De spiegeling van een eiland
Gaat een eilander op vakantie? Die vraag krijgen Texelaars wel eens van de toeristen die er komen. Het antwoord verschilt natuurlijk van persoon tot persoon. Mijn vader kan in zo’n geval in ieder geval vertellen dat hij in zijn Texelse jeugd één keer op vakantie is geweest. Dat was een tochtje naar Urk, waar mijn opa netten moest hebben, of iets anders dat met z’n werk te maken had – het is maar wat je vakantievieren noemt.
Gaan Urkers op vakantie? Jawel, weet ik nu. Sommigen gaan zelfs heel ver weg, naar Spanje of naar Los Angeles. Maar er zijn er ook die op de camping van Urk gaan staan, samen met andere Urkers, omdat je daar elkaar tenminste kent. Het is één van de vele vrolijke feitjes die ik haal uit De ontdekking van Urk, door de Vlaamse journalist Matthias M.R. Declercq. Een half jaar woonde hij op het eiland om het te leren begrijpen en zijn boek is daar de weerslag van.
Eiland op, eiland af
Een boek over een eiland, zelfs al is dat eiland niet echt een eiland meer, dat fascineert mij natuurlijk. Ik begon aan De ontdekking van Urk ook zeker met de hoop er iets van Texel in te herkennen, het eiland van mijn familie; ook iets van Wieringen misschien, dat inmiddels óók een eiland van familie geworden is en net zo „eiland af” als Urk. Maar daarnaast was er bij mij toch vooral dezelfde fascinatie die ook Declercq gegrepen heeft: Urk als iets onbekends en ongenaakbaars, een verre wereld. Exotisme.
Dat exotisme houdt de Urker graag in stand: Verderlezen…

Als bierliefhebber kom ik natuurlijk nogal eens in die speciaalbiercafés, waar ze me vele tientallen lekkere bovengistende bieren kunnen voorschotelen, als ik dat wil. Daar laat ik me ook geregeld toe verleiden, want ik wil zoiets best. Er is immers zoveel heerlijks te proeven. Van bijna branderige IPA’s tot koffiestouts waar je haast wakker van wordt, van friszuur tot donkerzoet, van delicaat tot buitenissig – jawel, ik mag het allemaal graag proberen. Maar ik wil ook wel eens een lekker pils bestellen en dan gaat het verkeerd.
Alkmaar is het hele jaar erg genoeglijk, maar het mooist is onze stad wel in de herfst. Dan kleuren de bomen zo heerlijk mee. Vooral in het stadspark, de Alkmaarder Hout, kun je tinten tellen. De doorkijkjes hebben zo nog veel meer diepte dan anders in ‘t jaar. Maar in het park is ook het ziekenhuis, ooit MCA, nu een filiaal van Noordwest-Ziekenhuisgroep. Dat gebouw, dat zich steeds opdringt tussen al het kleurige geboomte, is een reden om uit dit prachtige Alkmaar weg te willen.
Nederlanders houden Belgen voor bourgondisch. Dat krijg ik altijd weer te horen als ik vertel dat ik in België heb gestudeerd en anders hoort m’n vrouw het wel, want die is er geboren en getogen. Meestal hebben die Nederlanders dan wel een beeld van bourgondisch in hun hoofd dat niet helemaal klopt met de Belgische definitie. Ze denken dan aan heel veel krullen en liflafjes en ander hoogculinair gedoe, terwijl bourgondisch in de eerste plaats staat voor lekker eten en drinken waar je zin in hebt. Een stevig bord stoemp en een goeie pot bier, dat is ook bourgondisch. Wat dat betreft zou het voor Nederlanders helemaal zo exotisch niet hoeven zijn.

Ik ken eigenlijk geen andere stad in Nederland waar zoveel vooroordelen over bestaan als over Den Helder. Het jammere is dat die vooroordelen meestal ook precies dezelfde zijn, het komt steeds op dat zelfde belegen grapje over ergens dood gevonden willen worden neer, en dat grapje wordt dan ook nog ‘ns gebracht alsof de bevooroordeelde dat grapje zélf bedacht heeft. Nee, ’t is geen pretje om over Den Helder te spreken. Maar in de veilige monoloogvorm van dit blog wil ik ’t ‘r nog wel ‘ns op wagen, en wel, omdat Den Helder dit weekend even de bierhoofdstad van Noord-Holland is. Dat heeft alles te maken met het
Het staat niet op zichzelf en het zal allemaal ook wel ’n beetje aan de komkommertijd liggen, er was in ieder geval volop tijd voor bij de
Petje af voor deze recensie. Uiteindelijk is het boek ook zo bedoeld.