Auteur Marcel

1
De kindertaal van Siem en Roel: op z’n Duits
2
In het museum
3
Franekers beschreven en vergeleken
4
“Tessels. Taal over zee” in druk
5
Na het boek
6
De rode maan
7
De kroon op de kerk
8
De spiegeling van een eiland
9
Niet meer naar Friesland
10
Een eigen gids voor Alkmaar

De kindertaal van Siem en Roel: op z’n Duits

Nederlands is de moedertaal van Roel en Siem. Dat daar ook wat Tessels bij zou komen, dat was wel te verwachten – en dat is ook goed, natuurlijk. Een ‘skéép’ op de ‘diek’, dat weten ze wel, zeker. Maar door wat toevalligheden heeft die ándere taal die je op Texel zo veel hoort, het Duits, ook nog een plekje in beider hoofden weten te bemachtigen.

Het heeft wel alles met Texel te maken gehad dat dit zo heeft kunnen lopen. Op Texel verblijven we met het gezin namelijk in het buitengebied, ver van het grootsteedse Den Burg vandaan. We hechten aan de karakteristieke huisjes van Waddenpark Avanti, net ‘achter diek’, in polder ’t Noorden. Inderdaad, de plek waar ooit de Taalpraatjes plaatsvonden.

Op Avanti is eigenlijk alles, ook tv, maar een kabelaansluiting is er niet. Daarom is er satelliet. Iets wat ik me van vroeger bij oma thuis ook herinner, trouwens. ‘Stòtteliet’. Als boos weer de ontvangst hinderde, dan zei ze: ‘de teevee is diês’, zoals ook het weer diezig wezen kon (nevelig, mistig). Charmes die ook bij het televisiekijken op Avanti horen. Maar opvallender: deze satelliet ontvangt heel veel Duitse zenders.

Avond op Avanti

Als het weer op Texel even niet mee zit en de televisie desondanks niet ‘diês’ is, kijken we daarom naar Duitse tv. Het KinderKanaal heet er KiKa, voor Nederlanders misschien een tikje verwarrend maar toch duidelijk zat, en het zendt de hele dag best aardige kinderprogramma’s uit. ’s Avonds, om tien voor zeven, komt het bekende Sandmännchen met zijn liedje, dat de kinderen zand in de ogen strooit: Klaas Vaak.

Prachtig vinden de kinderen dat allemaal en vooral dat Zandmannetje is een traditie geworden. Thuis in Alkmaar hebben we niet eens een televisietoestel, maar wel internet natuurlijk. Die tien minuutjes Duitse kindertelevisie voor het slapengaan zijn er in gebleven. En hoe weinig dat ook is, tien minuutjes per dag, het heeft een prachtige basis gelegd.

Dat merkten we deze jaarwisseling nog maar eens, toen we in Eupen waren. Een Belgisch stadje, maar echt Duitstalig. Siem las er met plezier de bordjes langs de straten en de pleinen voor. En Roel aarzelde niet om Duits terug te praten bij de bakker om de hoek. Mooi.

Eupen

Zeker Roel kan ook indrukwekkend precies zijn in het Duits. Hij wees in de winkel op een geurige Hervekaas: “Das ist mein Lieblingskäse”. Toen zijn moeder die anekdote later vertelde maar per ongelijk ‘meine’ zei, verbeterde hij dat. Het woordgeslacht zit er toch goed in. Zoals hij ook feilloos allerlei toch best buitenissige Duitse meervouden weet. Van ‘Buch’ naar ‘Bücher’ is toch niet niks, maar in zijn jonge hoofdje is het een vanzelfsprekendheid.

Siem is een snelle vertaler, merken we op. In een gesprek met ons laat hij daarom niet veel Duits horen, hij zet alles meteen naar het Nederlands om. Zou hij minder Duits spreken dan Roel, vroegen we ons af. Maar nee: tegen Duitstaligen, in Eupen dus, spraken ze allebéi Duits.

Het is een bijzonder talent van kinderen om talen haast vanzelf op te pikken, gewoon, door ze te horen. Elke dag een beetje Duits doet nog geen wonderen, ze zijn geen volleerde moedertaalsprekers, dat niet – maar ze voelen zich in ieder geval thuis in het Duits. En dat is toch maar handig, al was het maar omdat Duitsland het favoriete vakantieland van hun vader is.

In het museum

Nu ik weer een museumkaart heb, en twee kinderen ook, zie ik zo nu en dan een museum van binnen. Het zal een jaar of tien geleden zijn geweest dat ik voor het laatst een museumkaart had. Ik werkte wel nog een tijdje in een biermuseum, maat dat was een ouderwets museum, met informatie en een chronologie en van die dingen. Wat ik tegenwoordig in musea zie is toch wel wat anders.

Verderlezen (in het Fries)…

Franekers beschreven en vergeleken

Zaterdag zag ik Wieringen, Harlingen en als het niet zo mistig was geweest, had ik vanaf de Afsluitdijk vast Texel ook gezien. Heel het dialectlandschap uit mijn boek en dan ook nog in grijstinten, zoals ik het zo graag zie en beschreven heb – ik had toch maar geluk, al hing me dan een lockdown boven het hoofd. De bus bracht me naar de trein en die reed naar Franeker, dáár moest ik zijn. In Franeker werd afgelopen zaterdag namelijk een bijzonder dialectboek gepresenteerd, het uitzonderlijk uitgebreide Franeker Woardeboek.

Franekers in Tesselse oren

Ik kwam uit Alkmaar, maar de Franekers dachten wel, dat ik van Texel kwam. Dat was te begrijpen, want ik was er omdat ik dat boek over het Tessels heb geschreven, “Tessels. Taal over zee”, het dikke boek waar ik de afgelopen weken mee rondzeul, omdat ik het zo graag aan iedereen persoonlijk wil bezorgen. Wat natuurlijk eigenlijk niet kán, maar als het om dialectboeken gaat, dan willen mensen voorbij het mogelijke gaan. Dat werd ook wel duidelijk tijdens de presentatie van het Franeker Woardeboek.

Dramme, dat was het Franeker woord dat het meest bleef hangen, al is dat natuurlijk helemaal geen bijzonder woord. Dat hoeft ook niet, het Stadsfries van Franeker is niet bijzonder omdat het zo exotisch is (zoals het Schiermonnikoogs of zo), het is bijzonder omdat het zo vertrouwd voelt, voor wie Tessels spreekt en zelfs voor wie Nederlands spreekt. Hier hoor je het vroegere “algemeen beschaafd” van Friesland in terug, de taal die Friezen spraken als ze buiten eigen kring kwamen (ze vertrokken met een hynder van de boerderij maar verkochten het als eem peard op de markt), de taal die in Franeker door professoren en studenten werd gesproken toen de Academie er nog was, de taal die in de stad de moedertaal van de Franekers werd en er het Fries wist te verdringen. Zo is het Franekers een plaatselijke variant van een noordwestelijk Standaardnederlands waar ook m’n eigen Tessels onder te scharen valt. Vanzelfsprekend sprak ik dan ook Tessels met de Franekers, en zij Franekers met mij. Dat kan best.

Maar dramme dus. Dat is wat een woordenboekenmaker doen moet, anders wordt het nooit wat. En Wim Aalbers had het gedaan, hij had gedramd, steeds opnieuw, en spoorde zo heel het Genoatskap foar ut Behoud fan ut Franekers aan om er wat bijzonders van te maken. In het bijzonder Anneke Tulp en Annalies van der Pol-Bouma hebben er veel geduld voor over gehad, bleek wel uit de speldenprikjes die tijdens de presentatie uitgedeeld werden. Een ondankbare klus misschien, dramme, maar uiteindelijk kwam de dankbaarheid dan toch, in veelvoud. Wat een werk is er verzet! Het boek was zonder dramme toch anders geworden, het was er misschien zelfs niet geweest. Dan was het Franekers niet het best beschreven Stadsfries geweest en nu is het dat wel. Verderlezen…

“Tessels. Taal over zee” in druk

Het is gedrukt!

Heel mijn dikke dialectboek. Ik kan het nu in m’n handen houden en dat is toch wel heel bijzonder. Er zit toch vijf jaar werk in, natuurlijk… En nu is het een pak papier, met een mooie kaft erom, en een leeslint erin. Een beetje luxe mag best.

Je kunt het boek online bestellen in mijn boekwinkel: “Tessels. Taal over zee” (druk: €50,-; e-boek: €10,50).

Na het boek

Nu dat mijn boek af is, wacht ik. Zo’n boek is eigenlijk nooit klaar hoor. Maar ik kan er nu niets meer aan veranderen, dat heeft de drukker gezegd, dus het is wel definitief. Ik kan niets meer doen. Ik wacht,

Nou weet ik ook al niet zo goed maar wat ik zou móeten doen. Het is een soort lockdown, een boek af hebben.

Verderlezen (in het Fries)…

De rode maan

De maand zou groot en rood moeten zijn, maar ik zag daar niks van. Op andere dagen was de maan rond half tien goed te zien, boven het dak en net voorbij die ene boom die tegen de wind in was gegroeid. Maar nu niet. Het was licht genoeg om het opschrift op het bord nog te lezen, “Vanavond Supermaan – 21:40 op z’n mooist”, en 21:40 wás het, daar kon het niet aan liggen. Ik moest maar op de dijk nagaan of de maan wel te zien was.

Verderlezen (in het Fries)…

De kroon op de kerk

Nu zie ik de kerk terug. Dat kan hier alleen in de winter, als de bomen zonder blad zijn en het torentje door de takken heen komt. Een echte toren heeft onze kerk niet, alleen maar er is een klein ding op gezet waar de klokken in luiden, dat staat in het midden van het grote schip, het schip met rondom ramen en het leien dak. Daar kijk ik naar.

Verderlezen (in het Fries)…

De spiegeling van een eiland

Gaat een eilander op vakantie? Die vraag krijgen Texelaars wel eens van de toeristen die er komen. Het antwoord verschilt natuurlijk van persoon tot persoon. Mijn vader kan in zo’n geval in ieder geval vertellen dat hij in zijn Texelse jeugd één keer op vakantie is geweest. Dat was een tochtje naar Urk, waar mijn opa netten moest hebben, of iets anders dat met z’n werk te maken had – het is maar wat je vakantievieren noemt.

Gaan Urkers op vakantie? Jawel, weet ik nu. Sommigen gaan zelfs heel ver weg, naar Spanje of naar Los Angeles. Maar er zijn er ook die op de camping van Urk gaan staan, samen met andere Urkers, omdat je daar elkaar tenminste kent. Het is één van de vele vrolijke feitjes die ik haal uit De ontdekking van Urk, door de Vlaamse journalist Matthias M.R. Declercq. Een half jaar woonde hij op het eiland om het te leren begrijpen en zijn boek is daar de weerslag van.

Eiland op, eiland af

Een boek over een eiland, zelfs al is dat eiland niet echt een eiland meer, dat fascineert mij natuurlijk. Ik begon aan De ontdekking van Urk ook zeker met de hoop er iets van Texel in te herkennen, het eiland van mijn familie; ook iets van Wieringen misschien, dat inmiddels óók een eiland van familie geworden is en net zo „eiland af” als Urk. Maar daarnaast was er bij mij toch vooral dezelfde fascinatie die ook Declercq gegrepen heeft: Urk als iets onbekends en ongenaakbaars, een verre wereld. Exotisme.

Dat exotisme houdt de Urker graag in stand: Verderlezen…

Niet meer naar Friesland

Schrijf die column nou, zegt de grote dichter Knilles in een kort mailtje. Jawel, die column, die moest ook nog. Daar ben ik anders ook wel eens laat mee, de redactie van Ensafh zal er wel niets achter zoeken als ik er even mee wacht. Maar nu is het wel erger. Ik kom er nauwelijks toe, in het Fries te schrijven. Ik ben al zo lang niet meer in Friesland geweest!

Verderlezen (in het Fries)…

Een eigen gids voor Alkmaar

In 2016 schreef ik een persoonlijke reisgids over Texel, het eiland van mijn familie, die ik Een eigen gids voor Texel noemde. Die gids heb ik als pdf-bestand op mijn website geplaatst, gratis, voor de liefhebber. Er kwamen vriendelijke reacties op en nadien ben ik over Texel blijven schrijven, in 2018 schreef ik het Tessels Taalboekje en in 2019 Beurd en deen, een geschiedenis van Texel op sien Tessels. Maar hoe vaak ik in die tijd ook op Texel was, de meeste tijd bracht ik in Alkmaar door, mijn woonplaats.

In 2020 veranderde er plotseling veel in de wereld. Door de coronacrisis zat reizen er voorlopig niet meer in, de trein was alleen nog voor essentiële verplaatsingen bedoeld en op Texel viel het toerisme even helemaal weg. Voor mij als tekstschrijver betekende dat: veel minder werk, tegelijk veel meer tijd om te gaan wandelen en fietsen. Zo herwaardeerde ik Alkmaar, een oude liefde. Ik was mijn stad te gewoon gaan vinden in de jaren die ik er woonde, alsof schoonheid slijt. Als het er naar lente rook zei ik: „het ruikt net als op Texel.” Waarom zei ik op Texel dan nooit dat het er net als in Alkmaar rook?

Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.