Auteur Marcel

1
Taalgrenscontact
2
Echt Nederlands bier
3
Een taalreis naar Lytje Pole
4
Sinds taalcontact
5
Vijf plus 98
6
Sabine Vandeputte versus het Hollands
7
Hoge standaarden, echte talen
8
Terug naar Praag
9
Heinekens regenzomer
10
Ward Ruyslinck ging voorbij

Taalgrenscontact

Over taalcontact valt veel te zeggen, daarom wil ik er ook over bloggen, zeker sinds mijn aankondiging van februari. Toen mijmerde ik al even over België, ons buurland dat wel een ideale kweektuin voor taalcontact lijkt, met z’n taalgrens en z’n taalstrijd. Want waar grenzen zijn, daar is strijd, maar natuurlijk ook beïnvloeding en die beïnvloeding is in België snel gevonden.

taalcontact

Nederlandstaligen zijn natuurlijk in de eerste plaats in de invloed van het Frans op het Nederlands geïnteresseerd. Die is in Vlaanderen op alle niveaus merkbaar en gaat zelfs dieper dan de argeloze Nederlander op ’t eerste gehoor zou vermoeden. Verderlezen…

Echt Nederlands bier

De bierrevolutie lijkt haast voltooid. Zelfs de supermarkten pakken nu uit met speciaalbier en de kranten blijven er over schrijven, weliswaar nog niet zo veel als over wijn, maar toch al meer dan ooit tevoren. Ook het internet doet nog mee, bier wordt zelfs zo populair dat de online discussies erover hetzelfde niveau krijgen als die op GeenStijl of hln.be – misschien wennen voor de oudere revolutionair, maar de discussie is nu tenminste breed en niet meer voorbehouden aan alleen die aardige buren van het bierdorp.

Als de bierrevolutie haast voltooid is, wat blijft er dan over om voor te vechten? Even dacht ik: niets, maar toen herinnerde ik me ineens mijn oude strijdpunt: Nederlands bier. We moeten Néderlands bier gaan drinken, eigen bier, niet de hele tijd die zoete Belgen. Hoe gaat het daar nu eigenlijk mee? Heeft de bierrevolutie het Nederlandse bier eindelijk tot norm verheven? Tot mijn schrik stelde ik vast dat dat eigenlijk niet zo was. Verderlezen…

Een taalreis naar Lytje Pole

Stervende talen vertederen me wel eens, maar stervende eilanddialecten gaan me aan het hart. Dat komt natuurlijk omdat ik geen taal zo lief heb als het Tessels, het opgewekte eilanddialect dat mijn oma me leerde; het komt vast ook omdat ik gewoon van eilanden houd, van het wad en hoe de maan daarop skinstert in de nacht, en omdat ik houd van de mensen die in dat wad voortleven, het kustvolk dat maar duurt en duurt, en dat een taal verdient.

Ik schrijf dit in een café op Schiermonnikoog. Boven de muziek in ’t Engels uit kakelt een tafel badgasten over het Belgisch van Verhulst en over zichzelf vooral. Aan de bar wordt een westelijk Nederlands gekout dat bij geen stad hoort, en ogenschijnlijk ook niet bij de eilanders die het spreken. Buiten is het duisterder dan waar ook in Nederland. Op dit eiland kruipt een oude taal de vergetelheid in, en ik ben hier om daar naar te kijken.

Eilaunders, zo heet die stervende taal. Verderlezen…

Sinds taalcontact

Talen beïnvloeden elkaar, dat is bekend, en taalcontact is van alle tijden. Tegelijk is het geen onderwerp waar gemakkelijk over te spreken valt, want je taal door ’n andere taal laten beïnvloeden, dat is toch eigenlijk niet stoer. Voor veel mensen voelt verfransing of verengelsing als gezichtsverlies, het heet verloedering en zo. Zelfs taalwetenschappers draaien wel ‘ns om de pot…
Terwijl er ook best veel moois over taalcontact te vertellen valt. Op m’n blog wil ik dat in de nabije toekomst ook vaker gaan doen.

Vandaag trap ik af met ’n groter gezichtsverlies, namelijk dat voor Nederland ’n tikje pijnlijke akkoord dat in Minsk gesloten is, en waarin Oost-Oekraïense oorlogsmisdadigers amnestie beloofd wordt. Niet ongewoon voor ’n dergelijk akkoord, maar voor de vervolging van de vermoedelijke daders van de aanslag op de MH17 natuurlijk een wel erg vroegtijdig einde. En Nederland heeft er weer ‘ns geen enkele invloed op uit kunnen oefenen.

Allerlei politici reageerden, maar de reactie van CDA’er Omtzigt, geciteerd door de NOS, vond ik voor nu even het interessantst:

“Wij willen met spoed weten wat dit betekent voor het onderzoek, sinds Oekraïne partij is bij zowel het Minsk-akkoord als onderdeel is van het JIT, dat onderzoek doet naar de aanslag op de MH17.” Verderlezen…

Vijf plus 98

Het telwoord van de week is natuurlijk vijf plus 98. Dat zou volgens Tarik Z., de man die gister binnendrong in de studio van de NOS, het aantal hackers zijn dat hij vertegenwoordigde. Voorlopig lijkt er niet veel van waar te zijn, ook ik kan er niet meer over zeggen, maar dat getal, vijf plus 98, fascineert me.

Vijf plus 98, dat is natuurlijk 103. De formulering van Tarik Z. is hoogst merkwaardig, al zullen de meeste mensen zich vooral aan andere merkwaardigheden gestoord hebben (terecht natuurlijk, maar ik ben nu eenmaal een taalliefhebber). Waarom schreef hij niet gewoon 103? Mogelijk bedoelde hij dat er 98 hackers waren, en vijf gewapende mannen in het gebouw, zoals hij verderop in zijn dreigbrief suggereert, maar “vijf plus 98” kan natuurlijk ook een stilistische keuze zijn.

Four and twenty blackbirds

Er bestaat een klassiek Engels kinderversje, Sing a Song of Sixpence, waarin gerept wordt van four and twenty blackbirds. Verderlezen…

Sabine Vandeputte versus het Hollands

Vlaanderen.svgEergisteren schreef ik over talen met verschillende stijlregisters voor verschillende gelegenheden: een standaardtaal voor formele, een spreektaal voor informele situaties. Eergisteren verscheen op de website van de VRT een column van hun correspondente in Nederland, Sabine Vandeputte. Zij schrijft over Vlaams versus Hollands en lijkt daarmee, ongetwijfeld onbewust, zelfs op mijn blog te reageren: “Spreek één taal en hou je eraan,” stelt ze. “Spreek Nederlands als Vlaming of spreek je dialect. Maar ga die twee niet mengen.” Een duidelijk pleidooi tegen de Tussentaal, zoals die alledaagse Vlaamse spreektaal meestal genoemd wordt.

Op zich is er weinig nieuws onder de zon, er wordt wel vaker kritisch over de Tussentaal gesproken. Vanouds was het ideaal immers dat Vlaanderen en Nederland dezelfde standaardtaal zouden gebruiken en de Tussentaal wordt als een bedreiging voor dat ideaal gezien. Stel nu dat die Tussentaal zich ontwikkelt tot een eigen Vlaamse standaard…?

Sabine Vandeputte kiest verrassend genoeg een andere benadering in haar strijd tegen Tussentalen. Verderlezen…

Hoge standaarden, echte talen

Het einde van oktober wachtte ik af in Praag. Een heerlijke stad, zolang je maar uit het toeristisch centrum wegblijft, en voor mij ook een taalbad, want ik leer Tsjechisch. Maar welk Tsjechisch heb ik nu in Praag geleerd, was dat wel hetzelfde Tsjechisch als in de cursus? Tsjechië is een land waar tweetaligheid norm is: de standaardtaal verschilt er van de spreektaal, en welk van de twee je gebruikt, hangt van de situatie af, of, in mijn geval, van je cursus.

Natuurlijk was het geen verrassing, ik wist wat mij te wachten stond. Over de Tsjechische taalsituatie is het nodige geschreven en ik lees het liefst alles wat er over het Tsjechisch geschreven is. Ik ken de afwijkingen, ik weet welke naamvallen er in de spreektaal vereenvoudigd worden en ik weet ook dat ze op het tv-journaal nog echt dobrý zeggen en niet dobrej. Ik heb het allemaal thuis kunnen lezen. Soms las ik zelfs dat de Tsjechische situatie uniek is.

Verderlezen…

Terug naar Praag

Meisjes van ’n jaar of veertien kunnen soms zo raar verliefd zijn, op een jongen ouder en ver weg, een jongen waarvan je toch zou denken dat zij ook wel weten dat ‘ie onbereikbaar is – wat ze dan ook meestal wel weten. Zulke verliefdheden zijn veilige verliefdheden, verliefdheden waar nooit van wat hoeft te komen, maar die tenminste wel voorzien in de behoefte gewoon een keer verliefd te zijn. ’t Is vertederend en ongevaarlijk. Voor de rest zijn die meisjes dan nog te onzeker.

Toen ik nog veertien was moet ik ook onzeker zijn geweest, zoals iedereen dat op die leeftijd is, jongens ook. Verliefder werd ik er niet van en verder ook niet meisjesachtig, wat grappig zou zijn geweest. Toch denk ik nu dat ik zo’n zinloze, tedere en ongevaarlijke jeugdliefde wel heb gehad. Die liefde was Tsjechië, Praag in het bijzonder, een land waar ik tot twee keer toe bijna op vakantie ging, tot m’n ouders de reis weer annuleerden, omdat zij ook onzeker waren en toch geen veertien meer.

Verderlezen…

Heinekens regenzomer

Ook dit najaar moet de firma Heineken slechte verkoopcijfers openbaren. De verkoop van bier daalde in heel Europa met wel 5%. Toch gelooft Heineken niet dat zoiets hun bedrijfsvoering, hun producten of hun imago aan te rekenen valt. Welnee, het ligt aan de regenachtige zomer, schrijft Heineken, en die uitleg neemt de NOS klakkeloos over: “Heineken baalt van regenzomer”.

Regenzomer? Ja? Goed, het heeft in augustus regelmatig geregend en ik herinner me zelfs een gruwelijke plensbui die mijn stadswandeling onmogelijk maakte, waardoor ik en mijn gezelschap in een café zijn blijven hangen, maar een echte regenzomer zou ik de voorbije tijd niet willen noemen. Heel dikwijls was het prettig terrasweer en vaak ook was het gewoon drukkend warm. Een Hongaarse kennis van mij die drie weken in Nederland was had nooit verwacht dat ons Noordzeeland zulke zomers hebben kon. Toch hadden we er één.

Heineken zag die zonneschijn niet, Heineken miste de bijna-hittegolf, Heineken vond geen terrasjes en zelfs geen cafeetje om even te schuilen bij een bui. Deze zomer heet voor Heineken regenzomer, want Heineken verkocht minder bier dan vorig jaar. Verderlezen…

Ward Ruyslinck ging voorbij

Mijn vader is ooit een lezer geweest. Hij las als kind elke dag en heel veel, dat heeft hij mij verteld. Tegenwoordig leest hij zelden nog boeken. Wel print hij het internet uit, dat hoort bij zijn generatie.

Toen ik interesse kreeg in de grotemensenliteratuur zocht ik in de boekenkasten thuis naar boeken om mee te beginnen. Er stond ’n Couperus die m’n moeder ooit van haar zus cadeau gekregen had: Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan…. Daar moest ik maar niet mee beginnen, zeiden de grote mensen. Gelukkig stond er ook iets van Ward Ruyslinck en dat hadden we niet gekregen, mijn vader had het boekje zelf gekocht.

Ik heb het boekje uit de kast gepakt en mijn vader er naar gevraagd. Het was een oud bibliotheekboek, “Afgeschreven” stond er, en Het reservaat. Veel had ‘ie er niet voor betaald. Waarom was het er, waarom had hij het gekocht? Verderlezen…

Wat hier staat, is van Marcel Plaatsman - van mij dus. Ik heb het geschreven, anders stond 't hier niet.