Auteur Marcel

1
’n Tekening van de veerhaven
2
De verengelsing van het hoger onderwijs
3
Afscheid van de veerboot Schulpengat
4
De kindertaal van Siem: de kracht van herhaling
5
Oude reizen: Duitslandreis 2009
6
Oude reizen: Europareis 2010
7
Proeven van taal: het soort die
8
Mystificatie rondom Nieuwediep
9
’n Fijn klein festival in Oudorp
10
Over streektaalgrenzen heen

’n Tekening van de veerhaven

bootfile den helderDat de veerdienst tussen Den Helder en Texel me aan het hart gaat, bleek vorige week wel, toen ik hier stilstond bij de laatste overtochten van de veerboot Schulpengat. Dat was ’n blogje over nostalgie, over het verleden en mijn eigen herinneringen daaraan. Een week later gaat het vooral over de toekomst van de veerhaven. Want die is nog lang niet zeker.

De veerhaven als probleemgeval

De veerhaven van de Teso ligt in Den Helder, wat natuurlijk logisch is, want dat is de dichtstbijzijnde stad als je van Texel komt. In Den Helder is ook het ziekenhuis, het station, er zijn onderwijsinstellingen en je vindt er net wat meer winkels dan op Texel. Het is voor de eilanders wel praktisch dat ze zo’n stad dichtbij hebben (de andere Waddeneilanden liggen wat dat betreft toch een stuk verder van de noodzakelijke voorzieningen).

Hoe vanzelfsprekend die verbinding ook is, toch gaan er hier en daar stemmen op om de veerhaven te verplaatsen, naar Den Oever bijvoorbeeld. Daar heb je de A7 en dat is lekker praktisch voor Duitse caravans. Of zo. Het klinkt natuurlijk vrij belachelijk, die haven naar daar verplaatsen, waarom zou je het eiland willen afsluiten van het ziekenhuis en andere voorzieningen? Dat het vooral een provocatie is blijkt wel uit het antwoord op die vraag: daar moet dan maar ’n tweede veerdienst voor komen. Tja.

Maar waarom die provocatie? Verderlezen…

De verengelsing van het hoger onderwijs

verengelsingZo af en toe is taal zo nieuwswaardig dat er in het openbaar over wordt gediscussieerd. Dan ben ik er met m’n taalblog in de regel als de kippen bij om ook mijn zegje te doen, want discussies over taal geven m’n schrijverij bestaansrecht. De laatste weken, of maanden al afhankelijk van wie je volgt op Twitter, is er zo’n discussie over de verengelsing van het hoger onderwijs – en toch heb ik er hier nog niks over gezegd. Laat ik dat dan vandaag ‘ns doen.

Opzien tegen verengelsing?

Dat verengelsing onwenselijk is, lijkt voor de tegenstanders ervan vanzelf te spreken. Meestal volstaan ze met wat praktijkvoorbeelden, die inderdaad wel wat belachelijk zijn, en laten de rest aan het oordeel van de lezer over. Als het goed is denkt die lezer dan: nou, die verengelsing, die lijkt me onwenselijk ja. Dat dat voor zo veel mensen vanzelf spreekt is trouwens wel interessant, ik zou zeggen: ook dat is een gegeven, ook dat is een argument. Maar het mag natuurlijk niet het enige zijn.

De argumenten vóór verengelsing, of beter gezegd de argumenten tegen de tegenstanders daarvan, gaan vaak nogal nadrukkelijk over dat sentiment. Dat zou angst zijn, angst voor het vanzelfsprekende, namelijk dat heel de wereld Engels spreekt en dat daar tegenin sputteren nogal achterlijk is. De dingen gaan zoals ze gaan en op de universiteiten gaat het nu eenmaal zo dat de omgangstaal van de wetenschap ook de voertaal in de collegezaal wordt. Ook dat proces is een gegeven, zou ik zeggen, want inderdaad gebeurt dit, niet alleen in Nederland.

Beide argumenten lijken verengelsing als iets te benaderen dat groter is dan wijzelf, als iets om tegen op te zien. Sommigen vinden het een woeker en verzetten zich, anderen leggen zich neer bij het onvermijdelijke. Het lijkt ’n beetje op de discussie over de EU of die over globalisering in het algemeen, dat maakt de discussie ook interessant. Maar ik zou verengelsing toch zo niet zien. Het is uiteindelijk een vrij overzichtelijk verhaal van keuzes maken en ambitie hebben.

Kiezen voor diversiteit

Verderlezen…

Afscheid van de veerboot Schulpengat

De Texelse boot, dat is niet altijd dezelfde boot. Dat heb ik als kind al geleerd. Toen ik nog heel jong was, waren er drie boten: Molengat, Marsdiep en Texelstroom. Tot gisteren waren er ook drie: Schulpengat, Dokter Wagemaker en Texelstroom – maar dan Texelstroom 2, het allernieuwste schip. Gisteren voer de oudste van het actuele drietal, de Schulpengat, voor de allerlaatste keer, zodat er vandaag nog maar twee boten zijn. Van de Schulpengat wilde ik graag afscheid nemen, dus toog ik gisteren naar de veerhaven.

De veerboot en mijn geheugen

Ik werd geboren in 1987, maar echte herinneringen heb ik natuurlijk niet aan mijn eerste jaren. De kleine eendeksbootjes – vaag heug ik ze, maar ik ken ze toch vooral van foto’s. Mijn herinneringen beginnen grofweg met de diensttijd van de Schulpengat en dus is van talloze herinneringen dit schip het decor. Het was dan ook echt nostalgie, die laatste overtocht van gisteren. De donkere salons, de rode stoelen van het rokersgedeelte, de waterkaart op de muur tegenover het buffet, de knoppen bij de deuren en de spiegeltjes die detecteerden of je er door liep… Het was allemaal herinnering. Die spiegeltjes, daar kon je een plakker overheen plakken, dan bleven de deuren openstaan. Wat vonden we onszelf dan grappig.
Verderlezen…

De kindertaal van Siem: de kracht van herhaling

Siem brabbelt er flink op los. Z’n eerste zelfverzonnen woorden verdienen dagelijkse aandacht, aldus Siem, en dus horen we ze de hele dag. Herhalen is het beste oefenen en dus herhaalt hij veel. Toch is er ook progressie, want er zijn trends waarneembaar in welke woorden hij het hardst oefent.

Van elá naar hetta

Siems eerste woordje zei hij al in z’n eerste weken, toen brabbelde hij elá of iets dat daar op leek als hij trek kreeg. Dat woord kreeg mettertijd gezelschap van örö, een woord dat hij met een grote glimlach uit kon spreken, bijvoorbeeld als hij geknuffeld werd. Ook bij örö lag de klemtoon achteraan. Siems kindertaal begon met Franse klemtonen en voor wie er de fantasie voor had, ook met Franse woorden: du lait, heureuxVerderlezen…

Oude reizen: Duitslandreis 2009

Onlangs schreef ik hier over mijn lange reis door het Duitse taalgebied, door de Alpenlanden heen en langs de Oostzeekust. Die reis was in 2010. Een jaar eerder, in de zomer van 2009, was ik ook al naar Duitsland geweest, met hetzelfde gezelschap. Die reis was minder ambitieus, er was ook minder tijd voor. Toch is ze aardig om hier te delen, zeker ook omdat dit een bierreis was.

Goed, als ik reis, dan drink ik altijd wel bier, dat ben ik als bierblogger aan mijn stand verplicht. Ik heb ook regelmatig over de bierculturen in buitenlanden geschreven. De route van deze reis was echter zó bedacht, dat drie belangrijke Duitse biersteden zouden worden aangedaan: Bamberg, Leipzig en Goslar. Bamberg voor het rookbier, natuurlijk, Leipzig en Goslar voor de gose.

’t Is lekker pedant om te zeggen dat ik al gose dronk voor het hip was, maar het is ook wel waar. In 2009 was de belangstelling voor dit friszure bier met koriander en zout minimaal. De twee oorsprongssteden (eerst Goslar, dan Leipzig) waren de enige steden waar je, met enige moeite, aan dit bier kon komen. Dat ik er zelf van wist was helemaal te danken aan Ronald Pattinson, die er in z’n European Beer Guide aandacht aan besteedde. Dat was in die tijden sowieso één van de weinige informatieve sites die ik over traditioneel Duits bier kon vinden. In voorbereiding op de reis voegde ik zelf op Wikipedia artikelen over rookbier en gose toe.

Lang geleden lijkt ’t zo, de vooravond van de inmiddels alweer uitgeraasde bierrevolutie, maar de herinneringen zijn gelukkig vers. De foto’s zijn van de volgende steden: Verderlezen…

Oude reizen: Europareis 2010

Van oude reizen blijven alleen de herinneringen over – tegenwoordig gelukkig nog in de vorm van foto’s. Zo blijven de kleuren, de luchten, de doorkijkjes bewaard. In dit blog foto’s uit 2010, toen ik met Interrail Europa doorkruiste, van provinciestadje naar provinciestadje, van paleis naar kasteel, van kathedraal naar kloosterkerk, en uiteraard – ook toen al – van brouwerij naar brouwerij.

Deze Europareis ging vooral door één taalgebied, het Duitse, met een klein uitstapje door dat stuk van Zwitserland waar nog Reto-Romaans gesproken wordt. Reto-Romaans is een echte grenstaal: ze lijkt op Italiaans, maar heeft ’n flinke Germaanse inslag. In de trein hoorde ik jongeren deze taal spreken, ik vroeg ze ernaar. “Eigenlijk is Duits onze moedertaal,” bekenden ze, “maar in de trein van school naar huis spreken we Reto-Romaans, om het te oefenen. Want het is wel een schoolvak.” Zo bewaart Europa z’n diversiteit, als curiosum. Voor de toerist is dat mooi.

Toen was ik nog student. Mijn gezelschap was ook student, een schoolvriend. Beide spreken we Duits, dat kwam dus wel van pas. Het reisschema was dit: Verderlezen…

Proeven van taal: het soort die

Waar gehakt wordt, vallen spaanders. ’n Taalfout is dan ook best te vergeven, zeker als je weet dat iemand veel moet schrijven en nog snel ook – journalisten moeten nu eenmaal heel wat hakken. Tegelijk slaat ook de kritische lezer de plank wel ‘ns mis. Dan lees ik iets waarvan ik denk: “hé, dat is fout”, om meteen daarna alweer te bedenken: “nee, toch niet, het lijkt maar zo.” Vandaag gebeurde het allebei: ik vergiste me en zag tegelijk tóch een taalfout.

woordgeslacht

Het gaat om bovenstaande zin. “Het merkwaardige is dat de nieuwe apensoort meer lijkt op het soort die leeft op Borneo,” schrijft de NOS, en al lezende bleef mijn oog hangen op “het soort”. Ja, dat kan ook, ik was me er meteen wel van bewust: “het soort” is niet fout. Toch had ik “de soort” verwacht. Beide versies zijn correct, tot zover is er dus eigenlijk juist geen probleem, ik was zelf overijverig.

Maar dan: die. Er staat: “het soort die”. Dat gaat toch zeker niet, je kunt naar een het-woord alleen met dat verwijzen en nooit met die. Hier is er dus toch ’n fout in het stukje geslopen, een fout die tegelijk lijkt te spelen met mijn eigen verwarring: is het nu “de” of “het soort”? Alsof de journalist gedacht heeft: ik doe het maar gewoon allebei, ik schrijf “het soort die”. Volgende keer “de soort dat”?

Mystificatie rondom Nieuwediep

In het noorden van onze provincie, waar de dijk het land omklemt, waar de veerboten afvaren, daar is Friese literatuur gemaakt, dus het moet daar eigenlijk wel een Fries stadje wezen. Het heet Nieuwediep en ook weer niet, de inwoners zeggen ’t wel eens zo maar op de plaatsnaamborden staat echt wat anders en het staat er ook maar in één taal. Ik heb het over Den Helder.

Verderlezen (in het Fries)…

’n Fijn klein festival in Oudorp

oudorpOudorp is de dorpse kant van Alkmaar. Nu is Alkmaar zelf ook al best dorps, zeker voor wie ‘r wel ‘ns ’n biertje drinkt, maar Oudorp is net even idyllischer en ook net even gemoedelijker. Dat bleek vandaag ook weer op het Oudorps bierfestival, gewoon in zaal Meereboer, gewoon achter Bar Nico (de plezierige dorpskroeg), gewoon naast de kerk en gewoon naast de Chinees – het had alles en daarom was ’t zo fijn.

Klein gehouden

De kleinschaligheid is de kracht van dit festival en daar is de organisatie zuinig op. De locatie is bescheiden: een groot vierkant met ’n muurtje halverwege, een bar in de hoek (meteen ook spoelpunt) en toiletten bij de ingang. Voor het gevoel namen de kraampjes van de brouwers eigenlijk net zo veel ruimte in als er voor de bezoekers over was. ’n Mooi evenwicht. Het publiek was nooit boventallig, we konden mekaar verstaan (ook in het West-Fries); gevarieerd was het wel, van jong tot oud, van man tot vrouw, van joôn tot moid.

Oudorps bier

Bierstad Alkmaar zegeviert, maar minimaal in Oudorp. Natuurlijk, er is wel ‘ns Zeglis bij Bar Nico en de Spar heeft allerlei lokale biertjes; De Die heeft z’n postadres in de Oudorperpolder, wat zeg ik, ze zijn bijna mijn buren. Maar alleen De Vis heeft ook z’n brouwerij in ’t dorp. Zij hebben ’n bescheiden installatie staan op het Oudorper bedrijventerrein. Voor mij waren ze de verrassing van het festival, al was het maar omdat ze in het Alkmaarse bierdorp nog niet zo bekend zijn. Verderlezen…

Over streektaalgrenzen heen

Als bierliefhebber bezoek ik regelmatig bierfestivals, als thuisdialectoloog voortaan ook taalconferenties. Gisteren was ik in Amsterdam voor een streektaalconferentie – dat is een soort festival met in plaats van bier lezingen, en in plaats van bierliefhebbers taalkundigen om mee te praten. Voor mij toch wel gefundenes Fressen, zoiets. Ik heb er ′n welbestede dag gehad.

De titel van de conferentie luidde: De wondere wereld van streektaalgrenzen en over de grenzen tussen dialecten, en over de grenzen tussen taal en dialect, gingen de lezingen, die werden afgesloten met een debat.

streektaalconferentieZoeken naar streektaalgrenzen

Het ochtendprogramma was gevuld met lezingen over dialectverschijnselen en hun verspreiding, met daarbij de vraag of die verschijnselen harde streektaalgrenzen konden opleveren. De actualiteit van het Catalaanse referendum gaf die vraag nog wat welkome urgentie. Kun je op basis van wat taalverschijnselen werkelijk grenzen trekken? Ja, je kunt kaarten tekenen, met isoglossen, met kruisverbanden, Wilbert Heeringa van de Fryske Akademy liet er prachtige zien. Maar zijn dat nu echt de taalgrenzen zoals we die voelen?

In de lezing van Jos Swanenberg werd ′n mooi praktijkvoorbeeld gegeven uit Noord-Brabant. De dialectkaart van die provincie, getekend door de grootmeester Weijnen, bestaat uit een wirwar van dialectgrenzen. De meeste van die dialectgebieden delen tenminste de kenmerken van het Brabants (even los van wat die zijn), maar er zijn twee uitzonderingen. In Willemstad en omgeving worden dialecten gesproken die eerder Hollands dan Brabants zijn, en in Budel wordt, als we naar de kenmerken kijken (bv. toononderscheid, ich voor „ik”) een Limburgs dialect gesproken. Toch ervaren de heemkundigen uit Budel hun dialect nog als Brabants en ook de provincie noemt álle dialecten in haar verzorgingsgebied Brabants. Is de dialectgrens dan louter een politieke? Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.