Auteur Marcel

1
De taal van Wilamowice
2
Dusseldorp in de februarizon
3
Taalkundeboeken: Slavische talen
4
Taalkundeboeken: Italisch en Romaans
5
Taalkundeboeken: Esperanto en Indo-Europees
6
Taalkundeboeken: niet-Indo-Europese talen
7
Een Wave van verengelsing
8
Niet om Mechelen heen
9
De k van Zeglis
10
Bier in Alkmaar

De taal van Wilamowice

Het voorbije weekend stond in NRC een artikeltje over het Wymysoojs, ook bekend als Wymysiöryś, de taal van het kleine Poolse stadje Wilamowice. Een Duitse taal is het, maar ze is ook wel Vlaams en Nederlands genoemd. Het artikel verhaalt vooral over de herrijzenis van die taal, een sympathiek project dat dood doet leven en taal doet spreken, en dat allemaal dankzij één jongen.

Het artikel werd me toegestuurd door een vriend. Het staat ook op de website van NRC en sinds 1 april staat het ook achter de betaalmuur van de Belgische krant De Standaard. Het blijft toch tobben met die kranten en hun betaalmuren, die blijkbaar ook al gelden voor de artikelen die ze van elkaar overnemen.

Gratis is en blijft mijn blog en hier kan ik u een artikel laten lezen dat ik zelf schreef over deze taal, jaren geleden alweer, in het tijdschrift B-Magazine, dat werd uitgegeven door studentenvereniging Babylon. Mijn publiek was wel enigszins met taalkundige termen vertrouwd, dus ik heb me laten verleiden tot een bondige beschrijving van het Wymysiöryś, of Wymysoojs. Het stukje is er nu als pdf:

Wordt er in Polen Vlaams gesproken? – het wonderlijke Wymysiöryś

Ook dat mag ’n herrijzenis heten, dat u dit artikel nu op mijn blog kunt lezen. Toen gold het Wymysiöryś zelf nog als een taal die op sterven na dood was. Het lijkt nu weer alle kanten op te kunnen, ook de goede.

Dusseldorp in de februarizon

Het laatste weekend van februari bracht ik door in de Duitse stad Düsseldorf, voor de liefhebbers van verouderde exoniemen natuurlijk beter bekend als Dusseldorp. Een vrij doorzichtige naam, het riviertje de Düssel stroomt nog steeds door de stad en die stad is natuurlijk ooit een dorp geweest, te strategisch gelegen om een dorp te blijven en daarom uitgegroeid tot een handelsstad en een politiek centrum.

Het moderne Dusseldorp heeft zo’n 600.000 inwoners, maar dient voor een veel groter gebied als centrumstad, wat je het duidelijkst ziet aan het grote en mondaine winkelgebied. Tegelijk is het een eigenzinnige stad met z’n eigen dialect, z’n eigen carnavalstraditie en vooral ook z’n eigen biercultuur. Al bij al was er voor mij dus genoeg te beleven.

1.

Ons hotel lag in een gewone buitenwijk, dankzij de nieuwe tramtunnel efficiënt met het centrum verbonden. De bebouwing was overwegend saaie wederopbouw, maar de Suïtbertuskerk was mooi gerestaureerd.

2.

3.

Het hart van de moderne stad is de Kö (Königsallee), een statige gracht waarlangs zich sjieke warenhuizen bevinden. Hier beginnen en eindigen ook de andere grote winkelstraten. Tijdens ons verblijf stond er een reuzenrad aan de Kö, om te vieren dat de nieuwe tramtunnel af was en het OV-netwerk nu een stuk completer was (Alles dreht sich ums neue Netz). Verderlezen…

Taalkundeboeken: Slavische talen

Met de inventarisatie van de vierde plank van mijn collectie boeken over taalkunde komen we te spreken over een echte liefde: de Slavische talen. Hoe dat zo gekomen is weet ik zelf niet eens, maar voor Slavische talen heb ik altijd een hart gehad, in het bijzonder voor het Tsjechisch.

Slavisch is leuk

Misschien heeft de eerste taal van plankje drie er wel een rol in: het Latijn. Die taal leerde ik op school, met plezier, maar twee dingen stonden me wat tegen aan het Latijn: hoe leuk ik de naamvallen ook vond, die werkwoorden vond ik eigenlijk te moeilijk en te veel gedoe – en verder bleef ’t toch een dode taal, natuurlijk. Hoe heerlijk was dan de ontdekking dat een hele wereld zich uitstrekte in het oosten van Europa, waar talen lééfden die naamvallen hadden als het Latijn, zonder dat je daar gratis een woud aan onnavolgbare werkwoordstijden bij kreeg?

Slavisch dus. Het leukste van Latijn (compacte naamvallen), het leukste van Grieks (een eigen alfabet), het leukste van mijn eigen taal (fijn twee werkwoordstijden en dan nog de notie van voltooiing) en daarbij dan nog, dat ontdekte ik later, leuke landen waar je die talen spreken kon… Geen wonder dat het Slavisch in mijn kast een plank verdient.

boeken-slavische-talen

Boekenlijst Slavische talen

Op deze plank staan 20 boeken. Eén ervan is op de foto niet te zien, dat staat achter de andere. Verderlezen…

Taalkundeboeken: Italisch en Romaans

Op de derde plank van mijn kast vol boeken over taalkunde staan de romaanse talen en hun moeder, het Latijn. Dat Latijn is strikt genomen een “Italische taal”, een zustertaal van het Oskisch en het Umbrisch. Ik kan me zo voorstellen dat ik, als ik ooit boeken zal bezitten over deze of andere dode Italische talen, die ook op dit plankje zal zetten. Dat is dus het thema van plank drie: Italisch en Romaans.

Romaanse talen: liefde en weemoed

Die romaanse talen zijn duidelijk populair in Nederland, het is niet moeilijk er Nederlandstalige publicaties over te vinden. Frans leren we op school, Spaans in bepaalde gevallen ook, en in mijn geval kwam het Latijn daar nog bij. Dat Latijn ben ik altijd blijven liefhebben, maar voor Frans en Spaans heb ik minder passie. Nee, dan Portugees. Daar valt tenminste nog wat te lachen… Roemeens boeit me ook, vooral om het taalcontact daar op de Balkan.

boeken-romaanse-talen

Maar de romaanse taal die me eigenlijk het meest fascineert, de taal die ik graag hoor zingen bij restaurant La Famiglia, ontbreekt: dat is het Sardijns. Daar is geen Prismagrammatica van en die gaat er ook niet komen. Dat stemt weemoedig. Deze taal had ooit prima papieren om de landstaal van Sardinië te worden, maar inmiddels holt het het Latijn achterna, de dode taal waar het Sardijns meer op lijkt dan eender welke moderne romaanse taal.

Boekenlijst Italisch en Romaans

Op deze plank staan 25 boeken. Verderlezen…

Taalkundeboeken: Esperanto en Indo-Europees

Ook de tweede plank van de boekenkast, die ik nu doorspit omdat ik mijn boeken over taalkunde in kaart wil brengen, levert op eerste zicht geen vleiende titel op. “Overig”, ach ja, dat is wel wat het is. Op dit plankje bewaar ik boeken over Indo-Europese talen die niet bij de drie onderfamilies horen waar ik de meeste boeken over heb, dus talen die niet Slavisch, niet Romaans en ook net Germaans zijn.

Om het erger te maken staan er op dit plankje ook nog twee boeken over een taal die strikt genomen niet eens Indo-Europees is: het Esperanto. Deze taal had eigenlijk op het vorige plankje moeten staan, tussen de creolentalen, want als deze kunsttaal dan toch ergens bij moet worden ingedeeld is het wel bij de creolen, het Esperanto is een mengeling van van alles. Maar daar werd het te krap, dus heb ik het maar zo gedaan. Wie weet verhuizen de andere creolen nog eens mee…

boeken-taalkunde

Boekenlijst Esperanto en Indo-Europees

Op dit plankje staan 15 boeken. Verderlezen…

Taalkundeboeken: niet-Indo-Europese talen

’t Leek me wel ’n mooi voornemen om mijn collectie boeken over taalkunde eens in kaart te brengen. Natuurlijk is zo’n collectie veranderlijk, ik koop er wel eens wat bij, maar dat maakt voor het internet niet uit: ik kan deze blogjes immers vrijelijk aanpassen en zo actualiseren wanneer dat nodig is. Taalkundeboeken dus, in een reeks, plank per plank. Vandaag de eerste plank, waar niet-Indo-Europese talen op staan.

Niet-Indo-Europese talen

Het is geen elegante aanduiding, maar het is wel praktisch: mijn collectie boeken over taalkunde behelst voornamelijk talen die op de één of andere manier aan het Nederlands verwant zijn, Indo-Europese talen dus, talen waarvan we aannemen dat ze zijn ontsproten uit één oertaal, het Proto-Indo-Europees, en vervolgens over heel de wereld uitgewaaierd zijn. Maar er zijn ook andere talen op de wereld, met een andere oorsprong. Die staan hier.

Niet-Indo-Europese talen zijn een restgroep in mijn bibliotheek. De creolentalen staan er, het Chinees staat er, de Oeralische talen, waar ik toch zo’n zwak voor heb, staan er ook. Zo ziet het er nu uit:

boeken-taalkunde

Boekenlijst niet-Indo-Europese talen

Op het plankje staan 38 boeken. Verderlezen…

Een Wave van verengelsing

Wie over taal blogt ontkomt maar moeilijk aan het onderwerp verengelsing, waar iedereen wel een mening over heeft en waarvan iedereen ook verwacht dat ik er een mening over heb. Gelukkig heb ik die mening, en die mening is dat er met ’n leenwoord op z’n tijd niks mis is, maar dat nodeloos Engels aanstellerij is en domeinverlies van het Nederlands (bijvoorbeeld in het onderwijs of in de Amsterdamse horeca) een slechte zaak is. Geen heel originele mening verder, dus ook geen reden om veel over verengelsing te bloggen, maar soms kan ook ik me niet inhouden.

Nodeloos Engels

Laat ik eerst, voor ik mijn aanklacht begin, maar verduidelijken wat ik nou eigenlijk nodeloos Engels vind. Mij hoor je niet protesteren tegen een woord als “computer” en zelfs niet tegen staande uitdrukkingen als “not amused” of “what’s in the name”. Dat het Engels soms tegen het Nederlands aanschurkt, ach, dat is prima, taalcontact is immers een fascinatie van mij, en taalcontact is er met zoveel talen.

Nee, nodeloos Engels is Engels dat er niet is om te communiceren (voor “computer” is gewoon geen algemeen begrepen Nederlands alternatief), niet om een geestig understatement te laten vallen en ook niet om naar iets te verwijzen (Shakespeare citeren moet maar mogen), nodeloos Engels is er om geen reden dan dat Engels zelf. Kijk mij ‘ns hip doen, ik zeg iets in het Engels dat niet in het Engels hoeft. Mensen die “Oh my God” krijten in plaats van “o mijn God” of iets wat nog dichter bij henzelf ligt. Verderlezen…

Niet om Mechelen heen

Mechelen rondleidingToen ik Mechelen voor de allereerste keer bezocht werd ik er meteen ten huwelijk gevraagd, maar dat was door een verwarde Afrikaanse die geen Nederlands sprak. Zij kon toen ook niet weten, en ik evenmin, dat ik jaren later een Mechelse schoonfamilie zou hebben, een familie die zij niet kende, maar ik nu dus wel; om Mechelen kom ik tegenwoordig niet meer heen.

Nu is dat wel het lot dat Mechelen beschoren lijkt: mensen gaan om de stad heen, over snelwegen, met de trein gaan ze er soms zelfs dóórheen, zelden is het hun eindbestemming. Dat is het ook voor mij niet en mijn vriendin, die er toch geboren is, woont nu alweer jaren in Alkmaar. Maar als wij Mechelen bezoeken, dan doen we dat niet vluchtig, en eigenlijk is Mechelen van iedere tocht beneden de rivieren toch de bestemming. Dat zou Mechelen voor meer mensen moeten zijn, want Mechelen is mooi.

Mechelen als middelpunt

Zowel in positieve als in negatieve zin valt Mechelen wel met het Nederlandse Utrecht te vergelijken. Het is een stad die midden in haar land ligt, en er toch het centrum niet van is. Het is een stad met veel historie en veel bezienswaardigheden, een aartsbisdom en een spoorwegknooppunt, maar het is ook een stad die mensen vooral passeren, omdat ze er denken dat er niks te beleven is. Zelfs de details kloppen: net als Utrecht heeft Mechelen een kloeke kathedraaltoren midden in het centrum staan en met een beetje fantasie kun je zelfs de houten vlonders in de Dijle met de Werfkelders aan de grachten vergelijken… Verderlezen…

De k van Zeglis

Zeglis

Het Zeglis op Google Maps.

De ouderdom van Alkmaar zie je niet alleen aan de gebouwen of de smalle steegjes, je ziet het ook aan de namen die straten er dragen. Hoewel veel ervan wel doorzichtig zijn (“Oudegracht”, “Langestraat”, “Dijk”), zijn er ook genoeg die alleen met ’n boekje te verklaren zijn, en sommigen blijven zelfs dan onduidelijk. Zo’n straatnaamraadsel is het Zeglis, een straat net buiten de binnenstad, met nog wel wat oude geveltjes en aan het einde bedrijven die uitkijken op het kanaal.

Waternaam

Dat kanaal is de eerste stap op weg naar een etymologie van Zeglis. Zeglis is namelijk, dat weten we ook van oude kaarten, eigenlijk een waternaam. Het Zeglis was een riviertje dat het lage deel van Alkmaar met de Schermer verbond. Daarmee verbond dit Zeglis trouwens twee tegengestelde waternamen: Schermer betekent “helder water”, Alkmaar (< Alkmeer) betekent “troebel water”, “modderig water” – dat Zeglis moet naar het oosten toe wel steeds lichter zijn geworden. Het riviertje is nu onderdeel van het Noordhollandsch Kanaal. Verderlezen…

Bier in Alkmaar

Bier in AlkmaarVolgend weekend, van 18 tot 20 december, vindt in Alkmaar weer het jaarlijkse kerst- en winterbierenfestival plaats bij proeflokaal De Kleine Deugniet. Een kleinschalig evenement is dat, niet iets waarvan ik verwacht dat het biertoeristen uit heel Nederland trekt, en toch is dit kleine festival voor mij een belangrijk puzzelstukje in het verhaal van bierstad Alkmaar. Want een bierstad is Alkmaar, zoals Alkmaar ook kaasstad is.

Alkmaars eigen bierrevolutie

Drie jaar geleden vond de eerste editie van het kerst- en winterbierenfestival. Het idee ervoor was in november 2013 ontstaan. “Iets leuks met bier” moest er komen, op een viltje stonden ideeën, eigenlijk maar wat losse ideeën, want Alkmaar was toen nog niet echt een bierstad. Wat wilde het publiek? Wie was het publiek? Wáár was het publiek? Als experiment begon dit festival, waarbij het nieuwe Belgische biercafé wat bijzondere winterbieren uit het klassieke bierland serveerde, en het zou ’n succes worden.

In de jaren die volgden werd de bierkaart in het Belgische biercafé een stuk spannender, met zeldzame IPA’s en porters en zelfs geuze, en tegelijk werden ook elders in de stad bierkaarten herschreven en evenementjes bedacht. De tijd was er rijp voor: ook Alkmaar kreeg, in navolging van Haarlem en Amsterdam, een biercultuur. Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.