkig veel mooiere woorden. De kantlucht aan de horizon, de selling op het strand, de fúketakke in het Wad: ze schilderen het eiland, dat blijft prachtig. Veel plantennamen, viel me op, daar is echt op gelet. En dat wat we op Texel nog wel tittelóze noemen in deze taal tytloas heet, dat kon ik met mijn Tesselse bril op natuurlijk weer extra waarderen.

Zo’n materiaalverzameling moet ook geen besluit zijn, geen graftombe voor een verdwijnende taal – dat zou echt veel te hard zijn. Niet in steen, maar in hout is hier gebeiteld, dit woordenboek mag een begin zijn. Van méér schrijven in het Meslânzers, meer toneel, meer optredens. Ook de terugkerende toerist heeft nu iets om op terug te vallen, zelfs bij discussies over de klemtoon van Formerum en Landerum. Ieder kan er het zijne mee.

De eilanders lieten in eerdere publicaties over hun Meslânzer Woardenboek al merken dat ze daar klaar voor zijn: meer doen met het Meslânzers, meer doen met de Terschellingerr taalrijkdom in het algemeen. Het woordenboek koestert de taal, maar mag haar ook een beetje vrij laten. Dan kan het Meslânzers zeker nog wel even mee als die bijzondere eilandtaal op de randen van onze dialectkaart.

  • Meslânzer Woardeboek
  • Siebren Dyk (redactie), Triny Martens, Gettje Pals, Piet Smit & Nel Swart (werkgroep)
  • Afûk, Leeuwarden 2024
  • Online te bestellen

Franekers beschreven en vergeleken

Zaterdag zag ik Wieringen, Harlingen en als het niet zo mistig was geweest, had ik vanaf de Afsluitdijk vast Texel ook gezien. Heel het dialectlandschap uit mijn boek en dan ook nog in grijstinten, zoals ik het zo graag zie en beschreven heb – ik had toch maar geluk, al hing me dan een lockdown boven het hoofd. De bus bracht me naar de trein en die reed naar Franeker, dáár moest ik zijn. In Franeker werd afgelopen zaterdag namelijk een bijzonder dialectboek gepresenteerd, het uitzonderlijk uitgebreide Franeker Woardeboek.

Franekers in Tesselse oren

Ik kwam uit Alkmaar, maar de Franekers dachten wel, dat ik van Texel kwam. Dat was te begrijpen, want ik was er omdat ik dat boek over het Tessels heb geschreven, “Tessels. Taal over zee”, het dikke boek waar ik de afgelopen weken mee rondzeul, omdat ik het zo graag aan iedereen persoonlijk wil bezorgen. Wat natuurlijk eigenlijk niet kán, maar als het om dialectboeken gaat, dan willen mensen voorbij het mogelijke gaan. Dat werd ook wel duidelijk tijdens de presentatie van het Franeker Woardeboek.

Dramme, dat was het Franeker woord dat het meest bleef hangen, al is dat natuurlijk helemaal geen bijzonder woord. Dat hoeft ook niet, het Stadsfries van Franeker is niet bijzonder omdat het zo exotisch is (zoals het Schiermonnikoogs of zo), het is bijzonder omdat het zo vertrouwd voelt, voor wie Tessels spreekt en zelfs voor wie Nederlands spreekt. Hier hoor je het vroegere “algemeen beschaafd” van Friesland in terug, de taal die Friezen spraken als ze buiten eigen kring kwamen (ze vertrokken met een hynder van de boerderij maar verkochten het als eem peard op de markt), de taal die in Franeker door professoren en studenten werd gesproken toen de Academie er nog was, de taal die in de stad de moedertaal van de Franekers werd en er het Fries wist te verdringen. Zo is het Franekers een plaatselijke variant van een noordwestelijk Standaardnederlands waar ook m’n eigen Tessels onder te scharen valt. Vanzelfsprekend sprak ik dan ook Tessels met de Franekers, en zij Franekers met mij. Dat kan best.

Maar dramme dus. Dat is wat een woordenboekenmaker doen moet, anders wordt het nooit wat. En Wim Aalbers had het gedaan, hij had gedramd, steeds opnieuw, en spoorde zo heel het Genoatskap foar ut Behoud fan ut Franekers aan om er wat bijzonders van te maken. In het bijzonder Anneke Tulp en Annalies van der Pol-Bouma hebben er veel geduld voor over gehad, bleek wel uit de speldenprikjes die tijdens de presentatie uitgedeeld werden. Een ondankbare klus misschien, dramme, maar uiteindelijk kwam de dankbaarheid dan toch, in veelvoud. Wat een werk is er verzet! Het boek was zonder dramme toch anders geworden, het was er misschien zelfs niet geweest. Dan was het Franekers niet het best beschreven Stadsfries geweest en nu is het dat wel. Verderlezen…

“Tessels. Taal over zee” in druk

Het is gedrukt!

Heel mijn dikke dialectboek. Ik kan het nu in m’n handen houden en dat is toch wel heel bijzonder. Er zit toch vijf jaar werk in, natuurlijk… En nu is het een pak papier, met een mooie kaft erom, en een leeslint erin. Een beetje luxe mag best.

Je kunt het boek online bestellen in mijn boekwinkel: “Tessels. Taal over zee” (druk: €50,-; e-boek: €10,50).

Niet over taalgrenzen heen

In november schreef ik er ook al over: als ik er de tijd voor heb, doe ik onderzoek naar het Tessels, het eilanddialect van mijn familie. Ik werk aan een zwaar boek, waar alles wat ik aan Tessels vond een plek moet vinden, en ook wat ik niet vond en niet zeker weet. Meer dan Tessels moet er in komen te staan, ik kom ook over andere dialecten te spreken, die aan het Tessels verwant zijn, en over het Fries.

Verderlezen (in het Fries)…

Alle talen op een eiland

In herberg De Zwaan te Hollum zat ik en at ik zaterdagavond tussen mensen van alle Waddeneilanden aan dezelfde tafel. Amelanders waren er thuis, Schiermonnikogers, Terschellingers en Texelaars waren er gast. Door een speling van het lot was één van de Schiermonnikogers op Vlieland geboren, wat de vertegenwoordiging compleet maakte. Een bijzondere samenkomst die een vrolijk resultaat was van het Wadden Vertel Festival dat in het weekend van 16 en 17 november op Ameland werd georganiseerd. Twee sprekers van Texel, één van Terschelling, één van Ameland en één van Schiermonnikoog hadden die middag over hun eiland en de zee verteld en zouden dat zondagmorgen nog eens doen.

Het is niet eenvoudig om mensen van al die eilanden samen te brengen, de afstanden zijn nu eenmaal lang. Maar als het dan eenmaal lukt, dan vergeet je haast alle moeite, zo vanzelfsprekend lijkt het dan. Het praat toch wel makkelijk, zo van eilander tot eilander. De Waddeneilanden delen eeuwen van geschiedenis, ze hebben misschien wel meer gemeen met elkaar dan met het vasteland. Dat spreekt ook uit de talen van de eilanden en juist die kregen bij het Wadden Vertel Festival alle aandacht: alle vertellers deden hun verhaal in hun dialect. Het ging dus van Tessels tot Schiermonnikoogs, van Simon Dros tot Jelle Woudstra – zelfs in die namen ligt al iets van de taalrijkdom besloten.

Dat ik er op Ameland bij mocht zijn was natuurlijk een eer. Hoewel ik Tessels spreek en ook een eilander achternaam heb, ben ik eigenlijk giên echte, ik ben nou eenmaal opgegroeid op het vasteland. Ik kwam ook gewoon met de bus naar de veerhaven van Holwerd. Mijn onderzoek naar het Tessels en mijn publicaties over dat dialect (zoals het Tessels Taalboekje en Beurd en deen) zorgden ervoor dat de Historische Vereniging Texel me uitnodigde mee te komen en er vooral notities van te maken. Al die Waddendialecten samen, dat zou voor mij toch gefundenes fressen zijn? Verderlezen…

Beurd en deen & de Lange Juni

Het mag mei wezen, toch begint morgen de Lange Juni, de Texelse cultuurmaand. De Lange Juni duurt ook tot in juli, trouwens. Dan is meteen helder waarom het lange juni heet. Texel heeft ook veel meer cultuur dan één maand aankan, natuurlijk. Dat spreekt. Er is beeldende kunst, er is theater, er is muziek… En er is de eilander taal, het Tessels. Die cultuurhistorie hoort er wat mij betreft ook bij. En dus schreef ik Beurd en deen en ben ik van 25 juni tot en met 7 juli druk bezig met het vervolg op de Tesselse Taalpraatjes.

Beurd en deen

Beurd en deen is mijn tweede boek, na het Tessels Taalboekje uit 2018. Dit boek gaat over de geschiedenis van Texel. Het is niet meer in eigen beheer, maar samen met TexelNU uitgegeven, het past in de onder liefhebbers wel bekende “Verhalen”-reeks van TexelNU. Maar het is wel helemaal anders. Hillegaar aars, moet ik zeggen: Beurd en deen is van begin tot eind geschreven in het Tessels. “Gebeurd en gedaan”, betekent het. De eilandgeschiedenis en het dialect worden in dit boekje met elkaar verweven en dat is maar terecht ook, want ik laat in Beurd en deen zien hoe taal en verleden op Texel zichtbaar en hoorbaar in elkaars verlengde liggen.

Beurd en deen is een boek over Texel en over geschiedenis, maar net als het Tessels Taalboekje is het ook een boek over taal. Er zijn aparte hoofdstukjes over het Tessels, die per periode uitlichten wat de weerslag van het verleden op de eilandtaal is geweest. Zo komen er ook weer allerlei onverwachte verbanden aan bod: Tessels en Fries, Tessels en Amsterdams – ok, die kenden we al wel uit het Taalboekje. Maar ook: Tessels & Goerees, in navolging van mijn eerdere artikel over de taal van Eierland. In gewonemensentaal, heel letterlijk dus (want: in het dialect), wordt zo taalgeschiedenis geschreven. Ik raad dit boekje uiteraard iedereen aan. Texelaars, maar ook Overkanters, want uiteindelijk is dit een geschiedenis van ons allemaal. Verderlezen…

Heel de toekomst van het Hylpers

HylpersGisteren reisde ik naar Friesland. Het was er het weer voor; Friesland is misschien wel op z’n mooist met het eendenkuikentjesweer van gisteren en vandaag. Het riet langs de plassen is nu nog geel van de winter, maar de velden zijn donkergroen en de vogels jagen er overheen: kieviten, grutto’s, af en toe een kiekendief. Met het dieseltreintje voer ik voorbij de kleine scheepjes die de dorpen er wel kijken. Mijn bestemming was Hindeloopen, waar niet alleen de lente, maar ook de Hindelooper taal gevierd werd. Dit Hylpers kreeg gisteren z’n langverwachte woordenboek, waarmee het ineens één van de best beschreven Friese dialecten werd. En dat had het Hylpers verdiend, dat zou nog blijken.

Hylpers in ’n groter verband

Ik stapte overigens niet in Hindeloopen uit, maar in Molkwerum. Het was immers fantastisch weer en als tekstschrijver zit ik wel genóeg binnen, ik wilde over dijk wandelen, van Molkwerum op Hindeloopen aan. Het Hindelooper kerkje hield ik als een vuurtoren voor ogen. Op de heenreis had ik Workum en Makkum ook al zien liggen, in de trein waren er scholieren geweest die, afgaande op hun accent in het Fries, wel naar Warns of iets daaromtrent op weg waren: heel de omgeving van Hindeloopen was even om mij. En daarmee de bijzondere geschiedenis van het Hylpers. Verderlezen…

Noord-Hollandse dialectenmiddag

Gisteren werd er op het Noord-Hollandse vasteland net wat minder dialect gesproken dan anders, en op Texel net wat meer: dialectsprekers uit heel de provincie waren naar Den Burg afgereisd om er de Noord-Hollandse dialectenmiddag bij te wonen. Véél dialect was er, veel verschillend dialect vooral, letterlijk van Tessels tot Huizers, de twee uiterste hoeken van de provincie. Merkers en Volendams, Westfries en Derpers, Wierings en Henkuzers, Huizers en Blaricums: we hoorden ze naast elkaar en konden zelf beluisteren hoe die dialecten verschilden en ook weer op elkaar leken.

Tessels in verband

De Historische Vereniging van Texel had mij gevraagd de middag te openen met een korte lezing over de overeenkomsten tussen al die dialecten. Dat is waar men mij op Texel inmiddels wel om kent: dat ik het Tessels, dat natuurlijk ook uniek en bijzonder is, graag in een breder verband plaats. Op dit blog heb ik dat ook al gedaan (bv. Plat-Amsterdams in de ring van de geschiedenis) en in de studie waar ik aan schrijf doe ik dat tot in de diepste details nog ‘ns over.

Verderlezen…

’n Tessels gedicht

Over het Tessels schrijf ik van alles, maar meestal schrijf ik dat dan wel in het Nederlands. Een enkele keer maak ik eigen Tesselse teksten, bijvoorbeeld toen ik m’n “Tesselse Taalpraatjes” (juni 2018) aankondigde. Ook heb ik wel eens wat vertaald. Een leuke vertaalopdracht was die, waarbij ik het gedicht Denkend aan Texel in het Tessels om mocht zetten. Het resultaat zou worden voorgedragen in een filmpje van TexelInformatie, dat Texel geregeld adembenemend in beeld brengt.

Het filmpje ziet er zo uit:

(TexelInformatie.nl)

De tekst, zoals ik die vertaalde, geef ik hieronder mee. Zijn er verschillen tussen het geschrevene en gesprokene? Zeker! Ik wilde ook graag dat de dialectspreker er een eigen draai aan kon geven. Hoe dichter de dialectspreker bij zichzelf blijft, hoe beter het Tessels. Om die reden leverde ik het gedicht ook in twee spellingen op: eenmaal in de gebruikelijke dialectspelling, met z’n accentjes, en één keer in een meer intuïtieve spelling. Dat moest het inlezen ervan makkelijker maken. Ik ben blij dat de spreker het er zo goed van heeft afgebracht, want het is echt een kunst om tijdens het voorlezen het schriftbeeld los te laten. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.